Vrouwen op vleugels
De hal was hoog en oneindig lang. Régis’ voetstappen galmden hol tegen de muren, alsof hij in een film door een verlaten straat liep.
De man achter de balie was verdiept in een tijdschrift. Pas toen Régis vlak voor hem stond en met zijn vlakke hand een zo zacht mogelijk klapje op de baliebel gaf, keek hij op uit zijn blad. Zwijgend trok hij een wenkbrauw op en gaf met een vragende ruk van zijn hoofd te kennen dat hij Régis permissie verleende het woord tot hem te richten.
“Ik heb geen afspraak…” begon Régis aarzelend. Hij knikte naar de overkant van de balie, waar een hoge deur van glanzend mahoniehout half openstond. “…Maar zou ik er even tussendoor kunnen?”
Vreemd genoeg kon hij direct doorlopen.
Hoewel de deur openstond, gaf hij voor alle zekerheid een bescheiden klopje op het vlammendgenerfde hout en wachtte af. Nauwelijks hoorbaar klonk vanuit de kamer muziek van Andreas Vollenweider.
Omdat er geen antwoord kwam, deed hij voorzichtig een stapje naar binnen.
Daar zat hij. Voorovergebogen te schrijven aan een modern designbureau. Zonder op te kijken bromde hij: “Ah! Régis…Bonjour! Ça va?”
“Bwôah,” antwoordde Régis, “Ça va. Et vous?”
“Tja…”
“Druk?”
Al schrijvend knikte hij. “Nogal. D’r is weer een hoop gezeik aan de hand. Midden-Oosten, Gazastrook, Afrika. Breek me de bek niet open. En jij? Hoe is het? Wat doe je allemaal?”
Régis schokschouderde en liet een bescheiden mondscheet: “Bwóah…Gewoon…Niks bijzonders.” Hij zweeg.
“Nou, kom op,” moedigde hij hem aan. Hij legde de pen neer, ging rechtop in de zwartlederen bureaustoel zitten en monsterde Régis met een goedmoedige blik. Zijn gezicht was rozig lichtbruin alsof het geschminkt was en bedekt met een netwerk van fijne, fluweelzachte rimpeltjes. Hij grinnikte: “Voor de schietgaten ermee, matroos. Wat is er aan de poot. Vertel.”
Régis staarde uit het raam. Hij keek uit over een uitgestrekte sneeuwvlakte van wolken, door de zon stralendwit aangelicht. Het oppervlak leek een beetje te verwaaien, alsof het kookte. Het panorama strekte zich uit tot aan de horizon, waar het vervaagde en overging in een ijle blauwe hemel. Het zag eruit alsof je er gemakkelijk over zou kunnen lopen.
Onwillekeurig wilde hij kijken of het raam open zou kunnen, maar zijn aandacht werd getrokken door een jonge vrouw met lang blond haar. Met rustige slagen van twee sneeuwwitte vleugels op haar rug wiekte ze over het wolkendek. Haar tule gewaad waaierde om haar heen alsof het niets woog. Ze passeerde het raam en schonk Régis in het voorbijgaan een glimlach waaruit zo’n diep begrip sprak, dat hij overspoeld werd door een golf van intens verlangen. In een reflex strekte hij zijn armen naar haar uit, maar ze was al heen gevlogen.
“Ja, ja…” klonk het vanachter het bureau. “Die vrouwtjes, die weten wat…Nou…” Hij verhief zijn stem. “Komt er nog wat van?”
Régis slaakte een diepe zucht en liet zijn hoofd hangen. Beschaamd zei hij tegen de punten van zijn schoenen: “Nou ja. U moet weten. Ik zit er een beetje mee…” Hij zuchte nog een keer en deed er het zwijgen toe.
“Ja?” klonk de stem van achter het designbureau aanmoedigend. “Waar zit je een beetje mee?”
“Nou, eh…met die teambuilders. Of eigenlijk meer, met m’n broer. Hij is weg. Door mij. Eigenlijk. Hij is weg en ik heb ‘m niet tegengehouden.” Hij wierp een schuine blik richting bureau en zijn toon kreeg iets smekends. “Doe ik dat nou wel goed?”
Hij hoorde de vraag aan met zijn hand onder zijn kin. Meewarig schudde hij zijn hoofd, waardoor de lange haren als een zilveren waterval rond zijn gezicht golfden.
“Hè, verdomme,” mompelde hij plotseling. Geïrriteerd reikte hij naar een afstandsbediening op het bureau en drukte een knopje in. “Die kutharp, daar word ik ook nog ‘ns gek van…”
De muziek stopte.
“Tja…” Hij draaide zich naar een beeldscherm en Googelde iets op. “Tja, die broer van jou…” Toen keek hij op. “Nou. Vertel. Wat is er allemaal gebeurd?”