Glijdende schalen
Zware, laaghangende wolken bedekten de hemel en hulden het land in troosteloos grijs. Het regende al geruime tijd. Al zo lang, dat zelfs de vissen in de vijver beschutting hadden gezocht onder de waterlelies.
Harold zat met openhangend hemd aan de keukentafel. Zonder zich ervan bewust te zijn roerde hij in zijn koud-geworden kom koffie. Hij trok een grimas en krabde zich in zijn borsthaar. Hij voelde zich alsof er een reigernest aan de binnenkant van z’n schedel zat. De proeverij tijdens het diner met de Japanners gisteravond was goed verlopen, maar het was toch weer wat later geworden dan hij van zins was geweest.
Op zijn vingers telde hij:…tien, elf, twaalf. Nee, dertien verschillende wijnen hadden ze geproefd! En alleen de eerste drie waren maar uitgespuugd.
Hij staarde uit het raam waar de mistroostige regen alles dezelfde kleur gaf. Of liever gezegd: alle kleur wegzoog, als een vampier uit een bloedeloos lijk.
Wat zou hij vandaag ‘ns gaan doen? Hij schokschouderde, geen idee. Alles gebeurde wel zo’n beetje. Zijn twee knechts, Jacques en François, waren aan het snoeien in de vignes. Zijn accountant had de wijnadministratie strak op orde. Verder was er niet veel te doen. Dus, ja, wat…
Ver weg, ergens achter de schuur, blafte een stel honden. Even was hij afgeleid omdat hij meende dat ze de eerste regel van ‘Strangers in the night’ blaften.
Goed, de dag lag dus open. Hij kon doen wat hij wilde. Maar wat wilde hij eigenlijk? Verstrooid schudde hij zijn hoofd. Hij wist het niet.
Jemig! Dat was wel ‘ns anders geweest! Hij zag zichzelf zitten, nog maar vijf jaar geleden, in zijn hippe kantoor op zijn succesvolle reclamebureau aan de Prinsengracht in Amsterdam. Gierende drukte, de adrenaline pompend door zijn aderen. Klanten, briefings, shootings, brainstormsessies, prijzengala’s, filmfestivals in zonnige oorden. De bloedmooie meiden die hij daar altijd aannam. Zoals Anouk, zijn laatste secretaresse. Hij fronste zijn voorhoofd. Onlangs had hij ergens gelezen dat 68 procent van de vrouwelijke werknemers werd aangenomen op hun borstomvang. Had hij Anouk wellicht ook om die reden aangenomen? Of niet? Ze had een paar droomborsten gehad, en er kwam inderdaad niet veel uit haar handen. Hij herinnerde zich haar roodgelakte nagels, die zo lang waren, dat ze de telefoonnummers met de achterkant van een balpen moest intoetsen. Hij glimlachte. Dan zal ze waarschijnlijk toch tot die 68 procent hebben behoord…
“Monsieur, s’il vous plait?”
Hij schrok op. Vreemd genoeg had hij, als overtuigd stofzuigerhater, zijn invalwerkster Martine niet eens horen naderen. Ze had het figuur van een zak winteraardappelen en verspreidde een sterke lucht van oud zweet, die hem aan het nachtverblijf van de bevers in de dierentuin deed denken. Haar mond was vochtig en stond halfopen. Ze had een dikke onderlip die een beetje naar beneden hing, waardoor haar pafferige bleke gezicht iets gulzigs kreeg, alsof ze met graagte alles binnen haar reikwijdte zou willen opeten.
“Monsieur?” Terwijl ze sprak, gleden haar lippen smakkend over elkaar als twee oranje naaktslakken die de liefde bedreven.
“Oui, Martine?”
Zonder de loeiende stofzuiger uit te schakelen, riep ze boven het lawaai uit: “Wilt u dat ik uw kantoor ook zuig?”
Harold moest aan zijn secretaresse met de droomborsten en de lange rode nagels denken. Verstrooid knikte hij. “Ja, ja, graag, Martine. Mijn kantoor. Ja. Prima. Graag. Dankjewel.”
Verblijd stond hij op. Das mooi! M’n kantoor wordt gereinigd en is dus bezet. Ergo: ik mag weg! Ik ga ‘ns kijken of Régis thuis is.
Hij griste zijn jas van de kapstok, wipte zijn autosleutels van het haakje en vertrok.
