27

Mijn advocaat, Cheswick Hartman, had een uur na mijn telefoontje om zes uur in de morgen een vliegtuig uit Boston genomen.

Toen hij om twaalf uur ’s middags op het politiebureau van St. Petersburg op First Avenue North aankwam, hielden ze zich daar van de domme. Omdat het hele incident op de brug zich in een niemandsland tussen district Pinellas en district Manatee had afgespeeld, stuurden ze hem naar district Manatee en het politiebureau van Bradenton en deden ze of ze niet wisten waar we waren.

In Bradenton wierpen ze één blik op Cheswicks pak van tweeduizend dollar en de Louis of Boston-kostuumhoes in zijn hand en stuurden ze hem ook met een kluitje in het riet. Tegen de tijd dat hij in St. Petersburg terug was, was het drie uur. Het was smoorheet, en Cheswick was dat ook.

Ik ken drie mensen die je nooit – nooit – in de zeik moet nemen. Een van hen is Bubba, om voor de hand liggende redenen. De tweede is Devin Amronklin, een moordzakenrechercheur uit Boston. Maar de derde is Cheswick Hartman, en die is misschien nog gevaarlijker dan Bubba en Devin, want hij heeft veel meer wapens in zijn arsenaal.

Hij is niet alleen een van de beste strafpleiters van Boston, maar ook van het hele land. Hij rekent iets in de buurt van achthonderd dollar per uur voor zijn diensten, en er is altijd veel vraag naar hem. Hij heeft huizen op Beacon Hill en de Outer Banks in North Carolina, en een zomervilla op het eiland Mallorca. Hij heeft ook een zus, Elise, die ik een paar jaar eerder uit een gevaarlijke situatie had gehaald. Sindsdien weigert Cheswick geld van me aan te nemen en vliegt hij tweeduizend kilometer voor me zodra ik het vraag.

Het schopt zijn leven wel in de war, en als zijn tijd dan ook nog wordt verknoeid door boerenpummels op politiebureaus, veranderen zijn aktetas en Montblanc-pen in een kernwapen en een ontstekingsmechanisme.

Door het smoezelige raam van de verhoorkamer en de nog smoezeliger jaloezieën die daarvoor hingen kon ik het wachtlokaal van het politiebureau zien, en twintig minuten nadat Jefferson me alleen had gelaten, barstte het tumult los. Cheswick stormde tussen de bureaus door, gevolgd door een legioen politieagenten.

De agenten schreeuwden tegen Cheswick en tegen elkaar en riepen Jeffersons naam en de naam van een zekere inspecteur Grimes, en toen Cheswick de deur van de verhoorkamer opengooide, was Jefferson er ook bij.

Cheswick wierp één blik op mij en zei: ‘Breng mijn cliënt wat water. Direct.’

Een van de agenten ging het wachtlokaal weer in en Cheswick en de rest liepen naar binnen. Cheswick boog zich naar me toe en keek naar mijn gezicht.

‘Nee maar.’ Hij keek over zijn schouder naar een bezwete witharige man met de strepen van een hoofdinspecteur op zijn uniform. ‘Minstens drie van die wondjes op zijn gezicht zijn ontstoken. Ik hoorde dat zijn schouderblad misschien gebroken is, maar ik zie alleen verband.’

‘Nou…’ zei de hoofdinspecteur.

‘Hoelang ben je hier?’ vroeg hij me.

‘Sinds drie uur zesenveertig vannacht,’ zei ik.

Hij keek op zijn horloge. ‘Het is nu vier uur in de middag.’ Hij keek de bezwete hoofdinspecteur aan. ‘Uw afdeling maakt zich schuldig aan schending van de burgerrechten van mijn cliënt. Dat is een federaal misdrijf.’

‘Onzin,’ zei Jefferson.

Cheswick haalde een zakdoek uit zijn borstzakje, terwijl er een kan met water en een glas op de tafel in de verhoorkamer werden gezet. Cheswick pakte de kan op en draaide zich om naar de groep. Hij goot wat water op zijn zakdoek en morste daarbij iets op Jeffersons schoenen.

