•34•

Brooke Reynolds keek rustig om zich heen in de hal van de bank. Hij was net open en er waren nog geen andere klanten. In een ander leven zou ze misschien de situatie hebben verkend voor een mogelijke bankoverval. Die gedachte bracht even een glimlach op haar gezicht, wat niet vaak gebeurde. Ze aarzelde welke benadering ze zou kiezen, maar de opvallend jeugdige jongeman achter de balie met een naambordje en de titel van assistent-filiaaldirecteur, nam haar de beslissing uit handen.

Hij keek op toen ze naar hem toe liep. ‘Kan ik u helpen?’

Zijn ogen werden zichtbaar groter toen Reynolds haar fbi -legitimatie liet zien en hij ging meteen rechtop zitten, alsof hij haar duidelijk wilde maken dat hij wel degelijk een ruggengraat had achter dat jongensachtige uiterlijk. ‘Zijn er problemen?’

‘Ik heb uw hulp nodig, meneer Sobel,’ zei Reynolds met een blik op het koperen naamplaatje. ‘Het houdt verband met een lopend onderzoek.’

‘Zeker, natuurlijk. U zegt het maar,’ zei de jongen.

Reynolds ging tegenover hem zitten en zei zacht maar zakelijk: ‘Ik heb hier een sleuteltje dat past op een safeloket in deze bank. We hebben het bij ons onderzoek gevonden en wij denken dat de inhoud van dat safeloket van groot belang kan zijn. Daarom willen we het openen.’

‘Juist. Nou, eh…’

‘Ik heb het bankafschrift bij me, als dat helpt.’

Banken waren gek op papier, wist ze. Hoe meer cijfers en gegevens, des te beter. Ze gaf hem het afschrift.

Hij bestudeerde het.

‘Kent u de naam Frank Andrews?’ vroeg ze.

‘Nee,’ zei hij, ‘maar ik werk hier pas een week. Reorganisaties… er komt nooit een einde aan.’

‘Nee, dat zal wel. Zelfs de overheid bezuinigt.’

‘Niet op uw dienst, hoop ik. Er is nog te veel criminaliteit.’

‘Daar hebt u ook veel mee te maken, neem ik aan, als bankdirecteur.’

De jongeman keek zelfingenomen en nam een slok van zijn koffie. ‘O, ik zou u verhalen kunnen vertellen.’

‘Dat wil ik graag geloven. Is er een manier om erachter te komen hoe vaak meneer Andrews zijn safeloket heeft gebruikt?’

‘Jazeker. Dat wordt tegenwoordig in de computer opgeslagen.’ Hij toetste het rekeningnummer op zijn computer in en wachtte tot de gegevens waren verwerkt. ‘Wilt u koffie, agent Reynolds?’

‘Nee, dank u. Hoe groot is dat kluisje?’

Hij wierp een blik op het afschrift. ‘Aan de maandelijkse afschrijving te oordelen is het ons luxemodel, met dubbele breedte.’

‘Daar kan zeker heel wat in?’

‘Ze zijn vrij ruim.’ Hij boog zich naar voren en zei zacht: ‘Ik durf te wedden dat het iets met drugs te maken heeft. Een witwasoperatie of zo? Daar heb ik een cursus over gevolgd.’

‘Het spijt me, meneer Sobel, maar het is een lopend onderzoek, dus ik kan u er geen mededelingen over doen. Dat zult u begrijpen.’

Snel schoot hij weer overeind. ‘Natuurlijk. Absoluut. Iedereen heeft zijn regels. U zou niet geloven waar wij hier op de bank allemaal rekening mee moeten houden.’

‘Vast wel. Heeft de computer al iets gevonden?’

‘O, ja.’ Sobel keek naar het scherm. ‘Hij is hier regelmatig geweest. Ik kan het lijstje voor u printen, als u wilt.’

‘Dat zou heel handig zijn.’