Voorovergebogen tegen de regen snelde hij de kasteelpoort uit naar de parkeerplaats. De Mehari was niet gebouwd voor dit weertype, dus stapte hij in zijn Ford Explorer en draaide de contactsleutel om. Grommend kwam de V8-motor tot leven.
Net toen hij wilde wegrijden, zag hij in zijn spiegel de gele Renault Express van Constance de postbode het pad op komen hobbelen. Hij trapte de handrem in, stapte uit en rende door de regen naar haar toe.
Ze lachte, draaide haar raamje naar beneden en bood hem haar wang aan. “Bonjour, Ârold!”
Hij stak zijn hoofd naar binnen, kuste haar op beide wangen en probeerde daarbij haar niet onaanzienlijke snor te vermijden. “Constance, bonjour! Ça va?”
“Impec! Et vous?” Ze stak hem het gebruikelijke pak reclamefolders en facturen toe. “Voici, tout que vous avez gagné!”
“Merci, chérie! Et a demain!” Harold rende terug naar zijn auto, de stapel post als een paraplu boven zijn hoofd houdend. Hij gooide de post op de passagiersstoel en reed het pad af.
Door de zware regensluiers ontwaarde hij in de verte tussen de rijen wijnstruiken twee eenzame figuurtjes in regenpakken. Hij toeterde en zwaaide naar ze. Terwijl Jacques en François overeindkwamen uit hun gebogen houding en hun secateurs, hun snoeischaren, in een groetend gebaar naar hem ophieven, zette hij de stoelverwarming aan, duwde een cd in de gleuf en koerste onder de klanken van Amy Winehouse richting Vieux Canon.
Al rijdend begon hij de natgeregende post te sorteren. Hoopvol scheurde hij de enveloppen open, maar nergens zat iets bij wat hem opvrolijkte. Geen brieven, geen leuke kaarten, geen uitnodigingen. Geen enkel teken van belangstelling voor hem, anders dan uit geldelijk gewin. Slechts rekening na rekening was zijn deel.
Op zoek naar een sprankje gezelligheid op deze vreugdeloze dag veegde hij zo naarstig de reclamefolders van de Intermarché, de Auchan en de plaatselijke Schoenenreus van de stoelzitting dat het maar een haartje had gescheeld of ook de nieuwe Wine Spectator was op de automat beland.
“Ah, leuk! Nieuws uit de grotemensenwereld!” riep hij verheugd en terwijl hij het hobbelige pad naar Régis’ domaine opdraaide, trok hij het plastic van zijn lijfblad. Geïsoleerd op het Franse platteland als hij zich soms voelde, vormde het toonaangevende wijnblad uit de andere kant van de wijn-oceaan immer een welkome inspiratiebron. Het bezorgde hem een euforie, vergelijkbaar met het wekelijkse moment uit zijn vroege jeugd wanneer de Donald Duck door de brievenbus gleed.
‘Twelve Outstanding Reds from France!’ ronkte de cover. Een subkopje vermeldde: ‘Tasting highlights: 12 Ultimate buying tips’.
Nieuwsgierig bladerde hij naar de aangegeven bladzijde. Tegelijk met het grijnzende gezicht van Régis dat hem recht aanstaarde, kwam de klap. Hij sloeg voorover, de veiligheids-gordel sneed in zijn vlees en de airbag explodeerde tegen zijn tanden. Het laatste wat hij zag voordat hij buiten bewustzijn raakte, was de vrolijke glimlach van zijn vriend, die vanuit de middenpagina van de Wine Spectator, in een opgewekte heilwens het glas naar hem hief.
“Ârold, Ârold!”
Langzaam sloeg Harold zijn ogen op. Het gezicht van Régis was zo dichtbij dat hij de rimpeltjes in zijn huid kon tellen. Het deed hem denken aan de barstjes in de uitgedroogde grond van een wijngaard in een hete zomer.
Hij keek opzij en zag dat hij met zijn hoofd op een hem onbekend kussen lag, waarop twee katjes waren geborduurd die met een bol wol speelden. Op een tafeltje naast de bank waarop hij lag, stond een etiketloze fles wijn en een glas.
“Ârold, Ârold!”
Harold probeerde te slikken. Hij voelde zich alsof hij een maand in een mijnschacht beklemd had gezeten. Moeizaam opende hij zijn mond, maar zijn tong kleefde tegen zijn gehemelte als een kleitablet en hij kon niets uitbrengen dan een droog gekreun.
“Glaasje wijn?” Régis greep de fles, schonk klokkend het glas vol en stak het Harold toe. “Goed voor het bloed.”