‘Ooit van Rodney King gehoord, agent Jefferson?’

‘Het is inspecteur Jefferson.’ Hij keek naar zijn natte schoenen.

‘Niet als ik klaar met u ben.’ Cheswick draaide zich weer naar mij om een paar van mijn wondjes voorzichtig af te betten. ‘Laat één ding duidelijk zijn,’ zei hij tegen de groep. ‘Jullie kunnen het wel schudden. Ik weet niet hoe jullie de dingen hier doen en dat kan me ook niet schelen, maar jullie hebben mijn cliënt meer dan twaalf uur in een ongeventileerde ruimte vastgehouden, en alleen al daardoor mag niets van wat hij heeft gezegd op de rechtbank gebruikt worden. Helemaal niets.’

‘Er is ventilatie,’ zei een agent, zijn ogen vol vuur.

‘Zet dan de airco aan,’ zei Cheswick.

De agent draaide zich half om naar de deur, maar bleef toen staan, zijn hoofd schuddend om zijn eigen domheid. Toen hij Cheswick weer aankeek, glimlachte die naar hem.

‘Dus de airconditioning in deze kamer is bewust uitgezet. In een betonnen hok met een buitentemperatuur van dertig graden. Ga zo door, heren, want ik heb al een eis van zo’n half miljoen in gedachten. En dat bedrag loopt nog op.’ Hij nam de zakdoek van mijn gezicht weg en gaf me een glas water. ‘Nog meer klachten, Patrick?’

Ik dronk het hele glas water in ongeveer drie seconden leeg. ‘Ze waren onbeleefd tegen me.’

Hij keek me met een strak glimlachje aan en sloeg hard genoeg op mijn schouder om daar een scheut van pijn doorheen te jagen. ‘Laat mij het woord doen,’ zei hij.

Jefferson kwam naast Cheswick staan. ‘Uw cliënt heeft drie keer op iemand geschoten. Zijn collega heeft de keel van iemand anders weggeschoten. Een derde werd in zijn auto van een brug geramd en kwam om het leven toen hij in de Tampa Bay viel.’

‘Dat weet ik,’ zei Cheswick. ‘Ik heb de band gezien.’

‘De band?’ zei Jefferson.

‘De band?’ zei de bezwete hoofdinspecteur.

‘De band?’ zei ik.

Cheswick greep in zijn aktetas en gooide een videoband op de tafel. ‘Dit is een kopie,’ zei hij. ‘Het origineel ligt in het kantoor van Meegan, Feibel en Ellenburg in Clearwater. De band is vanmorgen om negen uur per koerier naar hen toe gestuurd.’

Jefferson pakte de band op en er rolde een klein druppeltje zweet uit zijn haar vandaan.

‘Gaat uw gang,’ zei Cheswick. ‘Die opname is gemaakt door iemand die ten tijde van het incident in zuidelijke richting over de Skyway reed.’

‘Wie?’ vroeg Jefferson.

‘Een zekere Elizabeth Waterman. Ik geloof dat u haar vriend, Peter Moore, vannacht op de brug hebt gearresteerd wegens rijden onder invloed en een hoop andere dingen. Ik geloof dat hij een verklaring heeft afgelegd waarin hij de gebeurtenissen op deze videobeelden bevestigde, maar dat u die verklaring buiten beschouwing hebt gelaten omdat hij niet goed door de blaaspijptest was gekomen.’

‘Dat is onzin,’ zei Jefferson, en hij zocht steun bij zijn collega’s. Toen hij die niet kreeg, klemde hij zijn vingers zo hard om de band dat ik dacht dat die zou breken.

‘De beelden zijn een beetje wazig door de regen en door de opwinding van de vrouw,’ zei Cheswick, ‘maar het grootste deel van het incident is goed te zien.’

‘Je meent het!’ zei ik lachend.

‘Ben ik cool of niet?’ zei Cheswick.