Toen ze even later naar de kluis liepen, keek Sobel een beetje nerveus. ‘Ik vraag me af of ik dit niet eerst met de directie moet bespreken. Ik bedoel, ze zullen er niet moeilijk over doen, neem ik aan, maar we hebben strenge voorschriften voor safeloketten.’

‘Dat begrijp ik, maar ik dacht dat de adjunct-filiaaldirecteur voldoende gezag had. Ik haal er niets uit, ik wil alleen maar weten wat erin zit. En afhankelijk van wat ik vind, zal het safeloket misschien in beslag worden genomen. Het is niet voor het eerst dat de fbi zoiets doet. Ik neem de volle verantwoordelijkheid, maakt u zich geen zorgen.’

Dat scheen de jongeman gerust te stellen en ze stapten de kluis binnen. Hij gebruikte Reynolds’ sleuteltje en zijn eigen loper en haalde de grote kist tevoorschijn.

‘We hebben een privé-kamer waar u de inhoud kunt bekijken.’

Hij bracht haar naar een kleine kamer en Reynolds deed de deur dicht. Ze haalde diep adem en zag dat het zweet in haar handen stond. De inhoud van dit safeloket zou mensen en hun carrières kunnen ruïneren. Langzaam opende ze het deksel. Ze vloekte binnensmonds toen ze zag wat er in het kluisje zat.

Het geld was keurig gebundeld, met dikke elastieken eromheen. Oude biljetten, geen nieuwe. Reynolds telde ze snel. Tienduizenden dollars. Ze sloot het safeloket weer af.

Sobel stond buiten te wachten toen ze de deur opendeed. Hij bracht het safeloket weer naar de kluis.

‘Mag ik het bezoekregister voor dit safeloket zien?’

Hij gaf haar de lijst met handtekeningen. Het was het handschrift van Ken Newman; dat kende ze goed. Een vermoorde fbi -agent had dus een kluis met geld onder een valse naam. God zij hen genadig.

‘Hebt u iets belangrijks gevonden?’ vroeg Sobel.

‘Ik leg beslag op dit safeloket. Als er iemand verschijnt die ernaar vraagt, belt u me onmiddellijk. Op een van deze nummers.’ Ze gaf hem haar kaartje.

‘Dit is ernstig, neem ik aan?’ Sobel leek opeens niet meer zo blij dat hij bij dit filiaal terecht was gekomen.

‘Ik stel uw hulp bijzonder op prijs, meneer Sobel. U hoort nog van mij.’

Reynolds liep terug naar haar auto en reed zo snel mogelijk naar het huis van Anne Newman. Ze belde vanuit haar auto om te controleren of de vrouw thuis was. De begrafenis was over drie dagen. Het zou een grote plechtigheid worden, met de hoogste mensen van de fbi en andere politiediensten uit het hele land. De extra lange rouwstoet zou zich door een erehaag van sombere, eerbiedige fbi -agenten en mannen en vrouwen in het blauw bewegen. Agenten die sneuvelden in het harnas werden door de fbi begraven met alle verschuldigde eer en waardigheid.

‘Wat heb je ontdekt, Brooke?’ Anne Newman droeg een zwarte jurk, had haar haar gekamd en een vleugje make-up gebruikt. Reynolds hoorde mensen praten in de keuken. Er stonden twee auto’s op de oprit geparkeerd. Waarschijnlijk vrienden of familie die hun deelneming kwamen betuigen. Ze zag ook schalen met eten op de tafel in de eetkamer staan. Koken en condoléances schenen ironisch genoeg hand in hand te gaan. Blijkbaar was verdriet beter te verwerken op een volle maag.

‘Ik wil jullie bankafschriften zien. Van Ken en jou. Weet je waar ze zijn?’

‘Nou, Ken deed altijd de financiën. Ze moeten ergens in zijn kantoor liggen.’ Ze nam Reynolds mee de gang door naar Ken Newmans werkkamer.