Met twee handen pakte Harold het glas aan en nam voorzichtig een slokje. Hij slikte, schraapte zijn keel en kreunde: “Wat is er gebeurd? Hoelang lig ik hier al?”
“Je bent tegen een boom gereden, op het pad. Net. Een paar minuten geleden. Ik heb de dokter gebeld, die komt zo.”
Harold zette het glas neer en kwam langzaam overeind. Hij nam zijn hoofd in zijn handen en draaide het voorzichtig van links naar rechts alsof hij wilde voelen of het nog vastzat. Met gefronste blik keek hij om zich heen.
“Gaat het?” vroeg Régis.
“Ik geloof het wel.”
Buiten klonk twee keer een krakerig toetertje alsof er een eend werd verkracht.
Régis sprong op. “Ah, monsier Ie docteur…”
Harold bleek niets te mankeren. Régis voldeed de tevreden dorpsarts ter plekke 25 euro en een fles wijn voor het consult en even later zaten de twee wijnboeren met een warm stokbrood, een pot rillettes d’oie en een fles Meilleur Vin aan de keukentafel voor het haardvuur.
“Maar hoe ben je dan in vredesnaam in de Wine Spectator gekomen!!?” vroeg Harold, nog altijd verbluft. Hij pakte het blad van de tafel en keek weer verbijsterd naar de paginavullende foto van Régis. “Ik probeer daar al jaren in te komen en het is me nog nooit gelukt! Hoe krijg je dat voor elkaar!?”
Régis stak zijn Opinelmes in de pot, viste er een dikke klont rillettes uit en begon er twee stukken stokbrood mee vol te plamuren. Hij schudde zijn hoofd: “Ik weet ‘t niet. Ik ken dat blad niet. D’r zijn hier deze zomer zoveel mensen geweest die foto’s hebben lopen maken…Voila!” Hij overhandigde Harold een homp met rillettes gevuld brood en vervolgde: “Ik heb echt geen flauw idee. Maar de wijn gaat geweldig. Alles is verkocht. Tot de laatste druppel. We mogen blij zijn…” grinnikte hij, “…dat we deze nog hebben!” Hij pakte de fles, stond op en begon de glazen te vullen.
“Ârold…” Hij zweeg en bleef met de fles in zijn hand stil naar de vloer staan staren, alsof hij het ergens te kwaad mee kreeg.
Toen richtte hij zich op, greep Harolds hand, waarmee deze juist zijn broodje naar z’n mond wilde brengen en begon die op en neer te pompen alsof hij water uit een diepe put omhoog moest krijgen.
“Ârold,” sprak hij geroerd. “Ik weet niet hoe ik je moet bedanken. Jij bent mijn reddende engel. Dankzij jou loopt de wijn als een trein. Ik heb nog nooit zoveel verkocht. En ook nog ‘ns voor zo’n fantastische prijs…”
“Bwóah…” Harold lachte wegwuivend en trachtte onderwijl ongemerkt zijn broodje uit zijn in een bankschroefklem genomen hand te bevrijden. “…Het is jouw wijn…”
“Nee, nee,” hield Régis aan. “Ik heb het allemaal aan jou te danken. En ook jouw idee om een camping te beginnen is een ‘succes fou’. Dat was echt een schot in de loterij. Het is nog maar september en ik heb nu al minstens twintig reserveringen voor volgend jaar! Ik moet nog uitbreiden als het zo doorgaat!”
Eindelijk liet hij Harolds hand los en ging weer zitten. “Mille mercis, Ârold! Mille mercis!” Hij hief zijn glas. “Op jou! En op de Camping Authentique!”
“En op jouw onstuitbare enthousiasme!” lachte Harold. Met zijn zakdoek veegde hij de klodders rillettes tussen zijn vingers vandaan, nam een hap van het tot kruimels vermorzelde broodje en hief z’n glas. “Santé, cher ami!” Hij bracht het glas naar zijn mond en nam een slok.
“Wauw!” Met een verbaasde kreet zette hij het glas terug op tafel. Met wijd opengesperde ogen van bewondering staarde hij zijn vriend aan. “Régis! Man! Die wijn van jou is werkelijk té lekker!”
Hij stak zijn neus in het glas en snoof verzaligd het aroma op. Met een kreun van genoegen nam hij opnieuw een diepe teug. “Mmmm…Wat een gódendrank!”
