Giftige vis

“Santé!”

Even overstemde het getinkel van de champagneglazen het gekwinkeleer van de vogels in de weidse tuin van Harolds château.

Het was een prachtige dag en alle reden om het glas te heffen, want Corton had Bernards schikking tandenknarsend moeten accepteren en de bv Camping Authentique was vrij van schulden en schoon als een lentebriesje. Om dit te vieren had Harold de broers uitgenodigd voor een lunch onder de oude ceder.

“Geweldig, Bernard!” lachte Harold vol bewondering. “Hoe je dat inschrijvingsbewijs van de bv doormidden scheurde!”

“Ja, goed, hè. ‘t Was maar een kopietje, maar het werkte prima. Santé, mes amis.”

Onder de indruk schudde Régis zijn hoofd en nam een slok. “Wat een lef, Bernard. Dat had ik nooit achter je gezocht. Je veegde de vloer aan met die Corton.”

Bernard lachte bescheiden. “Ieder z’n vak. Maar ik ben het met je eens, het is goed gelukt en ik ben meteen begonnen om een deugdelijk adminstratiesysteem voor de camping op te zetten, zodat dit ons niet nog een keer kan overkomen. Trouwens, toen ik daarmee doende was, kwam ik nog een tamelijk raadselachtige notitie tegen. Wacht, ik heb ‘m hier.”

Hij haalde een verfrommeld papiertje uit de borstzak van zijn overhemd en las: “60.000 euro teambuilders. Dat is jouw handschrift. Enig idee wat dat betekent?”

“Ach!” Met een petsend geluid sloeg Régis zichzelf tegen z’n voorhoofd. “Straal vergeten! Dat zijn die teambuilders. Ik had ze een rekening moeten sturen.”

Bernards ogen werden twee keer zo groot. “Pardon?”

“Ja, voor die teambuildingsweek, weet je wel?”

Voorzichtig zette Bernard zijn glas neer en keek zijn broer aandachtig aan om te verifiëren of die nu definitief gek geworden was.

“Je bedoelt toch niet dat je die lui zestigduizend euro kunt factureren?”

“Voila, messieurs!” Harolds huishoudster plaatste een ijs-gekoeld plateau oesters op tafel. “Les huitres d’Oléron. Tout fraiches. Bon appétit…”

“Merci, Mireille,” zei Harold en grinnikte tegen Bernard: “Dat klopt helemaal, Bernard. Die factuur kan er zó uit. En ik ben blij dat Régis ‘m vergeten is, want nu zijn die zestigduizend piek uit de grijpgrage klauwen van Corton gebleven.” Hij hief zijn glas. “Santé encore! Op de uiterst effectieve koektrommeladministratie van Régis!”

 

De teller van Harolds Ford stond strak op tweehonderdtien. Op de radio zong Johnny Halliday dat het leven voor hem ging beginnen. Ondanks dat Harold allergisch was voor deze Franse volksheld, voelde hij op dat moment een zekere geestverwantschap.

Achterin lag de oogst van de Salon des Vins in Parijs die hij twee dagen lang had bezocht en nu bruiste hij van de nieuwe ideeën. Hij was ernaartoe gegaan om de gouden medaille in ontvangst te nemen die zijn wijn er had gewonnen, maar hij was er zoveel innovaties op zijn vakgebied tegengekomen dat hij er nog een dagje aan vast had geplakt. Nieuwe etiketvormen, inventieve flescapsules, gekke halslabels, nieuw-ontwikkelde papiersoorten voor etiketten, prachtige ambachtelijk gemaakte wijnflessen.

Door al die nouveautés was het weer flink aan het knetteren in zijn hoofd.

Hij was zo diep in gedachten dat hij bijna in volle vaart zijn afslag voorbijreed. Op het nippertje zwenkte hij de autoroute af en pakte zijn telepéagekaart.

Terwijl hij wachtte tot de slagboom omhoogging, keek hij op zijn horloge: tien over zeven. L’heure de l’apéro! dacht hij verheugd en drukte op de R.

“Oui, allo?”

“Régis, met Ârold. Ben je thuis?”

“Oui, oui!”