‘Hadden jullie meer dan één bank?’

‘Nee. Dat weet ik, want dat zag ik aan de post. We hebben maar één bank en één rekening. Geen spaarrekeningen. Ken vond de rente veel te laag. Hij wist echt veel van geld. We hebben goede aandelen en voor de kinderen heeft hij een studieverzekering afgesloten.’

Terwijl Anne de afschriften zocht, liet Reynolds haar blik door de kamer dwalen. In een boekenkast zag ze een serie dozen van hard plastic, in verschillende kleuren. Bij haar vorige bezoek had ze wel de munten in hun transparante plastic doosjes gezien, maar deze waren haar nog niet opgevallen.

‘Wat zit er in die dozen?’

Anne volgde haar wijzende vinger. ‘O, dat zijn Kens sportcards. En zijn munten. Daar wist hij ook veel van. Hij heeft zelfs een cursus gevolgd om taxateur te worden. Elk weekend ging hij wel naar een of andere beurs of tentoonstelling.’ Ze wees naar het plafond. ‘Daarom hebben we ook een rookmelder. Ken was als de dood voor brand, vooral in deze kamer. Al dat papier en plastic… het zou binnen een paar seconden in lichterlaaie kunnen staan.’

‘Het verbaast me dat hij nog de tijd had om te verzamelen.’

‘Hij máákte gewoon tijd. Het was echt zijn hobby.’

‘Gingen jij of de kinderen ooit mee?’

‘Nee. Dat vroeg hij nooit.’

Ze zei het op zo’n toon dat Reynolds maar niet verder vroeg. ‘Ik durf het eigenlijk niet te vragen, maar had Ken een levensverzekering?’

‘Ja. Voor veel geld.’

‘Nou, dan hoef je je daar geen zorgen over te maken. Het is een schrale troost, dat weet ik, maar zoveel mensen denken nooit over die dingen na. Ken heeft jullie goed verzorgd willen achterlaten als er iets gebeurde. Dat soort dingen zijn een beter bewijs van liefde dan mooie woorden.’ Reynolds meende het oprecht, maar die laatste opmerking leek zo’n ongelooflijk cliché dat ze maar besloot haar mond te houden over dat onderwerp.

Anne haalde een rood mapje van zo’n acht centimeter dik tevoorschijn en gaf het aan de fbi -agent.

‘Dit is wat je zoekt, denk ik. In de la liggen er nog meer, maar dit is de laatste.’

Reynolds bekeek het mapje. Op het omslag zat een geplastificeerd etiket dat de afschriften van het huidige jaar vermeldde. Ze sloeg het open. De afschriften zaten keurig op volgorde, met de laatste maand bovenop.

‘De cheques zitten in de andere la. Ken had alles per jaar ingedeeld.’

Verdomme! Reynolds’ financiële gegevens lagen verspreid over verschillende laden in haar slaapkamer en voor een deel zelfs in de garage. Het invullen van het belastingbiljet was een boekhoudkundige nachtmerrie in huize Reynolds.

‘Anne, ik weet dat je bezoek hebt. Ik kom er zelf wel uit.’

‘Je mag ze ook meenemen, als je wilt.’

‘Ik bekijk ze liever hier, als je het goed vindt.’

‘Oké. Wil je wat eten of drinken? De hemel weet dat we genoeg eten in huis hebben. En ik heb net een verse pot koffie gezet.’

‘Koffie zou lekker zijn, dank je. Een klein beetje melk en suiker.’

Anne keek opeens nerveus. ‘Je hebt me nog steeds niet verteld of je wat gevonden hebt.’

‘Ik wacht tot ik het absoluut zeker weet, voordat ik iets zeg. Ik wil me niet vergissen.’ Toen Reynolds de arme vrouw in de ogen keek, voelde ze zich vreselijk schuldig. Ze vroeg een vrouw om onbewust mee te werken aan een onderzoek om de nagedachtenis van haar man in diskrediet te brengen.