Régis knikte. Hij was net met veel aandacht een slok wijn naar binnen aan het slurpen en kon dus even niet antwoorden. Met volle mond begon hij bevestigende geluiden te produceren. “Hm, hm, hm.” Hij nam er de tijd voor, maar uiteindelijk slikte hij wellustig grommend de wijn door.
“Hm. Ja, inderdaad.” In verwondering schudde hij zijn hoofd, alsof hij het zelf ook niet kon geloven. “Nou, wat je zegt! Dit is inderdaad een verbazend lekkere wijn…”
“Is dit nog steeds dezelfde millésimé die we toen bij jou op het terras hebben gedronken?”
Régis knikte. “Precies dezelfde. Alleen nu natuurlijk weer een maandje of zes ouder. En wat mij betreft alweer een stuk lekkerder dan toen…”
“Absoluut!” riep Harold. “Verwoestend lekker! Rijker, voller, meer in balans! Ik ben benieuwd wat ie doet als de fles een paar uurtjes heeft opengestaan.”
“Een paar uurtjes?” lachte Régis. “Ik ben bang dat we dat nooit zullen weten, Ârold.”
Hij greep de fles en vulde de glazen. “…In ieder geval niet met déze fles…”
Régis stond op, tilde een stuk boom uit de smeedijzeren hout-bak en legde dat op het vuur. Zachtjes neuriënd klopte hij zijn handen af aan zijn broek, liep naar de keuken en kwam terug met een grote witte ui. Hij ging weer zitten, sneed de ui in plakken en bedolf er een broodje rillettes onder. Uitnodigend stak hij Harold de overgebleven helft van de ui toe.
“Tu veux? C’est bon…”
“Non, merci, Régis. Qa va.”
Régis nam een hap van zijn culinaire creatie. “Hmm! Lekker…” Hoorbaar genietend vervolgde hij: “Vorig jaar was er bij de plukkers een directeur van een bedrijf. Die wilde in mei de hele camping afhuren voor een ‘teambuildingsweek.’” Hij sprak het woord uit alsof het een nieuwontdekte pygmeeënstam in het Amazonegebied was en vroeg: “Heb jij enig idee wat dat is?”
Bij Harold begon het te borrelen alsof de stekker in een snelkookpan werd gestoken. Met ogen die schitterden als munten in een fontein, barstte hij opgewonden los: “Teambuilding? Dat is fantastisch! Dat betekent omzetvergroting! Wat we nu moeten doen, Régis, is wat in marketingtermen heet: strategische heroriëntatie. Vanuit een bewezen concept-positie gaan we de consumentenbehoefte segmenteren. Dit is jouw juiste moment voor schaalvergroting. Assortimentsverbreding…”
Régis begreep er geen woord van. Traag herkauwend staarde hij Harold aan en vulde zekerheidshalve de glazen nog maar eens.
Harold voelde zich als een vis in het water. Aangevuurd door een creativiteitsexplosie zoals die in zijn glorietijd aan de orde van de dag waren, vervolgde hij opgewonden: “Teambuiling is tóp! Geweldige bizniz. Dat wordt een van je lijnextensies. We gaan er branchevreemde attracties bij organiseren. Maar, Régis, attention! Dit vraagt om een stukje gedegen categorie-management…”
Vol vuur probeerde hij Régis wegwijs te maken in de eerste beginselen van de edele kunst der marketing. Maar zijn welwillende uitleg vond geen enkel begrip en zijn pogingen gleden af als water van een eend.
Régis knikte gewillig en deed alsof hij Harolds wonderlijke reclame-abacadabra begreep. Onderwijl besmeerde hij een stuk brood met rillettes en gaf het onder de tafel aan Max, die het in één slobberende hap verslond. Pas toen Harold hem wees op de avontuurlijke elementen die in het verschijnsel teambuilding scholen, ontwaakte ook bij Régis de geestdift.
“Ik kan een touw over de rivier spannen!” riep hij opgetogen. “Dan kunnen ze daarlangs naar de overkant klauteren!” en hij kwam al half uit zijn stoel om een stuk touw te gaan zoeken.
“Héél goed,” glimlachte Harold tevreden. “Survival climbing! Dat is top. Dan zouden ze meteen die koeien kunnen melken in het landje aan de overkant, dat soort dingen is leuk voor stadsmensen.”
