•2•
Het kleine, met houten dakpannen bedekte huis stond eenzaam aan het einde van een korte, met grind geplaveide weg. In het zand van de bermen woekerden paardebloemen, zuring en muur. Het bouwvallige huisje stond op een open plek van een halve hectare en werd aan drie kanten omringd door bossen waar de bomen met elkaar concurreerden om het zonlicht. Vanwege wetlands en andere ontwikkelingsproblemen waren er nooit andere huizen in de buurt van het tachtig jaar oude huisje verrezen. Het dichtstbijzijnde dorp lag op ongeveer vijf kilometer rijden, of half die afstand als je de moed had om te voet het dichte bos te doorkruisen.
De afgelopen twintig jaar was het rustieke huisje regelmatig gebruikt voor spontane jongerenfeestjes, en soms door zwervende daklozen op zoek naar de betrekkelijke luxe en veiligheid van vier muren en een dak, hoe bouwvallig ook. De huidige eigenaar, die het kort geleden had geërfd, zag er weinig brood in en had daarom besloten het te verhuren. Hij had zelfs een enthousiaste huurder gevonden die bereid was één jaar huur vooruit te betalen, contant.
Deze avond golfde het enkelhoge gras in de voortuin door de kracht van de aanwakkerende wind. De rij dikke eiken achter het huis weerspiegelde de bewegingen van het gras door in hetzelfde ritme door te buigen. Het leek haast niet mogelijk, maar behalve de wind waren er bijna geen andere geluiden.
Bijna.
In de bossen, een paar honderd meter recht achter het huis, plensden een paar voeten door de bedding van een ondiep beekje. Dat het dichtbegroeide terrein lastig begaanbaar was in het donker, zelfs bij een driekwart volle maan, bleek wel uit de vuile broek en de doorweekte schoenen van de man. Hij bleef even staan om zijn bemodderde schoenen schoon te schrapen tegen de stam van een omgevallen boom.
Lee Adams liep nu eens te zweten en dan weer te rillen na de inspannende tocht. Hij was eenenveertig, een meter vijfentachtig lang en sterk als een beer. Hij werkte hard aan zijn conditie, wat goed te zien was aan zijn biceps en zijn deltaspieren. Fit blijven was een vereiste in zijn vak. Hoewel hij vaak dagenlang in een auto zat, of in een bibliotheek of een gerechtsgebouw om microfiches door te lezen, moest hij vaak ook in bomen klimmen, tegenstanders uitschakelen die soms nog sterker waren dan hij, of – zoals nu – in het holst van de nacht door dichte bossen met lastige greppels manoeuvreren. Wat extra spierkracht kon dan geen kwaad. Maar hij was geen twintig meer en dat liet zijn lichaam hem duidelijk merken.
Lee had dik golvend bruin haar dat constant over zijn ogen viel, een snelle en aanstekelijke lach, hoge jukbeenderen en sympathieke blauwe ogen waar meisjes en vrouwen al vanaf de basisschool regelmatig voor waren gevallen. Maar hij had in zijn loopbaan zoveel botten gebroken en andere blessures opgelopen dat zijn lichaam zich veel ouder voelde dan het eruitzag. En daarmee werd hij elke ochtend bij het opstaan geconfronteerd: de krampjes en de pijntjes. Een gevaarlijk gezwel of gewoon artritis? vroeg hij zich wel eens af. Maar wat deed het ertoe? God bepaalde zelf wel wanneer Hij je kaartje afstempelde. Gezond eten en wat oefenen met gewichten of een hometrainer zouden weinig invloed hebben op de beslissing van de Grote Man om je ballonnetje lek te prikken.
Lee tuurde voor zich uit. Hij zag het huisje nog niet. Het bos was te dicht. Hij prutste wat aan de knoppen van de camera die hij uit zijn rugzak had gehaald terwijl hij stond uit te blazen. Lee had deze tocht al vaker gemaakt, maar hij was nog nooit in het huis geweest. Hij had wel dingen gezien, vreemde dingen. Daarom was hij teruggekomen. Het werd tijd om de geheimen van deze plek te ontraadselen.