“Zal ik even langskomen?”

“Altijd! Ik wou net aan de pastis gaan!”

“Goeie timing dus, zet m’n glas maar klaar, ik ben over tien minuten bij je.”

“Je bent meer dan welkom, mon pote, ik wacht op je.”

 

Régis’ camping authentique was alweer aardig bezet, zag Harold toen hij de binnenplaats van Vieux Canon op reed. Alleen al op het gedeelte dat hij kon overzien telde hij maar liefst acht caranvans en een stuk of zeven tenten.

“Wauw!” zei hij onder de indruk terwijl hij Régis begroette. “De zaken gaan goed!”

Régis stak zijn duim omhoog. “Impec! We mogen niet mopperen…”

“Heee…” Harold keek zoekend om zich heen. “Is Bernard er niet?” Hij was gesteld geraakt op het beeld van de twee broers die op dit terras gezamenlijk de avond doorbrachten.

“Nee, die is naar de stad.”

“Huh!?” Harold schrok op.

Régis lachte. “Nee, nee, hij woont weer gewoon hier, maar hij is naar de stad voor een afspraak. Hij is erg druk met de camping de laatste tijd.”

Régis schonk twee glazen Ricard in en vulde ze bij met ijswater uit een pastiskan. Hij hief zijn glas: “Chin.”

“Santé,” prooste Harold. “Op Bernard.”

Hoofdschuddend grinnikte Régis: “Nou, inderdaad. Die heeft het helemaal te pakken. Teambuildingsactiviteiten zijn de toekomst, volgens hem. Hij is een mailing aan het doen naar bedrijven, hij heeft een reclamebureau genomen die folders aan het maken zijn, hij wil advertenties gaan plaatsen en vanavond heeft hij een afspraak met een vent die een website gaat bouwen.”

Harold nam een slok pastis. “Allemachtig…Dat zijn geen halve maatregelen.”

“Nee, dat doet ie goed,” beaamde Régis. “Ik ben zó blij dat hij weer hier woont en dat hij nu ook met de camping door wil. En ik vind het fijn voor hem dat ie zo lekker bezig is met dat teambuildinggedoe.”

Harold bromde afwezig.

“En nu Bernard zo enthousiast is, krijg ik ook allerlei ideeën. Hier,” hij greep een krant van de tafel. “Moet je horen: ‘In Japan wordt, tijdens exclusieve, besloten diners, wel een gerecht geserveerd dat ‘Hitschuan-chi’ heet, glas-aal. Het is een doorzichtige babypaling van ongeveer twintig centimeter lang, die door de aanzittenden levend wordt geconsumeerd. Zij werpen het hoofd in de nek en laten de paling kronkelend hun keelgat in glijden. De bewegingen die het ongelukkige diertje maakt wanneer het zich wriemelend een weg baant door de slokdarm, schijnen de eter een extatisch genoegen te verschaffen. Het hoogtepunt komt wanneer de paling in de maag is aangeland en daar, stervend door het maagzuur, met zijn laatste stuiptrekkingen de maagwand van binnenuit masseert.’”

Harold sloeg zijn hand voor zijn mond en maakte purgerende geluiden.

“Brrr…Walgelijk. Werkelijk smerig. Wie verzint zoiets!? Ik vind het…”

“Het wordt nog gekker!” riep Régis. “Luister, luister: ‘Maar dit is niet het enige bizarre gerecht in de ‘cuisine japonnaise’. De Japanse kogelvis, de fugu, schijnt, mits goed klaargemaakt, zó lekker te zijn dat het de eter tot een spontaan orgasme kan brengen.’” Régis stopte met lezen en keek Harold even veelbetekenend aan.

“Maar…” vervolgde hij gniffelend en dook weer in de krant, “…niet iedereen mag zomaar fugu serveren. Slechts speciaal opgeleide, gediplomeerde koks is het toegestaan om deze vis te bereiden, want de sensatie van het genieten van deze delicatesse wordt versterkt door het feit dat de organen van deze opblaasvis, in het Japans ook wel ‘geluk’ genoemd, een forse dosis tetrodotoxine bevatten. Ter vergelijking: een van de gevaarlijkste en snelstwerkende giffen ter wereld is cyaankali; na inname treedt de dood binnen enkele minuten in. Het Fugu-gif tetrodotoxine is 275 maal giftiger dan cyaankali. Eén verkeerde hap en men is direct en onverbiddelijk ten dode opgeschreven.”

