7 Een cadeau uit het verleden


Toen ze weer binnenkwamen stond de tafel feestelijk gedekt.
'Wat zie jij eruit!' zei mevrouw Griffioen zodra ze Harvey zag. 'Heeft Wendell je te pakken gehad?' Harvey moest toegeven dat hij in al Wendells trucs was getrapt, maar er was er één waar hij wel heel diep van onder de indruk was.
'Welke dan?' vroeg Wendell met een zelfgenoegzame grijns. 'Die vallende trap? Ja, dat was echt een vondst, hè?'
'Nee, die bedoel ik niet,' zei Harvey. 'Wat dan?'
'Dat ding in de lucht.'
'O dat...'
'Wat was het? Een vlieger?'
'Daar had ik niks mee te maken,' antwoordde Wendell. 'Wat was het dan?'
'Ik weet het niet,' zei Wendell. Zijn glimlach verdween. 'En ik denk dat we d'r beter niet naar kunnen raden.'
'Maar ik wil het weten,' hield Harvey vol, en hij wendde zich tot mevrouw Griffioen. 'Het had vleugels, en volgens mij kwam het van het dak.'
'Dan zal het wel een vleermuis zijn geweest,' zei mevrouw Griffioen.
'Nee, dit was wel honderd keer zo groot als een vleermuis.' Hij spreidde zijn armen. 'Het had enorme donkere vleugels.'
Mevrouw Griffioens gezicht betrok. 'Je zult het je wel verbeeld hebben,' zei ze. 'Niet waar,' protesteerde Harvey. 'Waarom kom je niet gewoon eten?' vroeg mevrouw Griffioen. 'Wat zou het in hemelsnaam geweest moeten zijn, als het geen vleermuis was?'
'Maar Wendell heeft het ook gezien. Waar of niet, Wendell?'
Hij draaide zich om naar Wendell, maar die stortte zich net gretig op een portie kalkoen met cranberrycompote. 'Wat kan het je schelen?' vroeg hij al kauwend. 'Ik wil gewoon dat je zegt dat je het gezien hebt.' Wendell haalde zijn schouders op. 'Misschien wel, misschien niet. Het is Halloween. Dan lopen er allerlei engerds rond.'
'Maar geen échte engerds,' zei Harvey. 'Ik heb het niet over een truc. Volgens mij was dat beest echt...' Al pratend dacht hij terug aan het besluit dat hij op de veranda had genomen: het deed er niet toe of het gevleugelde wezen echt was of niet. Hier maakten illusies de dienst uit. Zou hij niet veel gelukkiger zijn, wanneer hij ophield zich voortdurend af te vragen wat echt was en wat niet?
'Ga zitten en eet,' zei mevrouw Griffioen weer. Harvey schudde zijn hoofd. Hij had geen trek meer. Hij was boos, ook al wist hij niet precies op wie. Misschien wel op Wendell, omdat hij zo onverschillig deed. Misschien op mevrouw Griffioen omdat ze hem niet geloofde. Maar misschien ook wel op zichzelf, omdat hij zich had laten bang maken door illusies. En misschien wel op alledrie.
'Ik ga naar boven om me te verkleden,' en met die woorden liep hij de keuken uit.
Op de overloop halverwege de trap kwam hij Lulu tegen, die uit het raam stond te staren. De wind geselde het glas. Het deed Harvey denken aan Risus' eerste bezoek. Deze keer blies de wind echter geen regen tegen de ruiten, maar sneeuw. Droge poedersneeuw. 'Het is al bijna Kerstmis,' zei ze. 'Echt waar?'
'Dan krijgen we cadeautjes. Zo gaat het altijd. Je moet een wens doen.'
'Is dat wat jij aan het doen bent?'
Ze schudde haar hoofd. 'Nee, ik ben hier al zo lang. Ik heb alles wat ik wil. Wil je het zien?' Dat wilde Harvey wel, en ze ging hem voor de trap op naar haar kamer. Een reusachtig vertrek. Het leek wel een schatkamer.
Blijkbaar was Lulu gek op doosjes. Van kleine, rijk versierde doosjes tot grote kisten met houtsnijwerk. Ze had een doos voor haar verzameling glazen sneeuwhuisjes. Er stond een speeldoos waaruit een heel zacht hoog muziekje kwam. En er was een doos waarin misschien wel vijftig kleinere doosjes pasten.