‘Hoe zijn de kinderen eronder?’ vroeg Reynolds, terwijl ze probeerde dat verraderlijke gevoel van zich af te schudden.

‘Zoals alle kinderen, denk ik. Ze zijn nu zestien en zeventien, dus ze begrijpen het beter dan een kind van vijf. Maar het blijft moeilijk. Voor ons allemaal. De enige reden dat ik niet constant loop te janken is dat ik vanochtend geen tranen meer over had. Ik heb ze maar naar school gestuurd. Dat leek me beter dan dat ze thuisbleven en al die mensen moesten aanhoren die langskwamen om over hun vader te praten.’

‘Ja, dat denk ik ook.’

‘Je kunt niet meer dan je best doen. Ik heb altijd rekening gehouden met die mogelijkheid. God, Ken zat al twintig jaar bij de fbi . De enige keer dat hij in zijn werk iets opliep was toen hij zijn rug verrekte bij het verwisselen van een lekke band.’ Anne glimlachte even om die herinnering. ‘Hij had het al over zijn pensioen. Misschien zouden we kunnen verhuizen als de kinderen gingen studeren. Zijn moeder woont in South Carolina en komt nu op een leeftijd dat ze haar familie graag in de buurt wil hebben.’

Anne keek alsof ze weer in tranen zou uitbarsten. Als dat zo was, zou Reynolds graag met haar meehuilen in de stemming waarin ze nu verkeerde.

‘Jij hebt toch ook kinderen?’

‘Ja, een jongen en een meisje. Drie en zes.’

Anne glimlachte. ‘O, baby’s nog.’

‘Ik heb begrepen dat het lastiger wordt als ze ouder worden.’

‘Nou, laat ik het zo zeggen, het wordt ingewikkelder. Van spugen, tandjes krijgen en zindelijk worden kom je terecht in discussies over kleren, jongens en geld. En als ze dertien zijn, willen ze opeens niets meer van mama en papa weten. Dat was een vervelende tijd, maar gelukkig ging het weer over. Daarna begin je je ongerust te maken over alcohol, auto’s, seks en drugs.’

Reynolds lachte bleek. ‘Nou, ik kan niet wachten.’

‘Hoe lang ben je al bij de fbi ?’

‘Dertien jaar. Ik ben er gekomen na een ongelooflijk saai jaar als bedrijfsjurist.’

‘Het kan een gevaarlijk beroep zijn.’

Reynolds keek haar aan. ‘Dat kan het zeker.’

‘Ben je getrouwd?’

‘Officieel nog wel, maar dat is over een paar maanden voorbij.’

‘O, wat naar.’

‘Het is beter voor iedereen, echt waar.’

‘En jij houdt de kinderen?’

‘Absoluut.’

‘Dat is goed. Kinderen horen bij hun moeder, wat al die progressieve types ook beweren.’

‘In mijn geval ben ik daar niet zo zeker van. Ik maak lange dagen, ik werk op rare tijden… Maar voor mijn gevoel horen de kinderen bij mij, dat weet ik wel.’

‘Je hebt rechten gestudeerd?’

‘Ja, aan Georgetown.’

‘Advocaten verdienen ook goed. En dat werk is lang niet zo gevaarlijk als bij de fbi .’

‘Nee, dat is wel zo.’ Nu pas drong het tot Reynolds door waar dit gesprek naartoe ging.

‘Je zou een andere baan kunnen nemen. Er lopen tegenwoordig zoveel gekken rond. En ze hebben allemaal een wapen. Toen Ken bij de fbi begon, had je nog geen kinderen die nauwelijks uit de luiers al met machinegeweren liepen te zwaaien en mensen doodschoten alsof ze stripfiguren waren.’

Daar had Reynolds geen antwoord op. Ze klemde het mapje met bankafschriften in haar hand en dacht aan haar kinderen.

