De stralende, de nimmer falende

Harold voelde iets groots en harigs bewegen in zijn mond. Geschrokken spuugde hij de druiven die hij zojuist van de struik had geplukt weer uit. Tussen de fijngekauwde druiven op de grond vocht een dikke, zwartbruine spin voor zijn leven. Op zijn rug liggend wriemelde hij in paniek met zijn pootjes. Toen wist hij zich met een ruk weer om te draaien en schoot onder een afgevallen druivenblad.

Het liep tegen de oogsttijd en Harold vond dat, als je wilde weten of druiven rijp genoeg zijn om te oogsten, domweg in je mond steken nog altijd de beste methode was.

Met iets meer aandacht dan daarvoor wilde hij z’n hand opnieuw tussen de bladeren steken om wat druiven af te plukken, toen de telefoon in zijn broekzak rinkelde.

“Bonjour, ouwe wijnboer!” De klaterende lach van Miranda, een vriendin uit het verre Nederland, deed helemaal in Frankrijk de merels uit de druivenstruiken vliegen. Miranda runde een goedlopend cateringbedrijf in Amsterdam. Voor een belangrijke presentatie van een nieuw automodel was ze op zoek naar een eenvoudige, niet te dure rode Bordeaux van goede kwaliteit. Twaalfhonderd flessen, in eerste instantie.

“Regel ik voor je!” riep Harold nog voordat hij wist hoe hij dat eigenlijk zou moeten regelen. Werktuigelijk wilde hij zijn bedrijfsleider bellen, met een beetje mazzel waren er nog wat kelderrestanten.

Maar op het laatste moment bedacht hij zich: ik verkoop mijn wijn toch wel. Maar voor Régis zou dit een uitgelezen gelegenheid zijn om zijn afzet te vergroten!

Met zijn gehackte iPhone aan zijn oor slenterde hij bellend door zijn wijngaarden. Hier en daar trok hij met z’n vrije hand wat druiven van de stokken en stopte ze in zijn mond.

Hoewel ze al zoet waren als honing, mochten ze nog wel een weekje of wat blijven hangen, zo luidde zijn conclusie.

Na herhaaldelijk proberen kreeg hij Régis aan de lijn.

“Excusez-moi!” verontschuldigde die zich. “Ik zat op de trekker. Dan hoor ik m’n telefoon niet.”

 

Tevreden als een hommel aan een lavendelstengel kuierde Harold in de late middagzon tussen de wijnranken door terug naar zijn château. Vervuld van warme gevoelens, met een hint van trots: de deal was rond en alles was in gang gezet. Bovendien zou zijn zojuist verrichte goede daad op het moment van zijn klop op de hemelpoort zeker niet onopgemerkt blijven, zo leek hem.

Zou hij een etiket voor Régis ontwerpen? schoot hem te binnen. Dat lullige kasteeltje met dat kanon d’r voor van hem, dat zou toch leuker moeten kunnen. Frisser, hipper. Maar ach nee, laat ook maar, daar was nu toch geen tijd meer voor, de wijn moest eind volgende week al ge-etiketteerd en wel in Nederland staan. Wellicht in het geval van een eventuele vervolgorder. Dat zou trouwens niet zo gek zijn, een vervolg-order, want voor Régis was dit een uiterst gunstige deal: Miranda betaalde hem ruim een euro per fles meer dan de cave coopérative.

 

Dit plotselinge succes bleef echter niet zonder gevolg. Het had bij Régis de mening doen postvatten dat Harold de Almachtige Wijnverkoper was, de oplossing voor al zijn problemen.

Nog geen twee dagen later stond hij voor de poort. De pet in de hand, zijn gezicht als een pas geploegde akker. Hij wilde gaan oogsten, maar hij had nog wijn van vorig jaar in zijn cuves zitten. Of Harold misschien iemand wist die interesse had in zesduizend flessen boerenwijn.