Ze had ook diverse poppenfamilies, die met nietszeggende ogen langs de muren zaten. Maar veruit het meest indrukwekkend was het huis waaruit de poppen waren verbannen. Het stond in het midden van de kamer en mat van de voordeur tot het puntje van de schoorsteen wel anderhalve meter. Het was perfect afgewerkt, van het kleinste baksteentje tot de leien dakpannen en de vensterbankjes.
'Hier wonen mijn vrienden,' zei Lulu, en ze deed de voordeur open.
Er kwamen twee felgroene hagedissen te voorschijn, die vliegensvlug langs haar arm omhoog renden, naar haar schouder.
'De rest zit binnen,' zei ze. 'Kijk maar.' Harvey gluurde door de raampjes, en inderdaad, de volmaakt ingerichte kamertjes waren stuk voor stuk bewoond. Er lagen hagedissen op de bedden en in het bad. Er hingen zelfs hagedissen aan de kroonluchters. Harvey moest lachen om hun capriolen. 'Leuk hè?' vroeg ze. 'Geweldig!' antwoordde hij. 'Je mag altijd met ze komen spelen.'
'Dank je wel.'
'Ze zijn echt heel erg lief. Bijten doen ze alleen als ze honger hebben. Hier...'
Ze plukte er een van haar schouder en zette hem op Har- vey's hand. Het beestje rende prompt langs zijn arm omhoog en maakte het zich gemakkelijk op zijn hoofd, tot groot vermaak van Lulu.
Ze genoten een poosje van de hagedissen en van eikaars gezelschap, maar toen Harvey zichzelf in een van de ramen weerspiegeld zag, drong het pas goed tot hem door hoe hij eruitzag.
'Ik kan me maar beter even gaan wassen,' zei hij tegen Lulu. 'Ik zie je straks.'
Ze glimlachte. 'Ik vind je aardig, Harvey Swick.' De ene openhartigheid lokte de andere uit. 'Ik jou ook.' Ineens kwam er een sombere uitdrukking op zijn gezicht. 'Ik zou niet willen dat je iets overkwam,' liet hij erop volgen.
Ze keek hem onzeker aan. 'Ik heb je gezien bij het meer,' zei hij. 'Bij het meer? Ik? Daar weet ik niets meer van.'
'Het water is erg diep. Onthou dat. En wees voorzichtig. Voor je het weet, glij je uit en val je erin.'
'Ik zal voorzichtig zijn,' zei ze terwijl hij de deur opendeed. 'O, en Harvey...'
'Vergeet niet om een wens te doen.'
Wat zal ik vragen? vroeg hij zich af terwijl hij het vuil van zijn gezicht waste. Iets onmogelijks, om te zien hoe ver de toverkracht van het Huis reikte. Een witte tijger. Of een luchtschip. Een kaartje naar de maan. Het antwoord kwam uit de diepste lagen van zijn geheugen. Hij zou iets vragen dat hij heel lang geleden had gekregen, maar dat hij was kwijtgeraakt. Een cadeau dat zijn vader voor hem had gemaakt, en dat meneer Lupo, hoezeer hij het zijn nieuwe gast ook naar de zin wilde maken, nooit zou kunnen namaken. 'Mijn ark,' mompelde hij.
Zodra hij zijn gezicht had gewassen, liep hij weer naar beneden. De schrammen die hij in de struiken had op- gelopen, droeg hij bijna trots, als oorlogsverwondingen. De trap afdalend merkte hij dat het Huis alweer een verandering had ondergaan. En wat voor een! In de hal stond een kerstboom. Hij was zo groot dat de piek het plafond raakte. Het licht van de kleurige flikkerende lampjes drong tot in alle vertrekken door. Het rook in het hele Huis naar chocolademelk, en overal klonken kerstliedjes. In de woonkamer zat mevrouw Griffioen naast een lustig brandend vuur, met de spinnende Ha- vermauw-Kat op schoot.