Régis vouwde de krant dicht, gooide hem op tafel en nam een slok van zijn pastis. “Vind je dit niet geweldig, Ârold? Zoiets zouden wij toch ook kunnen organiseren? Dat is hartstikke leuk om te doen met de campinggasten!”

“Régis!” riep Harold geschrokken. “In godsnaam! Hou op, alsjeblieft! Niet doen!”

Maar Régis’ enthousiasme was als een wilde bergbeek vol springende forellen. Met een geestdriftige armzwaai maaide hij Harolds tegenwerpingen en daarbij zijn halfvolle glas Ricard van de tafel. Maar hij merkte het niet.

“Dat wordt geweldig! We gaan de Franse variant van de fugu verzinnen! Maar dan met oesters! Twaalf oesters, met één foute d’r tussen. Daar ga je niet dood van, je bent er alleen ‘n paar dagen flink van aan de schijterij. Je zal zien, dat loopt als een tierelier! Of met vis, dat kan ook. Zo’n Agatha Christie-weekend maar dan met foute vis. Dan noemen we het ‘Le poisson poisonneuse’! Ârold, dit is geniaal!”

Harold stond op. Hij keek uit over de vallei. In de verte, achter de heuvels ging de zon onder. Hij keek naar zijn handen. Bestudeerde zijn nagels. In het dal begonnen de eerste rivier-kikkers aan hun avondzang.

“Régis,” zei hij zacht, “ik moet eerlijk met je zijn, toch?”

In verwarring gebracht knikte Régis.

“Dan ga ik je iets heel raars zeggen.” Hij ging weer zitten, trok zijn stoel dichterbij en legde zijn hand op Régis’ schouder. “Cher ami, ik heb ontzettende spijt dat ik je heb meegesleept in dit campingavontuur. Het is allemaal mijn schuld. En ik moet je zeggen, ik vind het helemaal drie keer niks, die hele camping authentique. En alsjeblieft, Régis, begin er niet aan: géén Agatha Christie-weekends met giftige oesters! Je werkt je alleen maar steeds dieper in de nesten op die manier.”

Régis schoof achteruit en schudde woordenloos in totaal onbegrip zijn hoofd, alsof hij wakker wilde worden.

“Nee, echt,” ging Harold verder. “Ik meen het. Die camping staat zo ver af van wat jij…”

“Maar het is jouw idee, Ârold!” viel Régis hem in de rede. “Jij hebt het zelfbedacht!”

“Ik weet ‘t, ik weet ‘t,” zuchtte Harold. “Was ik er maar nooit over begonnen. Maar ik vind écht dat je ermee zou moeten stoppen. Jij bent wijnboer. In hart en nieren. Wijnboer van geboorte. En je maakt hier zulke fantastisch lekkere wijn. Daar ligt je kracht. Daar ligt je toekomst…Kijk.” Hij greep onder de tafel in de plastic tas die hij had meegenomen en zette een lege fles op tafel.

“Dit heet de ‘Bouteille Monestral’, een handgemaakte replica van de middeleeuwse Bordeauxfles. Tien keer zo duur als een normale fles, maar is ie mooi of is ie mooi?!”

Régis floot tussen zijn tanden en pakte de fles voorzichtig op. “Wat een schoonheid van een fles! Waar heb je die vandaan?”

“Vers uit Parijs, van de Salon des vins. En ik zal je nog wat geks vertellen: ik verkoop mijn wijn voor veel meer geld dan jij. Maar jouw Meilleur Vin is beter dan mijn allerbeste wijn ooit zal worden. Daarom ben ik ervan overtuigd dat jij je wijn in zo’n fles als deze zou moeten bottelen. Dan krijgt je wijn de fles die hij verdient. En,” lachte hij erachteraan, “in zo’n super-fles kun je er bovendien minstens tien euro meer voor vragen. Zeker nu, met die torenhoge waardering van Robert Parker en dat lovende stuk in de Wine Spectator, heb je de mogelijkheid om internationaal door te breken. Als ik jou was, Régis, zou ik kappen met die camping en me concentreren op de wijn.”