Harold keek naar zichzelf in de spiegel en hij voelde: ik stam af van de wilde dieren. Ik ben drie miljoen jaar oud. Ik heb tegenspartelende vrouwen aan hun haren mijn grot binnen getrokken, ik heb schedels ingeslagen, tevreden smakkend heb ik het merg uit de beenderen van mijn overwonnen vijanden gezogen. Dus een plonsje wijn verkopen zou toch moeten kunnen lukken, zou je zeggen.

Inwendig kamde hij zijn haar, zette zijn stralendste glimlach op en vervuld van onverschrokken stoutmoedigheid drukte hij Miranda’s nummer. Geïnteresseerd informeerde hij of de presentatie naar tevredenheid was verlopen en of Régis’ wijn in de smaak was gevallen.

“Ze vonden ‘m hartstikke lekker!” Er klonk oprechte verbazing in haar stem. “Er waren er zelfs die vroegen waar ze die wijn konden bestellen! Tja, je hebt ze d’rbij…Die lui hebben echt de ballen verst…”

“Ho, ho, HÓ!” onderbrak hij haar krachtig. “Ik heb ‘m zelf geproefd en ik vond ‘m héérlijk!”

“Ik heb ‘m ook geproefd, schat. Uiteraard. En ik vond het een kneiterharde, vegetale wijn. Best te hachelen hoor, als je d’r een portie vlammetjes naast zet, maar niet iets dat je voor je plezier drinkt. Maar goed, hij kost ook niet veel.”

“Misschien had je een voute vies,” probeerde hij nog leuk. Maar deze suggestie werd resoluut van tafel geveegd.

Hij besloot over te schakelen op de tactiek van de gekuste aarde: “Ik heb ‘m bij de wijnboer zelf op het terras gedronken en…” Teneinde haar gevoelige snaar te bespelen begon hij in beeldende volzinnen Régis’ château te beschrijven: de vallei, de rivier, de krekels…

Maar hij werd onderbroken door Miranda’s klaterende lach. “Volgens mij heb je daar de vallei, de rivier en de krekels zitten drinken en niet de wijn. Kom ‘m maar ‘ns hier op mijn TL-verlichte werkkamer proeven. Dan piep je wel anders. Hoe dan ook: ik vind het hartstikke lief dat je aan me denkt, maar zesduizend flessen van die meuk kan ik in geen zesduizend jaar kwijt. Sorry.”

 

Maar de liefde voor Régis’ boerenwijn had zich diep in zijn ziel geëtst en Harold liet niet los. Als een pitbull in een broekspijp bleef hij rukken en trekken aan een onbeweeglijke wijnafzet-markt.

Uiteindelijk, na dagenlang bellen en terugbellen en weer terugbellen, had hij een afnemer gevonden. Hij bedacht een nieuwe naam die de karakteristiek van Régis’ boerenwijn tot uitdrukking moest brengen: ‘Essence du Terroir’. Hij ontwierp een bijpassend etiket en liet Nederlandstalige achteretiket drukken.

 

De week daarop reed hij naar Nederland en samen met een bevriende supermarktfiliaalhouder organiseerde hij op een mooie zaterdag een behoorlijk groots opgezet wijnweekend, helemaal gewijd aan Régis’ boerenbordeaux. Hij liet boompostertjes printen, deed interviews op de lokale radio en zorgde voor artikelen in de plaatselijke kranten.

Ook de supermarktchef had zijn best gedaan; op de wijn-afdeling was een tafeltje met een vrolijk kleedje neergezet, er waren glazen, wijnkoelers om als spuugbak te fungeren en mandjes met voorgesneden stokbrood. Op de kop van het schap had hij een muur van dozen ‘Essence du Terroir’ gebouwd waarop hij een vergeelde poster had geplakt van een wijngaard met een authentieke Franse wijnboer die vermoedelijk al jaren geleden het loodje had gelegd.

Bruisend van verkooplust was Harold al vroeg ter plaatse. Tevreden nam hij de opstelling op. Hij hing zijn jas over een stoel, zette een speciaal daartoe meegenomen wijnboerenalpinopet op en reeds om tien uur ‘s-ochtends ontkurkte hij de eerste flessen Régiswijn. Wat hem betrof kon het Grote Wijnverkopen losbarsten.