'Wendell is naar buiten,' zei ze tegen Harvey. 'Bij de voordeur liggen wanten en een sjaal voor je.' Harvey liep de veranda op. Een ijzige wind blies de zware sneeuwwolken voor zich uit. De sterren die daarachter te voorschijn kwamen, wierpen hun glinsterende schijnsel op de onbetreden witte deken. Hoewel, niet helemaal onbetreden. Van het Huis leidde een spoor van voetstappen naar de plek waar Wendell bezig was een sneeuwpop te maken. 'Kom je ook?' riep hij naar Harvey. Zijn stem klonk hoog en helder, als de klokjes die door de vriesnacht rinkelden.
Harvey schudde zijn hoofd. Hij was zo moe dat zelfs de sneeuw hem een aangename rustplaats leek. 'Misschien morgen,' zei hij. 'Morgenavond is er toch weer sneeuw?'
'Natuurlijk,' riep Wendell. 'En de avond daarna, en de avond daarna...'
Harvey liep weer naar binnen om de kerstboom te bekijken. Aan de takken hingen slingers van popcorn en zilverfolie, met gekleurde lichtjes en versierselen en soldaatjes in glimmend zilveren uniformen. 'Er ligt een pakje voor je onder de boom,' zei mevrouw Griffioen vanuit de deuropening naar de zitkamer. 'Ik hoop dat het naar je zin is, lieverd.' Harvey liet zich op zijn knieën vallen en trok een pakje met zijn naam erop onder de boom vandaan. Al voordat hij het papier eraf trok, begon zijn hart sneller te slaan. Uit de vorm van het pakje en uit het rammelende geluid begreep hij dat zijn wens was verhoord. Terwijl hij het touw losmaakte, besefte hij hoe veel kleiner zijn vingers waren geweest toen hij dit cadeau voor het eerst in zijn handen had gehouden. Het papier scheurde, en daar lag een spiksplinternieuwe, glimmend geschilderde houten ark.
Het was een volmaakte kopie van de ark die zijn vader voor hem had gemaakt. Dezelfde gele romp, dezelfde oranje boeg, hetzelfde stuurhuis met gaten in het rode dak zodat de giraffes er hun kop doorheen konden steken. Dezelfde met lood verzwaarde diertjes, twee aan twee, veilig in het ruim of met hun koppen door de patrijspoorten: twee honden, twee olifanten, twee kamelen, twee duiven, en nog veel meer soorten. En tenslotte dezelfde kleine Noach met zijn hoekige witte baard en zijn dikke vrouw, compleet met schort. 'Hoe wist hij dat?' mompelde Harvey. Hij had het niet hardop willen zeggen, laat staan dat hij om een reactie had willen vragen, maar mevrouw Griffioen zei: 'Meneer Lupo kent iedere droom in je hoofd.'
'Dit is echt precies zoals hij was,' zei Harvey verbijsterd. 'Kijk, toen mijn vader met de olifanten bezig was, raakte de blauwe verf op. Daarom heeft de een blauwe ogen en de ander groene. Het is allemaal precies zoals het was. Echt helemaal precies hetzelfde.'
'Ben je er blij mee?' vroeg mevrouw Griffioen. Harvey zei van wel, maar dat was eigenlijk niet helemaal waar. Het was griezelig om de ark weer in zijn handen te houden, terwijl hij wist dat de echte was zoekgeraakt. Het leek wel alsof de klok was teruggedraaid en hij weer een klein jongetje was.
Bij de voordeur hoorde hij Wendell de sneeuw van zijn voeten stampen, en ineens schaamde hij zich voor zo'n kinderachtig cadeau. Dus rolde hij gauw alles in het papier, en hij liep ermee de trap op, met de bedoeling even later weer beneden te komen voor een laat diner. Maar zijn bed zag er zo verleidelijk uit, en zijn maag was eigenlijk meer dan vol, dus in plaats van naar beneden te gaan, deed hij de gordijnen dicht, hij sloot de stormachtige avond buiten en legde zijn hoofd op het kussen.
In de verte hoorde hij de kerstklokken luiden. Het eentonige gelui maakte hem doezelig, en al gauw droomde hij dat hij de treden naar de voordeur van zijn ouderlijk huis op liep. De deur stond open en hij keek in het warme hart van het huis. Toen kreeg de wind vat op hem. Hij werd opgetild en meegenomen, weg van huis, een droomloze slaap tegemoet.