‘Ik haal een kop koffie voor je.’

Anne deed de deur achter zich dicht en Reynolds liet zich op de dichtstbijzijnde stoel vallen. Opeens zag ze haar lichaam in een zwarte lijkzak, terwijl de waarzegster het slechte nieuws aan haar kinderen overbracht. Ik had het jullie moeder wel voorspeld. Shit! Ze probeerde aan wat anders te denken en sloeg het mapje open. Anne kwam terug met de koffie en vertrok weer. Reynolds verdiepte zich in de afschriften en maakte goede vorderingen. Maar ze schrok van wat ze ontdekte.

Al minstens drie jaar had Ken Newman regelmatig geld op zijn rekening gestort. Het waren kleine bedragen – nu eens honderd dollar, dan weer vijftig – en op wisselende tijden. Ze pakte de uitdraai die ze van Sobel had gekregen en controleerde de data waarop Newman zijn safeloket had opgevraagd. De meeste kwamen overeen met de tijdstippen waarop hij ook geld op zijn rekening had gestort. Hij ging dus naar de kluis, deed nieuw geld in zijn safeloket, haalde er wat oud geld uit en stortte dat op de rekening van het gezin.

Bij elkaar was het een aardig bedrag, maar geen fortuin. Er stond nooit erg veel geld op de rekening, omdat het gezin natuurlijk vaste lasten had, die betaald moesten worden. Newmans salaris van de fbi kwam ook op die rekening binnen en zo nu en dan werden er bedragen overgeboekt naar een effectenkantoor. Die administratie vond Reynolds in een andere la. Algauw stelde ze vast dat Newman weliswaar niet rijk was, maar toch een aardige beleggingsrekening had, die hij regelmatig aanvulde. Door het gunstige verloop van de koersen was zijn kapitaal aardig gegroeid.

Afgezien van de contante stortingen viel er aan Newmans administratie niet veel bijzonders op te merken. Hij had geld gespaard en dat goed belegd. Hij was niet rijk, maar welgesteld. Het dividend van de beleggingsrekening werd ook naar de gewone rekening overgemaakt, waardoor het totale beeld nog onoverzichtelijker werd. Kortom, op het eerste gezicht leek de financiële administratie van de fbi -agent heel normaal, totdat je je er uitvoerig in verdiepte. En als je niets wist van het contante geld in het safeloket, leken de bedragen op de rekening geen enkele reden voor een diepgaand onderzoek.

Het enige wat Reynolds verbaasde was die hoeveelheid geld in het kluisje van de bank. Waarom zou Newman dat daar hebben bewaard, zonder dat hij er rente op kreeg? En misschien nog belangrijker dan het contante geld was wat ze níét had gevonden. Toen Anne terugkwam om haar nog eens in te schenken, vroeg ze het rechtuit.

‘Ik vind hier geen afschrijvingen van de hypotheekrente of de creditcards.’

‘We hebben geen hypotheek. Dat wil zeggen, we hadden een hypotheek voor dertig jaar, maar Ken heeft daar steeds op afgelost en ten slotte de hele schuld afbetaald.’

‘Heel verstandig. Wanneer was dat?’

‘Een jaar of drie, vier geleden, denk ik.’

‘En creditcards?’

‘Daar had Ken een hekel aan. We betaalden altijd alles contant: apparaten, kleren, zelfs auto’s. En nooit nieuw, maar altijd tweedehands.’

‘Ook dat is verstandig. Het scheelt je heel wat financieringskosten.’

‘Ik zei al dat Ken heel goed met geld kon omgaan.’

‘Als ik dat had geweten, zou ik hem hebben gevraagd om mij te helpen.’

‘Wil je verder nog iets zien?’

‘Nog één ding, ben ik bang. Jullie belastingopgaven over de afgelopen jaren, als je die hebt.’