Toen hij weer op adem was, sjokte Lee verder, met de wegvluchtende dieren van het bos als enig gezelschap. Het wemelde van de herten, konijnen, eekhoorns en zelfs bevers in dit nog ongerepte deel van noordelijk Virginia. Onder het lopen luisterde Lee naar het gefladder van vliegende beesten. Het enige dat hij zich daarbij kon voorstellen waren hondsdolle, schuimbekkende vleermuizen die blind rondom zijn hoofd scheerden. En bij elke stap leek hij in een wervelstorm van muggen terecht te komen. Hoewel hij een aardig voorschot had gekregen, en contant, overwoog hij serieus om zijn tarief voor deze missie wat op te schroeven.
Toen hij de rand van het bos naderde bleef Lee weer even staan. Hij had veel ervaring in het bespioneren van huizen, mensen en hun bezigheden. Langzaam en systematisch, dat was de beste methode. Net als een piloot die een checklist afwerkte. En maar hopen dat er geen onverwachte dingen gebeurden, zodat je moest improviseren.
Lee’s gebroken neus was een onderscheiding die hij had verdiend als amateurbokser in de marine, waar hij zijn jeugdige agressie had botgevierd in een vierkante ring met touwen er omheen, tegen opponenten van hetzelfde gewicht en hetzelfde niveau. Twee stevige handschoenen, een paar snelle handen en voeten, een sluwe tactiek en een sterk hart waren zijn wapens geweest – in de meeste gevallen voldoende voor de overwinning.
Na zijn diensttijd was het redelijk goed met hem gegaan. Nooit rijk, nooit echt arm, meestal zijn eigen baas, meestal vrij en nooit echt alleen, hoewel hij nu al bijna vijftien jaar gescheiden was. Het enige goede dat uit dat huwelijk was voortgekomen was net twintig geworden. Zijn dochter was lang, blond en intelligent, studeerde met een volledige beurs aan de universiteit van Virginia en was een ster in het vrouwenvoetbalteam. Maar de afgelopen tien jaar had Renee Adams niets met haar vader te maken willen hebben, met de zegen van haar moeder, die Renee haar vooroordelen had opgedrongen. En dan te bedenken, dacht Lee, dat zijn ex zo lief had geleken toen ze pas met elkaar gingen, zo gecharmeerd van zijn marine-uniform en zo wild in bed.
Zijn ex-vrouw, een voormalige stripper die Trish Bardoe heette, was als reactie op hun scheiding meteen hertrouwd met een zekere Eddie Stipowicz, een werkloze ingenieur met een drankprobleem. Lee dacht dat het fout ging en had de voogdij over Renee opgeëist met het argument dat haar moeder en stiefvader niet voor haar konden zorgen. Ongeveer op dat moment had Eddie, een onbetrouwbare etterbak aan wie Lee hartgrondig de pest had, min of meer bij toeval een soort microchip uitgevonden waarmee hij miljoenen had verdiend. Daarna had Lee’s voogdijzaak niet veel kans meer. Om nog meer zout in de wond te wrijven waren er verhalen over Eddie verschenen in de Wall Street Journal , Time , Newsweek en een aantal andere bladen. Hij was een beroemdheid. Hun huis was zelfs gefotografeerd voor Architectural Digest .
Lee had dat nummer van Digest . Trish’ nieuwe huis was obsceen groot en voornamelijk ingericht in karmozijnrood en donker aubergine, waardoor het op de binnenkant van een doodskist leek. De ramen waren zo groot als de vensters van een kathedraal, in de meubels kon je verdwalen en er waren genoeg panelen, trappen en ander houtwerk om een gemiddelde stad in het Midden-Westen een jaar lang warm te kunnen stoken. Ze hadden zelfs stenen fonteinen met naakte figuren. Mooi toch? Er was ook een foto opgenomen van het gelukkige stel zelf. Lee had er zelf een onderschrift bij bedacht: ‘Freak en seksbom winnen prijs voor wansmaak.’
Maar één foto had meteen zijn aandacht getrokken: Renee op de prachtigste hengst die Lee ooit had gezien, op een grasveld dat zo groen en glad gemaaid was dat het een vijver van zeeglas leek. Lee had de foto uitgeknipt en veilig opgeborgen in een soort familie-album. Natuurlijk vermeldde het artikel niets over hem. Waarom zou het ook? Maar de verwijzing naar Renee als Eds dochter had hem wel gestoken.
‘Stiefdochter,’ had Lee hardop gezegd toen hij het las. ‘Stiefdochter! Dat kun je me niet afnemen, Trish.’ Meestal was hij niet jaloers op de rijkdom van zijn ex-vrouw, omdat zijn dochter daardoor nu niets te kort kwam. Maar het deed wel pijn.