Régis zweeg. Bedachtzaam vulde hij de lege pastisglazen met water en knikte peinzend.

“Tja…” zei hij aarzelend. “Tja, ik weet niet…Misschien heb je gelijk, Ârold. De wijn is goed. En momenteel loopt hij als nooit te voren en voor een hele mooie prijs. Dat is waar. En je hebt zeker gelijk dat daar mijn hart ligt. Dat voel ik ook zo…Maar aan de andere kant: Bernard is nu net zo lekker met die camping bezig…”

Hij leunde met zijn ellebogen op tafel, zette zijn handen onder z’n kin en dacht hersenkrakend na.

“Maar je hebt geweldige wijn!” riep Harold met iets wan-hopigs in zijn stem. “En hij kan nog veel beter worden!”

Hij boog zich voorover en probeerde Régis in de ogen te kijken. “Met het geld van de teambuilders kun je voldoende kleine cuves kopen om al je percelen gescheiden te vinifiëren. Als je dan je opbrengst reduceert en de wijn lagert op vaten van nieuw eikenhout, dan zal jouw wijn nog vele malen beter worden! Écht!”

Régis slaakte een diepe zucht. “Je hebt waarschijnlijk gelijk, Ârold. Maar ik vind ‘t moeilijk. Ik moet erover nadenken. Ik ben zo blij voor Bernard…Hij vindt het net zo leuk nu, die camping…” Hij stond op en klapte in zijn handen: “Allez, blijf je eten?”

“Graag,” zei Harold.

 

Geheel tegen zijn gewoonte in parkeerde Bernard de volgende dag niet op zijn eenpersoonsprivéparkeerplaats, maar pal voor het terras.

Régis keek op van zijn omelette aux cèpes en stak groetend een stuk stokbrood omhoog.

Bernard stapte uit, liep om de auto heen en trok het portier open voor een rommelig uitziende figuur die zich met enige moeite uit de Renault bevrijdde.

“Voila, Régis,” zei Bernard. “Dit is Thierry.” En hij lachte: “Thierry het reclamegenie!”

Régis stond op, schudde de man de hand en bood hem een stoel aan.

Thierry het reclamegenie was de vijftig al enige jaren gepasseerd. Hij droeg een slappe zwarte pantalon en een wijd openhangend zwart overhemd waarop, evenals op het t-shirt eronder, in grote wilde letters het woord ‘Guerilla’ viel te lezen. Door zijn kleding in een wat ruimvallende maat te kiezen, trachtte hij de indrukwekkende omvang van zijn postuur enigszins aan het oog te onttrekken. Zijn lange grijze haar had hij met een bandje van azuurblauwe kralen in een paarden-staart gebonden. Aan een leren koordje om zijn hals bungelde een rode bril met halve glazen. Zuchtend nam hij plaats en veegde met de rug van zijn hand het zweet van zijn voorhoofd.

Régis zag dat hij gymschoenen droeg die op enkelhoogte waren bedrukt met een rode ster. Toevallig had hij net een televisieuitzending gezien waarin dit schoeisel door fysiotherapeuten sterk werd ontraden, omdat het als een der belangrijkste veroorzakers van rugklachten was ontmaskerd.

Het scheen Thierry echter niet te deren. Met zwier klapte hij een zwaar model laptop open, stak een stekker omhoog en vroeg: “Heeft u hier juice?”

“Juice?” vroeg Régis. “Eh ja, nee, natuurlijk,” en spoedde zich naar de keuken. Halverwege hield hij halt en riep: “Het is wel uit een pak. Is dat erg?”

Niet-begrijpend staarde Thierry hem aan. “Eh, nee, eh…is prima.”

Even later kwam Régis terug met een pak jus dbrange en drie glazen. Het reclamegenie fronste even de wenkbrauwen, maar startte zonder verdere omhaal zijn presentatie.