Maar er gebeurde niet veel.

Na enige tijd naderde er een geplaagd kijkende heer, wiens kar slechts enkele blikjes kattenvoer bevatte. Hij droeg zijn mobieltje in een etui aan zijn broekriem, iets dat veel over iemand zegt. In het voorbijgaan wierp hij een niet-begrijpende blik op Harolds uitstalling, mompelde een verstrooide groet en vervolgde zijn weg.

Een moeder met twee jengelende kleuters passeerde zonder acht op hem te slaan.

Vanachter het diepvriesmeubel schuifelde een bejaard echtpaar naderbij. Harold besloot nu tot de directe aanval over te gaan. Hij stapte naar voren en posteerde zich midden in het gangpad.

“Goedemorgen meneer, mevrouw. Wilt u een glaasje wijn proeven?”

De oudjes staarden hem verschrikt aan. De vrouw knipperde met haar ogen alsof ze onverwacht uit haar winterslaap was gerukt en deed behoedzaam een stapje achteruit. De man was wat kleiner dan zijn vrouw. Zijn dikke jas hing open en hij had een veelgedragen, morsige pet op. Zwijgend keek hij Harold aan met een blik alsof die iets was wat ontstaan was uit oerslijm van de bodem der diepzee. Daarna vestigde hij een verstoorde blik op de fles in Harolds hand, schraapte zijn keel en sprak met rochelende keelstem: “Wain?”

Harold haalde diep adem en startte een wervelend betoog. Hij sprak van de magnifieke combinatie van het unieke terroir met het perfect aangepaste druivenras, van de geraffineerde assemblage van tweeëndertig verschuilende percelen Merlot, van de puurheid van de toegepaste vinincatietechniek en van de eerlijkheid van deze verrukkelijke Franse wijn. Dit alles bovendien nog eens in kwaliteit verveelvuldigd door het superieure oogstjaar.

“Dit buitenkansje mag u niet missen!” Harold begon bijna te zingen. Opgewonden door zijn eigen verkoopbabbel riep hij er in een vlaag van overmoed achteraan: “Als u een doos koopt, krijgt u de zesde fles gratis!”

Al pratend schonk hij een glas wijn in en hield dat het echtpaar voor. “Voila! Proeft u zelf maar!”

De oudjes verroerden zich niet. Zonder aanstalten te maken het aan te pakken, monsterde de man het glas met een blik alsof hem een gifbeker werd aangeboden. Hij stootte enige grommende keelklanken uit en vroeg wantrouwig: “Wah is dah?”

Harold lachte zonder te begrijpen waarom. “Wijn, meneer! Heerlijke wijn! Essence du Terroir! Zó van de boer. Vers uit Frankrijk!”

“Ik lus gin wain,” gromde de man. “Kom Annie.” Hij liep door, zijn vrouw aan haar arm meetrekkend.

 

Tegen het lunchuur had Harold nog geen fles verkocht.

De supermarkteigenaar kwam hem een hart onder de riem steken: “Straks krijgen we de middagboodschappers; dan wordt het drukker,” en hij vertrok naar z’n kantoortje boven de winkel voor zijn middagbammetje.

Teneinde wat meer ‘visibility’ voor zijn koopwaar te genereren, begon Harold de proeftafel en de dozen wat verder het gangpad in te schuiven. Dit was echter niet geheel naar de zin van een zeer gevulde chocoladekleurige vrouw in een hardroze legging. Ze had een enorme bos haar, die als een wolk ontplofte horlogeveren uit haar hoofd stak. Ze duwde een overvol boodschappenkarretje voor zich uit doch toen zij zich de doorgang belemmerd zag, hield zij halt en uitte een verontwaardigd protest.

Harold zette zijn beminnelijkste glimlach op een stak een glas rode wijn in haar richting.

“Goedemiddag mevrouw. Wilt u een glaasje wijn proeven?”