Als je iets al zo lang had, iets wat je had gemaakt met een deel van jezelf, iets waar je meer van hield dan waarschijnlijk goed voor je was, en het dan weer kwijtraakte… Lee dacht er liever niet te lang over na. Hoe groot en flink hij ook was, als hij dacht aan dat diepe gat, midden in zijn borst, begon hij te janken als een klein kind.
Het leven kon vreemd zijn. Zoals wanneer de dokter je kerngezond verklaarde en je de volgende dag dood neerviel.
Lee keek naar zijn bemodderde broekspijpen en masseerde een vervelende kramp uit zijn vermoeide been terwijl hij met zijn andere hand een mug uit zijn oog sloeg. Een huis zo groot als een hotel, met bedienden, fonteinen, grote paarden, een gestroomlijnde privé-jet… Wat een zorgen, allemaal.
Lee klemde de camera tegen zijn borst. Er zat een 400-film in, die Lee had ‘opgevoerd’ door de instelling van de camera op 1600 iso te zetten. Een snelle film had minder licht nodig en door een kortere sluitertijd verkleinde hij de kans op onscherpe foto’s door bewegingen of trillingen van de camera. Hij klikte er een 600-mm telelens op en installeerde het statief van de lens.
Hij tuurde tussen de takken van een wilde kornoelje door en stelde de lens scherp op de achterkant van het huisje. Verspreide wolken dreven langs de maan en maakten de duisternis om hem heen nog dieper. Hij maakte een serie foto’s en borg de camera weer op.
Het probleem was dat hij van hieruit niet kon zien of er op dit moment iemand in het huisje was of niet. Er brandde geen licht, maar misschien was er ergens een kamer waarvan het licht niet naar buiten straalde. Bovendien was de voorkant van het huis aan het gezicht onttrokken en misschien stond daar een auto geparkeerd. Bij andere gelegenheden had hij de banden- en voetsporen bestudeerd, maar die hadden hem niet veel wijzer gemaakt. Er kwamen maar weinig auto’s over deze weg en al helemaal geen wandelaars of joggers. De enige auto’s die hij had gezien waren weer gekeerd omdat ze een verkeerde afslag hadden genomen. Allemaal, behalve één.
Hij keek omhoog naar de lucht. De wind was gaan liggen. Lee schatte dat de maan nog wel even achter de wolken zou blijven. Hij slingerde de rugzak weer over zijn schouders, spande even zijn spieren alsof hij al zijn energie verzamelde, en waagde zich toen uit het bos.
Geruisloos sloop hij naar een plek waar hij achter een paar struiken kon hurken om zowel de voorkant als de achterkant van het huisje in het oog te houden. Terwijl hij keek, werd het wat lichter omdat de wolken voor de maan verdwenen. De maan zelf leek hem slaperig te bespieden, nieuwsgierig naar wat hij uitspookte.
Hoe afgelegen het huis ook leek, het was maar drie kwartier rijden naar het centrum van Washington. Daarom lag het heel gunstig voor bepaalde zaken. Lee had inlichtingen ingewonnen over de eigenaar, maar die was brandschoon. Informatie over de huurder was moeilijker te vinden geweest.
Lee haalde een apparaat tevoorschijn dat eruitzag als een cassetterecorder maar in werkelijkheid een lock-pick was, een elektrische loper met batterijen, in een etui met een rits. Hij zocht een geschikte bit om het slot te forceren en met een sleuteltje bevestigde hij de bit in de loper. Zijn vingers werkten snel en efficiënt, ook toen er weer wolken voor de maan schoven en het nog donkerder werd. Lee had dit al zo vaak gedaan dat hij zijn inbrekersgereedschap zelfs met zijn ogen dicht nog met bewonderenswaardige precisie in elkaar kon zetten.
Overdag had hij de sloten van het huis al verkend door zijn kijker. Dat was hem niet meegevallen. Veiligheidssloten op alle buitendeuren en spanjoletsloten op de ramen van de begane grond én de eerste verdieping. Het zag er allemaal splinternieuw uit. En dat voor een bouwvallig huisje ergens in de wildernis.
