16 Terug naar het gelukkige land

Het was alsof het Huis wist dat ze terugkwamen. Alsof het hen riep. Zodra ze buiten kwamen, schenen hun voeten precies te weten welke kant ze uit moesten. De jongens hoefden niets anders te doen dan hun schoenpunten achterna te wandelen.
'Wat doen we als we er zijn?' vroeg Wendell. 'Ik bedoel, de vorige keer zijn we er op het nippertje levend vanaf gekomen...'
'Mevrouw Griffioen zal ons wel helpen,' zei Harvey. Wendells ademhaling versnelde. 'Maar stel nou eens dat Carna haar d'r hoofd heeft afgebeten?'
'Dan zullen we het alleen moeten doen.'
'Wat?'
'Lupo vinden.'
'Je zei toch dat hij dood was?'
'Volgens mij maakt het voor iemand als Lupo helemaal niets uit of hij nou dood of levend is,' zei Harvey. 'Hij houdt zich ergens in het Huis schuil, Wendell. En of we het nou leuk vinden of niet, we zullen naar hem op zoek moeten. Hij is het die ons al die jaren met onze vader en moeder heeft afgenomen. Dus als we de verloren tijd terug willen, zullen we eerst Lupo moeten vinden.'
'Zoals je het zegt, klinkt het zo gemakkelijk,' zei Wendell.
'Het hele Huis is één grote trukendoos,' hielp Harvey hem herinneren. 'De seizoenen, de cadeautjes, het zijn allemaal illusies. Dat mogen we geen moment vergeten.'
'Harvey! Kijk!'
Wendell wees voor zich uit. Harvey herkende de straat in één oogopslag. Drieëndertig dagen geleden had hij hier met Risus gelopen, en geluisterd naar diens mooie praatjes over hoe heerlijk het was aan de andere kant van de mistmuur.
'We zijn er,' zei Harvey.
Het was vreemd, maar hij was niet bang, ook al wist hij dat ze rechtstreeks in de armen van de vijand liepen. Lie- ver bond hij de strijd aan met Lupo en zijn illusies, dan dat hij zich de rest van zijn leven bleef afvragen hoe het met Lulu was, en bleef treuren om zijn verloren jaren. 'Ben je er klaar voor?' vroeg hij aan Wendell. 'Voordat we naar binnen gaan, moet je me toch nog één ding vertellen,' zei zijn vriend. 'Als het allemaal illusies zijn, hoe komt het dan dat we de kou echt voelden? En dat ik dik werd van mevrouw Griffioens taarten, en...' Tk weet het niet,' viel Harvey hem in de reden. De twijfel joeg koude rillingen over zijn rug. Tk kan ook niet verklaren hoe Lupo's tovenarij werkt. Het enige dat ik weet, is dat hij zich voedt met de jaren die hij ons heeft afgenomen.'
'Hoe bedoel je, zich vóedt?'
'Nou gewoon, net als... als een vampier.'
Het was voor het eerst dat Harvey zich meneer Lupo voorstelde als een vampier, maar hij wist intuïtief dat hij gelijk had. Bloed was leven, en Lupo voedde zich met de levens van anderen. Hij was een vampier. Harvey wist het zeker. Misschien wel een koning onder de vampiers.
'Moeten we dan geen staf hebben, of wijwater of zoiets?'
'Nee, dat is alleen in verhalen,' zei Harvey.
'Maar als hij nou achter ons aan komt...'
'Dan vechten we.'
'Waarmee?'
Harvey haalde zijn schouders op. Hij wist het ook niet. Maar hij was ervan overtuigd dat kruisen en gebeden hen niet zouden kunnen helpen in de strijd die voor hen lag.
'Genoeg gepraat,' zei hij tegen Wendell. 'Als je niet mee wilt, dan blijf je maar hier.'
'Dat zei ik toch niet.'
'Goed dan,' zei Harvey, en hij liep op de mistmuur af. Wendell volgde hem op de hielen. Op het moment dat Harvey de muur binnenstapte, pakte hij zijn vriend bij zijn mouw, zodat ze weer net zo binnenkwamen als ze twee dagen geleden waren ontsnapt: samen. De mist sloot zich als een druipende deken om hen heen en omhulde hen zo verstikkend, dat Harvey even bang was dat hij geen lucht meer kon krijgen. Op die manier wilde de mist echter voorkomen dat ze nog van gedachten zouden veranderen. Toen ging er een huivering door de plooien van de deken, en de jongens werden aan de andere kant van de muur als het ware uitgespuugd. In Lupo's koninkrijk was het hartje zomer: het seizoen van het heerlijke nietsdoen. De zon, die aan de andere kant van de mist was schuilgegaan achter regenwolken, wierp haar stralen op het Huis en alles wat daaromheen groeide en bloeide. Een lauwe bries deed de bomen zachtjes heen en weer wiegen. Deuren en ramen, de veranda en de schoorstenen, kortom alles glom alsof het pas was geverfd.
Vanaf de dakranden zongen de vogels hen een welkom toe, uit de keuken kwamen gastvrije geuren, en door de geopende voordeur klonk uitnodigend gelach. Welkom, het werd hun als het ware van alle kanten en op alle manieren toegeschreeuwd.
'Dat was ik helemaal vergeten...' mompelde Wendell. 'Wat?'
'Hoe... hoe móói het hier is.'