Dit had evenwel niet het beoogde effect. Met een vies gezicht, alsof hij haar een dode rat aanbood, deinsde de vrouw achteruit. Schattend kneep ze één oog dicht, nam een aanloop en bigde met kar en al door de versperring. Die was echter nèt iets te krap, waardoor pakken luiers en toiletpapier door de lucht zeilden en een deel van Harolds handel kletterend op de tegels in scherven spatte. Een met de seconde groter wordende plas rode wijn begon zich over de winkelvloer te verspreiden.

De vrouw ontstak in grote woede. Ze wees beschuldigend naar haar met wijn bevlekte pakken wc-papier en brieste dat ze die niet meer in haar kar wenste. Met rollende ogen en wit blikkerende tanden kwam ze op Harold af. Even vreesde hij dat hij zou worden opgegeten of op zijn minst heel erg gebeten. Maar gelukkig kwam de filiaalhouder aansnellen, vergezeld van een schappenvuller met een emmertje en een dweil.

Met veel excuses en strijkages werd het incident gesust.

Onder berustend gezucht, als Tantalus die tot in de eeuwigheid zijn rotsblok tegen de berghelling omhoog moest duwen, schoof Harold zijn dozenmuur weer terug in het gelid.

 

Door het lange staan begon Harold een beetje last van zijn voeten te krijgen. Maar ja, zoals iedereen weet verkoop je zittend geen wijn, dus bleef hij manmoedig op de been.

Langs zijn wijnmuur heen en weer patrouillerend als een uitgehongerde tijger, hield hij het winkelend publiek scherp in de gaten. Zodra zich een potentiële klant aandiende, snelde hij er met zijn breedste glimlach op af en startte zijn verkoopverhaal alsof je er een kwartje ingooide: “Goedemiddag mevrouw, meneer. Wilt u een glaasje wijn proeven?”

Hij schonk glazen vol, deed voor hoe je de wijn als een echte wijnboer moest walsen, neuzen en gorgelen en gaf hoog op van de superieure kwaliteiten van Régis’ boerenessence.

Ten langen leste begonnen zijn niet-aflatende pogingen vrucht af te werpen. Met groeiende regelmaat verkocht hij flessen en hele dozen. Soms zelfs drie of vier tegelijk.

Uit de groenteafdeling naderde een corpulente heer met golvend gecoiffeerd zilvergrijs haar. Hij droeg een wijdzittende beige ribfluwelen broek en een bordeauxrode pullover met een zijden chokertje.

Bingo! grijnsde Harold in zichzelf. Dat is een wijnlief-hebber! Attaque!

Hij trok zijn wijnboerenpetje nog iets schever en stapte naar voren.

“Goedemiddag meneer. Wilt u een glaasje wijn proeven?”

“Een goed glas wijn ga ik niet uit de weg!” lachte de man en aan zijn roodglimmende levensgenieterswangen was te zien dat hij de waarheid sprak.

Harold schonk hem een glas Essence du Terroir in en proclameerde: “2,95 de fles en de zesde fles gratis.”

Oei! Hij schrok van zichzelf. Ik verslap! Niet meteen de prijs noemen, eerst achtergrondinfo! De wijn uitleggen! Kom op nou! Focus! En voor de honderdste keer die dag begon hij over de magnifieke combinatie van het unieke terroir met het perfect aangepaste druivenras, over de geraffineerde assemblage van tweeëndertig verschuilende percelen Merlot, over de puurheid van de toegepaste vinificatietechniek en van de eerlijkheid van deze verrukkelijke Franse boerenwijn. Dit alles bovendien nog eens in kwaliteit verveelvuldigd door het superieure oogstjaar.

De wijnliefhebber had van deze spraakwaterval gebruikgemaakt door het hem aangeboden proefglas, dat men zoals iedereen weet nimmer mag doorslikken doch altoos dient uit te spuwen, tot de bodem leeg te drinken.

“Hm,” orgelde hij met een hete aardappel in zijn keel. “Een beetje wrang. Vegetaal, zou ik zeggen. De robe is redelijk voluptueus, hoewel ik de glycerolen iets aan de dunne kant vind. Ik proef iets van droppig zoethout, met een vermoeden van nootmuskaat. Wat de afdronk betreft, die was helaas wat kort. Heeft u misschien…” Uitnodigend hield hij Harold zijn lege glas voor. Harold vulde het tot over de helft.