Ondanks het koele weer verscheen er een druppeltje zweet op Lee’s voorhoofd toen hij daarover nadacht. Nerveus tastte hij naar de 9-mm in de holster aan zijn riem. Het metaal voelde geruststellend aan. Hij nam even de tijd om het single-action pistool door te laden, met de veiligheidspal er nog op.
Het huisje had ook een alarmsysteem. Dat had hem helemaal verbaasd. Als hij verstandig was, zou Lee nu al zijn spullen inpakken en naar huis gaan om zijn opdrachtgever te melden dat het onbegonnen werk was. Maar hij had zijn trots. Hij zou doorzetten totdat er iets gebeurde waardoor het echt niet meer ging. En Lee kon heel hard lopen als het nodig was.
Het huisje binnendringen zou niet zo moeilijk zijn, vooral omdat hij de code van het alarm kende. Dat was hem gelukt toen hij er voor de tweede keer was en twee mensen naar het huisje zag komen. Hij wist al dat er een alarm was, daarom had hij zijn maatregelen genomen. Hij was het stel vóór geweest en had gewacht tot ze weer naar buiten kwamen. Toen ze vertrokken had de vrouw de code ingevoerd om het alarm in te schakelen. Lee, die achter dezelfde struiken verborgen lag als nu, had heel toevallig een elektronisch speeltje bij zich dat de code gewoon uit de lucht plukte, als een honkbalhandschoen die een bal ving. Een elektrisch stroompje veroorzaakt een magnetisch veld, net als een kleine zender. Op het moment dat de lange vrouw de cijfers intoetste, gaf het alarmsysteem een discreet signaal af voor elk cijfer, dat door Lee’s elektronische handschoen werd opgevangen.
Lee keek nog eens naar de wolken, trok een paar latex handschoenen met versterkte vingertoppen en palmkussentjes aan, pakte zijn zaklantaarn en haalde diep adem. Een minuut later verliet hij de beschutting van de struiken en sloop voorzichtig naar de achterdeur. Hij trok zijn bemodderde schoenen uit en zette ze naast de deur. Hij wilde geen sporen achterlaten van zijn bezoek. Goede privé-detectives waren onzichtbaar. Lee hield de zaklamp onder zijn arm geklemd terwijl hij de loper in de deur stak en het apparaatje inschakelde.
Hij gebruikte de elektrische loper gedeeltelijk omdat het zo snel ging, maar ook omdat hij niet veel ervaring had met het forceren van sloten. Met die ouderwetse lopers moest je regelmatig oefenen om je vingers gevoelig te houden voor de ligging van de breeklijn en de subtiele verandering in spanning als de tuimelaars van het slot aan hun kleine dans begonnen. Een ervaren inbreker of slotenmaker kon met zo’n ouderwets apparaat sneller werken dan Lee met zijn moderne elektronica. Maar dat was een echt vak, en Lee kende zijn beperkingen. Gelukkig voelde hij de schoot van het slot algauw terugschuiven.
Toen hij de deur openduwde, werd de stilte verstoord door het zachte piepen van het alarmsysteem. Snel vond hij het bedieningspaneel, toetste de zes cijfers in en meteen verstomde het gepiep. Op het moment dat Lee zachtjes de deur achter zich sloot besefte hij dat hij nu een crimineel was.
De man liet zijn geweer zakken en de rode stip van het laservizier van het wapen verdween van de brede rug van de nietsvermoedende Lee Adams. De man met het geweer was Leonid Serov, een voormalige kgb -officier, gespecialiseerd in moordaanslagen. Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie was Serov zijn baan kwijtgeraakt, maar ook in de ‘beschaafde’ wereld was veel vraag naar zijn bedrevenheid in het doden van mensen. Hoewel hij ook als communist jarenlang niets te klagen had gehad met een eigen appartement en een eigen auto, was Serov als kapitalist bijna van de ene op de andere dag steenrijk geworden. Als hij dat eerder geweten had…
Serov kende Lee Adams niet en had geen idee wat hij hier deed. Hij had hem pas opgemerkt toen Adams van achter de struiken naar het huis toe rende, omdat hij vanaf de andere kant door het bos gekomen was. De geluiden van zijn nadering waren overstemd door de wind, veronderstelde de Rus terecht.