Régis schoot gierend in de lach. “Goed idee, Ârold. Dan zijn ze lekker lang bezig, want dat zijn vleeskoeien. Die geven helemaal geen melk! Survivalmelken! Ha, ha, ha…” Schaterend liet hij zich in zijn stoel vallen.
“Oké, oké. Kunnen ze daar raften, in die rivier?”
“Raften!? Das toch ‘n soort kanoën? Waarom niet. Ik heb daar een ouwe roeiboot liggen.” Nog nagrinnikend stak Régis een stuk brood met ui in zijn mond.
“Mooi.” Harold sprong op en begon door de keuken te ijsberen. Met zijn handen in de achterzakken van zijn broek stapte hij met grote leiderspassen langs de haard en weer terug.
“We gaan de goeie kant op. Wat kunnen we nog meer verzinnen. Authentiek is je usp, dus dat moeten we uitdiepen. Nu gaan we voor nóg authentieker. Productinnovatie.”
Peinzend kneede hij zijn voorhoofd tot rimpels en mompelde: “Hoe zou je het nou allemaal nóg krakkemikkeriger kunnen krijgen…Hm…’ns even denken…Ja!” veerde hij op: “Hoe zit ‘t met je natte groep?”
“Mwóah…gaat wel. Ik heb die zespersoonsplee en dan nog een paar wasbakken aan de bomen…Ik zou een paar mooie douchehokjes kunnen timmeren?” Twijfelend liet hij daarop volgen: “Maar ja. Hoe ik daar over zo’n afstand ooit warm water naartoe moet krijgen…”
Harold gaf met zijn vlakke hand een kletsende klap op tafel die de wijnglazen deed rondtollen op hun pootje.
“Niks warm water! Juist niet doen! Gewoon een tuinslang in de rivier hangen! Pompje d’rtussen voor een beetje druk, super! Geen hokjes ook, maar midden in de vrije natuur douchen met puur, ijskoud rivierwater! Heerlijk! Als je mazzel hebt, spoelt er nog een visje in je haar. Authentique! Dat vind je nergens!”
Régis zat ritmisch te knikken alsof hij naar een trancehit luisterde. Deze rurale sanitairbenadering zag hij wel voor zich en hij wreef in zijn handen. Het liefst zou hij meteen beginnen met timmeren en zagen.
Harold plaatste zijn vuisten in z’n zij, posteerde zich voor het raam en staarde met nietsziende blik naar buiten, waar regensluiers de vallei in een grijze mist hulden. “Even kijken, wat heb je zoal nog meer…boerengolf, koeschijten, modder-worstelen, trekkerracen…Hm. Beetje plat allemaal. Dan belanden we in de verkeerde doelgroep. Nee, het moet constructiever. Iets wat echt nut heeft…”
“Nou, d’r is hier op het château anders zat te doen,” lachte Régis. Hij kreeg visioenen van een troep nijvere kantoorlieden die slagvaardig het grote aantal klussen opknapte, waar hij zelf al jarenlang niet aan toekwam.
“Er moeten muren gemetseld worden, we kunnen ze bomen laten rooien, hout zagen, er moet nog een schuur komen…”
“Juist!” onderbrak Harold hem. “Heel goed! Samen een schuur bouwen, dat is ‘m! Dat is constructief! Dat staat model voor teamgeest. Samenwerking. Merkenbouwen. ‘ns Kijken, dan moeten we dat niet te duur maken…” Hij zoog zijn wang naar binnen en zei peilend, alsof het bedrag een gerecht was dat hij voorproefde: “Drieduizend euro voor een week.”
Régis verslikte zich in een slok wijn en hikte: “Grhhh, Ârold! Tu rigoles! Dat is veel te veel geld! Bovendien weten we nog niet met hoeveel ze komen!”
Harold schudde lachend zijn hoofd en stak het laatste stukje van zijn verkruimelde broodje rillettes in zijn mond.
“Non, cher ami,” zei hij kauwend, “dat weten we inderdaad niet. Maar het maakt helemaal niet uit met hoeveel ze komen. Die drieduizend ‘balies’ zijn namelijk per persoon.”
“Pompompom, pom, pompiedompiedom.” Zonder acht te slaan op de schade aan zijn vrijwel nieuwe Ford Explorer, was Harold ingestapt en nu zoefde hij zachtjes in zichzelf pompommend huiswaarts. Het besef dat hij een ander geheel belangeloos het licht had doen zien, had een helend effect op zijn zelfbeeld en bezorgde hem een prettig gevoel.
Hij verheugde zich op de dingen die komen gingen.