DOSSIER: Rode Woensdag
TAPE NUMBER: AP 85-030/2
ONDERWERP: Communicatiemiddelen
VERSLAGGEVER: Jim Daniëls
BETROKKENE: Traimodest
Vijftig minuten voor de aftrap begaf ik me samen met Vrydaghs langs een van de afzonderlijke ingangen op de Marathonlaan naar de centrale tribune. Die was reeds voor meer dan de helft gevuld met genodigden. Hoewel de dreiging van een bomaanslag geweken was, stonden er overal agenten die nauwlettend toekeken. De uitnodigingskaarten werden nauwkeurig gecontroleerd. Ik klom naar boven, waar achter de laatste rij zitplaatsen een kleine trap verbinding gaf tot de perstribune. Vlak bij die trap stond ik oog in oog met Kolahendl. Hij zat ontspannen te kijken naar de blokken M, N en O waar de Italiaanse tifosi de oproerpolitie zo heftig bestookten dat die zich uit de couloirs terugtrok.
‘Wel verdomme’, zei ik, geschrokken door zijn onverwachte aanwezigheid.
Hij zat daar met zijn fluwelen pak en zijn rolkraagtrui alsof de hele tribune van hem was. Zijn ogen dwaalden naar me toe en zijn borstelige wenkbrauwen gingen onmerkbaar de hoogte in.
‘Zo, APESA-man’, zei hij rustig. ‘Ik wist niet dat jij een voetbalfan was.’
‘Hou hem onder schot, Jacques’, riep ik.
Vrydaghs haalde zijn dienstpistool tevoorschijn en richtte het op Kolahendl. De toeschouwers naast hem verlieten ijlings hun zitplaatsen. Ik stoof naar een politieofficier bij de trap en liet hem mijn legitimatiekaart zien.
‘Wilt u die man daar op staande voet arresteren’, vroeg ik. ‘Hij is de leider van een terroristenorganisatie. Mijn assistent houdt hem in bedwang.’
De officier kwam mee, maar toen hij Vrydaghs met zijn pistool in de hand zag staan werd hij boos. ‘Berg onmiddellijk dat wapen weg’, beval hij.
Vervolgens keerde hij zich tot Kolahendl. ‘Wilt u zo goed zijn me uw persoonsbewijs te tonen’, vroeg hij beleefd.
Kolahendl overhandigde hem met een verveeld gezicht zijn paspoort. De officier bestudeerde het en keek me aan: ‘Deze heer beschikt over een diplomatiek paspoort. Ik kan hem niet arresteren. Dat kan alleen als hij bij een misdrijf op heterdaad betrapt wordt.’
Ik protesteerde. ‘Maar luitenant, deze man is het brein van het Syndicaat. Dat is verantwoordelijk voor een hele serie terreuraanslagen.’
De officier richtte zich tot Kolahendl. ‘U hoort de beschuldiging, mijnheer’, zei hij. ‘Is u soms bereid uit eigen beweging mee naar het politiebureau te gaan om die te weerleggen?’
‘Ik denk er niet aan’, antwoordde Kolahendl.
‘Het spijt me, meneer Daniëls’, zei de officier berustend. ‘Al wat ik voor u kan doen, is een oogje in het zeil houden.’
Ik keek Kolahendl aan: ‘Denk maar niet dat je er zo gemakkelijk van af komt’, zei ik woest. ‘Je handlangers zijn allemaal opgepakt. De twee Italianen, Ramadam en Fatima. Je plan heeft volkomen gefaald.’
Hij bewoog opnieuw zijn zware wenkbrauwen op zijn speciale manier. In zijn ogen verscheen iets van spot.
‘Denk je dat?’ vroeg hij meesmuilend en gebaarde in de richting van blok X, waar Britse supporters een bres in de betonnen afsluitingsmuur hadden geslagen en nu met veel tumult zonder kaartjes het stadion binnenstroomden.
‘Wie zoiets in beweging kan brengen, heeft geen bommen nodig’, zei hij. ‘De vernietigingskracht van de mens overtreft alles.’ Hij grinnikte: ‘Dat zul je zo dadelijk wel ondervinden.’
Ik wist dat ik machteloos was. ‘Kom Jacques,’ zei ik tegen Vrydaghs, ‘met hem rekenen we later af.’
We verlieten de centrale tribune om langs de marmeren hal van de hoofdingang naar de eretribune te gaan. De beide toegangsdeuren werden bewaakt door politieagenten in kogelvrije vesten met het automatisch machinepistool in de aanslag. We werden door P&S-agenten in burger gefouilleerd. Tot zijn ergernis moest Vrydaghs zijn dienstpistool afgeven. Het was duidelijk dat het leven en het welzijn van hoogwaardigheidsbekleders meer waard was dan dat van de gewone burger.
Op de met rood tapijt beklede eretribune was de laatste rij van de rode kunststofstoelen al bezet. Daar zat ook luitenant-kolonel Pierre Traimodest, de korpscommandant van de rijkswacht. Hij zag me binnenkomen, maar gaf geen teken van herkenning. Zijn zorgelijke blik gleed voortdurend naar de blokken Y en Z onder het grote elektronische scorebord. Dat leek hem het meest kritieke punt te zijn. De commando's van het NPM hadden met korte raids een zwakke plek gevonden in de verdedigingslinie die werd gevormd door de één meter brede gang die bemand was door twaalf manschappen van het eerste peloton van het eskadron Alpha.
Onder de Liverpool-aanhangers werd nu het gerucht verspreid dat drie van hun kameraden onder de tribunes met messteken door Italiaanse tifosi waren afgemaakt. Daar-door veranderde het dronken geschreeuw van de massa in een samengebalde grauw van dierlijk geweld. De sfeer in het stadion werd onbeschrijfelijk.
Ik deed twee stappen in de richting van de kolonel, maar de pas werd me afgesneden door zijn adjudant. Met een handgebaar wuifde Traimodest hem opzij.
‘Er moet nodig ingegrepen worden, kolonel’, zei ik. ‘De beesten krijgen honger.’
Hij stond zenuwachtig op en richtte zich tot zijn adjudant: ‘Breng me naar de mobiele commandopost.’
De adjudant ging in de houding staan. ‘Het spijt me, kolonel. Die is hier niet. Deze operatie leiden we vanuit het hoofdkwartier op de Leuvense Weg.’
De kolonel keek hem onthutst aan. ‘Zoek dan voor me uit waar de dichtstbijzijnde telefoon is, zodat ik het reserveeskadron kan laten aanrukken’, zei hij bits.
De adjudant maakte rechtsomkeert en verdween.
Een plotselinge toename van de heibel in de staantribune deed ons allebei geschrokken het hoofd omdraaien.
Vanuit het Britse bruggenhoofd in blok Y zagen we drie rookbommen wentelend over de metershoge afrastering zeilen en tussen de opeengepakte massa supporters van het neutrale blok Z terechtkomen. Waar de bommen neerkwamen, stoven de toeschouwers als opgeschrikte kippen uit elkaar.
‘Kolonel!’ De adjudant kwam hijgend aangelopen. ‘Er blijkt hier nergens een telefoon beschikbaar te zijn.’