Serov keek op zijn horloge. Ze konden nu elk moment arriveren. Hij inspecteerde de lange geluiddemper die op het geweer was gemonteerd en wreef zachtjes over de lange snuit, alsof het een huisdier was, alsof hij zijn gevoel van onoverwinnelijkheid op het glimmende metaal wilde overbrengen. De kolf was een speciale combinatie van kevlar, glasvezel en grafiet, die bijzonder stabiel was. Het wapen had geen conventionele boring maar een afgerond rechthoekig profiel, een zogeheten polygonale boring, met een draaiing naar rechts. Daardoor moest de snelheid met ruim acht procent worden vergroot en – nog belangrijker – kon een kogel uit dit geweer bij ballistisch onderzoek praktisch onmogelijk worden geïdentificeerd omdat de loop geen groeven had die duidelijke sporen op de kogel nalieten als die het wapen verliet. Succes was afhankelijk van kleine details. Op die filosofie had Serov zijn hele carrière gebouwd.
Het huis stond zo afgelegen dat Serov had overwogen om de geluiddemper te verwijderen en te vertrouwen op zijn ervaring als schutter, zijn hightech vizier en zijn goed voorbereide vluchtroute. Dat zelfvertrouwen leek hem gerechtvaardigd. Als je iemand in een verlaten gebied vermoordde, wie zou het dan horen? En klonk een geweerschot anders dan het kraken van een vallende boom? Sommige geluiddempers konden de baan van een schot nadelig beïnvloeden, met het vervelende resultaat dat niet het doelwit de klos was, maar de huurmoordenaar zelf, als zijn cliënt van de mislukking hoorde. Maar Serov had zelf toezicht gehouden op de constructie van deze demper en was ervan overtuigd dat het ding goed werkte.
De Rus bewoog zich even om de kramp in zijn schouder te verlichten. Hij was hier al sinds het invallen van de duisternis, maar hij was gewend om lang te wachten. En hij werd nooit moe. Hij nam het leven ernstig genoeg voor een behoorlijke dosis adrenaline wanneer hij iemand anders dat leven moest ontnemen. Risico’s hielden je alert. Of je nu bergen beklom of moorden pleegde, ironisch genoeg was je je veel meer van het leven bewust als de dood zo nabij was.
Zijn vluchtroute door de bossen kwam uit bij een stille weg waar een auto gereed zou staan om hem naar Dulles Airport te brengen, niet ver weg. Daarna wachtten er weer andere missies op andere plaatsen, waarschijnlijk veel exotischer dan hier. Maar voor deze opdracht had de omgeving bepaalde voordelen.
Iemand in de stad vermoorden was het moeilijkst. Een plaats voor je wapen vinden, de trekker overhalen en daarna weer veilig weg zien te komen – dat werd allemaal veel lastiger door de nabijheid van getuigen of zelfs de politie. Nee, dan liever het platteland, de rust van het buitenleven, de beschutting van bomen en de grotere afstanden tussen de huizen. Daar zou hij wel elke dag van de week kunnen toeslaan, als een wolf op een koeienweitje.
Serov zat op een boomstronk, vlak achter de bosrand en ongeveer dertig meter van het huis. De bomen stonden dicht op elkaar, maar toch had hij hier een vrij schootsveld; een kogel had maar een paar centimeter vrije ruimte nodig. Volgens zijn informatie zouden de man en de vrouw het huis binnengaan door de achterdeur. Maar zo ver zouden ze nooit komen. Waar hij de laser richtte, zou de kogel vernietigend toeslaan. En hij wist zeker dat hij zelfs een vuurvliegje zou kunnen raken vanaf twee keer deze afstand tot het huis.
Alles was zo goed georganiseerd dat Serovs instinct hem waarschuwde dat hij extra op zijn hoede moest zijn. En daar had hij nu een concrete reden voor: de man in het huis. Het was geen smeris. Politiemensen slopen niet door de struiken en pleegden geen inbraken. Omdat niemand hem voor de aanwezigheid van de man gewaarschuwd had, stond hij dus niet aan Serovs kant. Maar de Rus hield er niet van om zijn plannen te wijzigen. Als de man niet reageerde op het moment dat de twee slachtoffers werden neergeschoten, zou Serov zich aan zijn oorspronkelijke plan houden en door het bos ontsnappen. Als de vreemdeling er zich op een of andere manier mee bemoeide of naar buiten kwam stormen als de schoten vielen… dan had Serov genoeg munitie en zouden er drie lijken achterblijven in plaats van twee.