Twee wijngaarden
Gedrieën waren de mannen het pad van Le Plateau afgelopen en nu stonden ze, niet goed raad wetend met de situatie, op de binnenplaats voor het terras.
“Un petit verre?” loste Régis dit ongemakkelijke moment op. Hij keek zijn broer en Harold vragend aan.
“Oké,” knikte Bernard. “Maar eerst even douchen.” Hij trok zijn bebloede overhemd dat tegen z’n borst plakte los en voegde eraan toe: “En iets anders aantrekken.”
Harold trok een stoel naar achteren en nam plaats in de schaduw van de plataan. De zon had haar hoogste punt bereikt. In het dal steeg de hitte in golven op uit de aarde en deed de lucht boven de wijngaarden trillen. Geen blaadje bewoog. Zelfs de krekels hadden er het zwijgen toe gedaan.
Régis kwam uit de keuken met een gekoelde fles rosé en glazen. Hij schonk in en ging naast Harold zitten.
Harold hield zijn glas omhoog: “Op Le Plateau.”
“Santé!” zei Régis. Ze proostten en namen een slok.
“Het is ongelofelijk,” zei Harold, “dat hij nog beplant is met de authentieke Merlotstokken!”
“Miracle…” zei Régis zacht, nog onder de indruk van de gebeurtenissen.
“Op een of andere wonderlijke wijze,” zei Harold, “heeft jouw plateau de epidemie weten te trotseren.”
“Het lijkt er inderdaad op…” knikte Régis. “Maar hoe kan zoiets?”
Harold schudde zijn hoofd. “Geen idee. Misschien de hoge, geïsoleerde ligging? Geen contact met andere, besmette wijngaarden?” Hij zweeg even en staarde in de vallei.
Toen vervolgde hij op wat zachtere toon: “Jouw ongerepte wijngaard is gevonden.” Hij zweeg weer.
“Maar ik geloof dat ik nóg iets heb gevonden…”
Régis keek Harold verrast aan. “Nóg iets? Wat dan?”
Harold lachte een beetje gegeneerd en sloeg een paar denkbeeldige kruimels van zijn broek. “Tja…Hoe zal ik het zeggen…Mijn eigen wijngaard?”
“Huh?”
“Dat gezoek naar jouw liefdeswijngaard, dat is ook een soort zoektocht in mezelf geworden. Om het maar even poëtisch uit te drukken: een zoektocht naar de liefdeswijngaard die ik zelf ooit was. Jij zei laatst toch dat je mij dankbaar was? Nou, ik ben jou veel meer dank verschuldigd.”
Hij nam een slok van zijn wijn en liet die peinzend door zijn mond spoelen.
Régis maakte protesterende geluiden. “Mais non, Ârold, dankzij jou is al mijn wijn verkocht!”
Harold besteedde er geen aandacht aan en vervolgde: “Jij bent een heel bijzondere vent, Régis. Jij hebt wat ik ben kwijtgeraakt. Jij hebt je oorspronkelijkheid behouden, je vrije geest, je spontane manier van denken en doen. Jouw geestelijke wijngaard, om de vergelijking maar even door te trekken, heeft nog zijn authentieke stokken, terwijl de mijne is aangetast en gerooid en inmiddels vol staat met een ratjetoe aan moderne varianten. Ik ben wel wijnboer geworden, maar ik slaag er niet in om mijn oude leven van me af te schudden. Ik sleep het voor eeuwig met me mee.”
“Maar we blijven toch wel vrienden, Ârold?” vroeg Régis bezorgd en reikte naar de wijn om nog eens bij te schenken.
Harold keek op en glimlachte naar hem. “Nou en of…” zei hij zacht. “Voor het leven. En tot ver daarna…”