De wijnkenner nam een flinke teug, slikte die vrijwel zonder te proeven door en begon een wijdlopig verhaal over hoe hij vroeger als student eens druiven had geplukt. Een buitengewoon romantische ervaring die hem nog levendig voor de geest stond. Hij en zijn vrouw, zo vertelde hij, waren dol op Frankrijk en na zijn pensioen wilden zij dan ook overgaan tot de aanschaf van een tweede huis in dat mooie land. Het zou eigenlijk wel een deksels goed idee zijn als zij, teneinde het Franse leven eerst wat beter te leren kennen, eens een weekje bij Harold op zijn château zouden komen logeren! Wijnliefhebbers onder elkaar?

Trots op deze briljante inval keek de man Harold verwachtingsvol aan. Deze zomer zouden ze eventueel al af kunnen reizen…Hij smakte met zijn lippen en stak zijn inmiddels weer geledigde glas vragend naar voren.

Werktuigelijk schonk Harold het vol. Hoe lul ik me hier uit!? dacht hij koortsachtig.

“Tja…” mompelde hij aarzelend. “Eh…nee…Inderdaad…Leuk idee…Daar moeten we maar ‘ns…Eh…Tja…”

De man nam een grote slok, slikte die in zijn geheel door en drong aan: “Hebt u een kaartje?”

Harold schudde zijn hoofd. “Nee, eh.. Sorry…”

“Dan schrijf ik wel even uw nummer op. Heeft u een papiertje?”

Harold klopte op zijn zakken. Hij kreeg het gevoel of hij een acupunctuurbehandeling met duizend roodgloeiende naalden onderging. Hij vond een oud parkeerkaartje, pakte een pen van de tafel en schreef een willekeurig aantal cijfers achter elkaar die voor een telefoonnummer door zouden kunnen gaan.

“Wat vindt u van de wijn?” vroeg hij terwijl hij het kaartje overhandigde.

De man ledigde zijn inmiddels derde glas wijn, veegde met de rug van zijn hand zijn lippen af en zei: “Ja. Lekkere wijn. Doet u maar…”

Opgelucht draaide Harold zich om en tilde een doos van de wijnmuur. “Een doos? Twee dozen?”

Geschrokken weerde de man dit aanbod af. “Nee, nee! Een fles!” Hij pakte een fles van de tafel en stak ten afscheid zijn hand uit. “Erg leuk u ontmoet te hebben! Tot in Frankrijk!”

 

Dankzij deze en andere mensonterendheden die Harold moest doorstaan, geschiedde het wonder: in één weekend wist hij Régis’ volledige voorraad wijn te verkopen. Régis was vrij.

 

Maar Harold niet. Want na dit glorieuze resultaat was Harold in de ogen van Régis pas écht de Almachtige Wijnverkoper. Voor Régis was Harold de Stralende, de Nimmer Falende, die als bij Goddelijke aanraking alle wijn bij toverslag kon doen veranderen in klinkende munt.

Maar er was nog iets anders. Een geheimzinnig fenomeen waar Harold geen verklaring voor had.

Dat weekend in de supermarkt had de wijn anders gesmaakt dan die avond op het terras bij Régis. Hoe kon dat!? Had Miranda gelijk? Had hij die avond inderdaad niet de wijn, maar de vallei, de rivier en de krekels zitten opdrinken? Maar hij was toch wijnboer? En wijnexpert? Zoiets zou hem toch nooit kunnen overkomen? Niettemin moest hij Miranda, en ook de weigerachtige supermarktklanten, gelijk geven: de wijn was stroef, vegetaal en wrang geweest. Héél anders dan de dikke fruitvolle rode wijn waarop hij die avond zo verliefd was geworden. Hij pijnigde zijn hersens voor een oplossing, maar kwam er niet uit en besloot zodra hij terug was in Frankrijk de zaak tot op de bodem uit te zoeken.