“We moeten dit groot aanpakken,” verklaarde hij en drukte op een toets waarna het beeldscherm tot leven kwam. Er rolden beelden voorbij van uitgestrekte wijngaarden waar, onder het geweld van wagneriaanse strijkorkesten, lachende pluksters trossen druiven afknipten. Stoere landarbeiders torsten manden vol druiven en draaiden onder krachtdadig gezang aan een antieke wijnpers, totdat het filmpje eindigde met een oranjepaarse zonsondergang vol vogelgefluit waaroverheen een hese mannenstem fluisterde: “Beleef het mee. Op Vieux Canon. Kijk op www.vieuxcanon.fr.”

“Dit is de webcommercial,” legde Thierry uit. “Hiermee gaan we Youtube op. We cutten een special edit, die we als viral gaan promoten. Om extra brainposition te scoren gaan we bloggen en flyeren. En we doen advertorials in een aantal lifestyle- en travelmags.” Vol verwachting draaide hij zich om naar Régis. “En? Wat vinden we d’rvan?”

Ten prooi aan verwarring over deze wartaal blikte Régis van het beeldscherm naar Bernard.

“Ja, eh…”

Hij werd gered door het geknetter van de Mobylette van zijn moeder die met een wijde boog de binnenplaats op kwam scheuren. Haar grijze krulletjes wapperden onder haar zwarte glanzende brommerhelm vandaan. Ze stak een hand omhoog en zwaaide naar haar zoons. “Joehoe…!”

Door deze plotselinge beweging verloor zij echter de macht over het stuur, waardoor de Mobylette uit de koers raakte en al joelend knalde moeder Boudin tegen Bernards Renault. Ze vloog over het stuur en tuimelde met haar benen in de lucht over de keien.

Geschrokken holden de broers naar haar toe om haar overeind te helpen.

“Maman!”

“Aaah, mijn zoontjes…jullie zijn weer bij elkaar…” Tevreden lachend liet ze zich door haar twee zoons op de been hijsen.

“Maman, heb je je bezeerd?”

“Natuurlijk niet, malle jongens, onkruid vergaat toch niet.” Ze pakte Bernard bij zijn oren en zoende hem smakkend op zijn wang. “Goed dat je weer terug bent op het château, m’n jongen.”

Ze draaide zich naar Régis, sloeg haar arm om hem heen en trok beide mannen tegen zich aan. “En niet meer lelijk doen tegen mekaar, hè?!”

“Nee, Maman,” lachte Bernard. Voorzichtig maakte hij zich los uit haar greep. “We zijn net onze film aan het bekijken. Wil je hem zien?”

“Film? Wat voor film? Waar heb je het over?”

Thierry stond zijn plek voor het beeldscherm af en Maman nam pontificaal plaats voor de laptop.

“Laat maar komen die film!” riep ze enthousiast. “Ik ben d’r klaar voor!”

“Maman!” Régis klopte op de bovenkant van haar brommerhelm. “Zetje helm af! Zo hoor je niks!”

Maman gespte haar hoofddeksel af en Thierry startte de film. Opnieuw rolden de geëxalteerde druivenplukkersbeelden over het scherm. Toen de bronstige mannenstem voor de tweede keer die middag de naam Vieux Canon fluisterde, schoot Maman overeind.

“Vieux Canon? Dat zijn wij! Wat is dit voor onzin!? Wat hebben die filmlui met Vieux Canon te maken!?”

“Dit is onze webcommercial, Maman, reclame voor de camping,” legde Bernard uit. “Mooie film, hè?”

Zijn moeder stond op. “Waardeloos. Heeft Régis jou nu ook besmet met die camping-gekte? Ik ben zielsblij dat jullie weer allebei hier op het château wonen, je weet niet hoe gelukkig je me daarmee maakt, maar je zou me een groot plezier doen als jullie met dat kampeergedoe zouden stoppen. Dat zou beter zijn voor jullie en beter voor het château. Ga wijn maken! Dit is een wijnchateau, geen camping municipal.”

Ze schoof haar helm over haar krulletjes, gespte hem vast en beende met kordate pasjes naar haar Mobylette.

“Allez, ik moet gaan. Dag schatjes…”