'Verkijk je daar maar niet op,' zei Harvey. 'Het is allemaal illusie, weet je nog wel? Allemaal.' Wendell gaf geen antwoord, maar slenterde in de richting van de bomen. Een naar honing geurende wind dartelde speels om hem heen en leek hem te willen optillen. Hij verzette zich niet en liet zich meevoeren naar de zon- doorspikkelde schaduw onder de bomen. 'Wendell!' Harvey rende hem over het gras achterna. 'We moeten wel bij elkaar blijven.'
Tk was de boomhut vergeten,' zei Wendell dromerig, omhoog starend naar de bladerkroon. 'Wat hebben we daar een plezier gehad. Weet je nog?'
'Nee,' zei Harvey, vastbesloten om zich door het verleden niet van zijn missie te laten afbrengen. 'Dat weet ik niet meer.'
'Jawel, je weet het wel,' zei Wendell met een grijns van oor tot oor. 'We hebben er zo hard aan gewerkt. Ik ga even kijken hoe het eruitziet.' Harvey greep hem bij zijn arm. 'Nee, dat ga je niet.'
'Dat ga ik wél,' zei Wendell venijnig. Hij trok zijn arm los. 'Ik kan doen wat ik wil. Jij hebt niets over me te zeggen.'
Aan de glazige uitdrukking in Wendells ogen kon Harvey zien dat het Huis met al zijn betoverende verleidingen alweer bezit van hem begon te nemen. Het was alleen maar een kwestie van tijd, wist hij, dan zou zijn eigen verzet ook minder worden. En dan? Zou hij dan helemaal vergeten waarvoor hij was gekomen, en als een zorgeloos leeghoofd zo opgaan in zijn spel dat hij niet merkte dat zijn ziel geleidelijk aan werd weggezogen? 'Nee,' zei hij hardop. 'Ik wil het niet hebben.'
'Wat wil je niet hebben?' vroeg Wendell. 'We moeten aan het werk,' zei Harvey. 'Ach, wat kan het je schelen?' antwoordde Wendell. 'Een heleboel. En dat gold vijf minuten geleden ook nog voor jou. Besef nou toch wat het Huis met ons heeft gedaan, Wendell!'
Na die woorden leek er een zucht door de bladerkronen boven hun hoofd te gaan.
'Aaaahh ...' klonk het, alsof de wind begreep waarom Harvey hier was, en alsof hij deze informatie onmiddellijk aan meneer Lupo zou doorspelen. Het kon Harvey niet schelen. Integendeel, hij was er zelfs wel blij om.
'Toe maar,' zei hij, terwijl de wind zich met vlagen in de richting van het Huis verplaatste. 'Ga het hem maar vertellen! Toe maar!' Hij wendde zich tot Wendell. 'Ga je mee?' vroeg hij. 'Of moet ik alleen naar binnen?'
'O, ik wil best naar binnen,' zei Wendell vrolijk. Tk heb honger.'
Harvey keek Wendell doordringend aan. 'Weet je dan helemaal niets meer van wat we hebben besproken?' vroeg hij.
'Natuurlijk wel,' antwoordde Wendell. 'We zeiden dat we... dat we...' Hij zweeg en fronste zijn wenkbrauwen. 'Dat we...'
'Dit Huis heeft tijd van ons gestolen, Wendell. Tijd waar we recht op hebben.'
'Hoe heeft dat dan kunnen gebeuren?' vroeg Wendell, nog altijd zijn wenkbrauwen fronsend. 'Het is... het is...' Weer aarzelde hij, zoekend naar woorden. 'Het is zo'n volmaakte dag.' De frons begon te verdwijnen, en er kwam een brede glimlach voor in de plaats. 'Wat kan het ook schelen?' zei Wendell. Tk bedoel, het is zo'n mooie dag, dus wat geeft het allemaal? Laten we gewoon plezier maken.'
Harvey schudde zijn hoofd. Hiermee verloor hij alleen maar kostbare tijd, en dat was precies wat Lupo en het Huis wilden. In plaats van nog meer woorden aan Wendell te verspillen, draaide hij zich op zijn hakken om en hij liep naar de voordeur. 'Wacht even!' riep Wendell. 'Ruik je die taart?' Harvey rook hem inderdaad, en hij wenste dat hij eerst wat kon eten, zodat hij niet met een lege maag aan dit avontuur hoefde te beginnen. Maar hij hield zich voor dat die verleidelijke geuren niets anders waren dan een van Lupo's vele valstrikken. Op slag bedaarde zijn knorrende maag, en liep het water hem niet langer in de mond.
Hij dwong zichzelf om aan de dieren van zijn ark te denken. Hoe ze tot stof waren verpulverd bij zijn terugkeer in de echte wereld. De taart in de keuken bestond waarschijnlijk uit hetzelfde bedrieglijke spul, verborgen onder een dun laagje zoetigheid. Wetend dat het Huis hem zou blijven bestoken met verlokkingen, probeerde hij die gedachte zo goed mogelijk vast te houden. Met Wendell in zijn kielzog beklom hij de treden naar de voordeur en stapte hij over de drempel. Ze waren nog niet binnen, of de deur viel dreunend achter hen in het slot. Harvey kreeg er kippevel van. Met een ruk draaide hij zich om. Het was niet de wind die de deur had dichtgegooid. Het was Risus.