Reynolds begreep nu de reden voor al dat geld in het safeloket. Als Newman alles contant betaalde, hoefde hij het niet op zijn rekening te storten. Zaken als hypotheekrente, gas, licht en telefoon werden natuurlijk wel afgeschreven, dus daarom moest hij regelmatig contant geld op zijn rekening storten. Dat betekende ook dat er geen bewijzen waren voor het contante geld dat hij níét op zijn rekening zette maar in zijn safeloket bewaarde. Contant geld was niet te traceren. En dus wist ook de belasting niet dat Newman het had.

Hij was zo verstandig geweest om zijn leefwijze niet te veranderen. Hetzelfde huis, geen dure auto en geen krankzinnige aankopen waarmee zoveel fraudeurs zichzelf de das omdeden. En zonder hypotheek en creditcards had hij heel wat geld vrij, wat op het eerste gezicht zijn beleggingen kon verklaren. Je moest echt heel diep graven, zoals Reynolds had gedaan, om de waarheid te ontdekken.

In de metalen dossierkast tegen de muur vond Anne de belastingaangiften van de afgelopen zes jaar, net zo keurig georganiseerd als de rest van de administratie. Een snelle blik op de gegevens van de laatste drie jaar bevestigde Reynolds’ verdenkingen. Newmans enige inkomen was zijn fbi -salaris en wat rente en dividend en andere uitkeringen op investeringen.

Reynolds borg de dossiers weer op en trok haar jas aan. ‘Anne, het spijt me heel erg dat ik je hiermee moest lastigvallen terwijl je toch al zo’n moeilijke tijd doormaakt.’

‘Ik heb je zelf om hulp gevraagd, Brooke.’

Weer voelde Reynolds zich schuldig. ‘Ik weet niet of ik je echt geholpen heb.’

Anne pakte haar bij de arm. ‘Kun je me al vertellen hoe het precies zit? Heeft Ken iets verkeerds gedaan?’

‘Ik kan je alleen zeggen dat ik dingen heb gevonden waarvoor ik geen verklaring weet. Ik wil niet tegen je liegen, het ziet er niet goed uit.’

Langzaam liet Anne haar hand weer zakken. ‘Je moet natuurlijk rapporteren wat je hebt ontdekt.’

Reynolds keek haar aan. Officieel zou ze onmiddellijk naar het opr moeten stappen om alles te melden. Het Office of Professional Responsibility viel officieel onder de fbi zelf, maar werd in de praktijk geleid door het ministerie van Justitie. Het opr onderzocht beschuldigingen van wangedrag tegen medewerkers van de fbi en had een geduchte reputatie. Zelfs de meest onverschrokken fbi -agenten waren benauwd voor een opr -onderzoek.

Officieel wist Reynolds dus wat haar te doen stond. Maar zo simpel was het leven nu eenmaal niet. De verslagen vrouw die tegenover haar stond maakte een beslissing veel moeilijker. Ten slotte koos ze voor haar menselijkheid en negeerde de voorschriften voorlopig. Ken Newman zou als een held begraven worden. De man was twintig jaar fbi -agent geweest. Dat verdiende hij toch wel.

‘Op een gegeven moment moet ik wel verslag uitbrengen. Maar niet meteen.’ Ze wachtte even en pakte toen Annes hand. ‘Ik weet wanneer hij wordt begraven. Ik zal er zijn, net als iedereen, om Ken de laatste eer te bewijzen.’

Reynolds sloeg geruststellend haar armen om Anne Newman heen en verliet het huis, bijna duizelig van de gedachten die door haar hoofd tolden.

Als Ken Newman geld had aangenomen, moest dat al een tijdje aan de gang zijn. Was hij het lek binnen Reynolds’ team? En had hij ook andere zaken verraden? Was hij een freelancer die zijn informatie aan de hoogste bieder verkocht, of werkte hij maar voor één opdrachtgever? En waarom had die opdrachtgever interesse voor Faith Lockhart? Er stonden buitenlandse belangen op het spel, zoveel had Lockhart haar wel verteld. Was dat de verklaring? Had Newman al die tijd voor een buitenlandse regering gewerkt die toevallig ook betrokken was bij Buchanans praktijken?

Reynolds zuchtte. De zaak dreigde zo groot te worden dat ze zich moest beheersen om niet halverwege naar huis te vluchten en de dekens over haar hoofd te trekken. In plaats daarvan stapte ze in haar auto om terug te rijden naar kantoor en verder te schaven aan deze zaak, zoals ze in de loop van de jaren al honderden zaken had opgelost. En dat was het beste waar iemand in haar vak ooit op kon hopen.

Onder druk
titlepage.xhtml
Onder_druk_125x200_split_0.xhtml
Onder_druk_125x200_split_1.xhtml
Onder_druk_125x200_split_2.xhtml
Onder_druk_125x200_split_3.xhtml
Onder_druk_125x200_split_4.xhtml
Onder_druk_125x200_split_5.xhtml
Onder_druk_125x200_split_6.xhtml
Onder_druk_125x200_split_7.xhtml
Onder_druk_125x200_split_8.xhtml
Onder_druk_125x200_split_9.xhtml
Onder_druk_125x200_split_10.xhtml
Onder_druk_125x200_split_11.xhtml
Onder_druk_125x200_split_12.xhtml
Onder_druk_125x200_split_13.xhtml
Onder_druk_125x200_split_14.xhtml
Onder_druk_125x200_split_15.xhtml
Onder_druk_125x200_split_16.xhtml
Onder_druk_125x200_split_17.xhtml
Onder_druk_125x200_split_18.xhtml
Onder_druk_125x200_split_19.xhtml
Onder_druk_125x200_split_20.xhtml
Onder_druk_125x200_split_21.xhtml
Onder_druk_125x200_split_22.xhtml
Onder_druk_125x200_split_23.xhtml
Onder_druk_125x200_split_24.xhtml
Onder_druk_125x200_split_25.xhtml
Onder_druk_125x200_split_26.xhtml
Onder_druk_125x200_split_27.xhtml
Onder_druk_125x200_split_28.xhtml
Onder_druk_125x200_split_29.xhtml
Onder_druk_125x200_split_30.xhtml
Onder_druk_125x200_split_31.xhtml
Onder_druk_125x200_split_32.xhtml
Onder_druk_125x200_split_33.xhtml
Onder_druk_125x200_split_34.xhtml
Onder_druk_125x200_split_35.xhtml
Onder_druk_125x200_split_36.xhtml
Onder_druk_125x200_split_37.xhtml
Onder_druk_125x200_split_38.xhtml
Onder_druk_125x200_split_39.xhtml
Onder_druk_125x200_split_40.xhtml
Onder_druk_125x200_split_41.xhtml
Onder_druk_125x200_split_42.xhtml
Onder_druk_125x200_split_43.xhtml
Onder_druk_125x200_split_44.xhtml
Onder_druk_125x200_split_45.xhtml
Onder_druk_125x200_split_46.xhtml
Onder_druk_125x200_split_47.xhtml
Onder_druk_125x200_split_48.xhtml
Onder_druk_125x200_split_49.xhtml
Onder_druk_125x200_split_50.xhtml
Onder_druk_125x200_split_51.xhtml
Onder_druk_125x200_split_52.xhtml
Onder_druk_125x200_split_53.xhtml
Onder_druk_125x200_split_54.xhtml
Onder_druk_125x200_split_55.xhtml
Onder_druk_125x200_split_56.xhtml
Onder_druk_125x200_split_57.xhtml
Onder_druk_125x200_split_58.xhtml
Onder_druk_125x200_split_59.xhtml
Onder_druk_125x200_split_60.xhtml
Onder_druk_125x200_split_61.xhtml