DOSSIER: Rode Woensdag

TAPE NUMBER: AP 85-029/9

ONDERWERP: Britannia rules the Waves

VERSLAGGEVER: Jim Daniëls

Toen we langs de Houba de Strooperlaan opnieuw aan de Heizel kwamen, waren de poorten geopend. Bij iedere toegang stond een tiental agenten of rijkswachters die de ten oorlog trekkende supporters ontwapenden. De berg van vlaggenstokken, ijzeren staven, ploertendoders en messen groeide zienderogen. Maar spoedig hadden de tifosi en de hooligans er iets op gevonden. Voorbij de controlepunten verzamelden ze zich in kleine groepen waarvan enkelen een vechtpartij uitlokten met de fouillerende agenten terwijl de overigen zich op de opgestapelde wapens stortten en ermee aan de haal gingen.

Een wachtmeester van de rijkswacht bracht ons naar een van de televisiewagens naast de hoofdingang. In de schemerige ruimte vol elektronica werd Ramadam neergepoot voor een paneel waar op verschillende monitors beelden zonder geluid werden weergegeven van de wriemelende massa, zowel binnen als buiten het stadion. We hoorden alleen het zoemen van de videorecorders die het allemaal registreerden, en keken gefascineerd naar vertrokken monden van dronken woelwaters die geluidloos beledigingen schreeuwden naar de oproerpolitie en de rijkswachters.

‘De monitors nummer drie en vier overzien de tribune 1’, zei de wachtmeester tegen Ramadam. ‘Zodra u een van de gezochten denkt te herkennen, geeft u een teken. Dan zorg ik ervoor dat de cameraman ze in close-up neemt.’

‘Wat doet hij als hij iemand herkent?’ vroeg ik.

‘Dan drukt hij deze toets in’, zei de wachtmeester. ‘We hebben de nodige veiligheidsagenten klaarstaan om de verdachte in de boeien te slaan.’

‘Wilt u aan uw mensen vragen vooral op de ijscoventers en verkopers van broodjes in te zoemen zodra ze in het beeld verschijnen’, vroeg ik.

Hij knikte en gaf in een onverstaanbaar vakjargon zijn instructies door een microfoon.

Ik kon hier niets meer verrichten. ‘Hou jij een oogje in het zeil’, zei ik tegen Vrydaghs en verliet de televisiewagen.

In de ‘veiligheidszone’ was het nu rustiger. De tifosi hadden een nieuwe krijgslist gevonden om hun bevoorrading te verzekeren. Ze lieten hun vlaggenstokken en andere wapens in bewaring bij enkele kameraden buiten de omheining. Dan trokken ze ginnegappend door de controles en lieten zich gewillig fouilleren. Daarna troepten ze samen achter de omheining en vingen hun uitrusting op, die door hun kameraden over het hek werd gegooid.

Voor de hoofdingang werd een truck van een ijscofabriek die de verkopers naar het stadion bracht, door een speciaal detachement van de rijkswacht omsingeld. De verkopers werden een voor een in een combi gebracht en letterlijk tot op de huid onderzocht. De thermocontainers werden zorgvuldig geïnspecteerd. Het was een vertrouwenwekkende bedrijvigheid.

‘Kom mee’, zei ik tegen Handige Henry. ‘We gaan een kijkje nemen op de hoofdtribune.’

Voor ons liepen twee reeds gefouilleerde ijscoventers, hun zware bakken aan de schouder zeulend, mee de hoofdingang in. Ik zag hen de toiletten binnengaan. Ik weet niet wat ik verdacht aan hen vond, misschien was het omdat een van hen af en toe een schielijke blik achterom wierp.

‘Laten we die twee maar eens aan de tand voelen’, zei ik tegen Handige Henry.

We stapten de naar formol en synthetische reinigingsmiddelen ruikende waterplaats binnen. Bij de urinoirs aan de linkermuur stond een zestal mannen in de bekende paraathouding. Van de ijscoventers was geen spoor.

‘Denk je dat ze door de andere deur naar buiten zijn gegaan?’ vroeg Henry.

Ik schudde ontkennend het hoofd: ‘Dan hadden we ze naar buiten zien komen.’

We stonden wat besluiteloos te kijken naar de pissende mannen, toen achter ons twee wc's gelijktijdig werden doorgespoeld. Ik keerde me met een ruk om en zag de ijscoventers tevoorschijn komen. Ze waren al bijna naar buiten, toen het tot me doordrong.

‘Grijp ze, Henry,’ riep ik, ‘het zijn andere mannen.’

Als een bolide stormde ik op de dichtstbijzijnde venter af. Hij probeerde onder mijn greep door te glippen. Gelukkig kreeg ik de linnen draagriem van zijn ijsbak te pakken. Ik gaf er een ruk aan die bij iedere normale mens de nekwervels zou breken. De man zakte alleen maar wat door de knieën. Ik gaf hem een yoko-geri. Het was geen zijwaartse trap waarop mijn karatetrainer trots zou zijn, maar mijn tegenstander sloeg evengoed tegen de vlakte. Ik rukte zijn rechterarm omhoog achter zijn rug.

‘Basta!’ schreeuwde de andere venter.

Hij was in de deuropening blijven staan en richtte een klein, glanzend voorwerp op mij. Ik bevroor. Het koude zweet brak me uit. Voor de tweede keer in geen tijd staarde ik in de loop van een pistool en zag ik iemand de vinger om de trekker leggen. Toen flitste er iets langs mijn hoofd. Handige Henry stond naast mij en zijn gestrekte hand wees naar de venter. Die kreeg opeens een uitdrukking van afschuw in zijn ogen. Hij had er alle reden voor. Een dolkmes stak dwars door de biceps van zijn arm. Zijn pistool viel kletterend op de grond. Hij wilde nog rechtsomkeert maken, maar Henry was er als de kippen bij en gaf hem een klap op de zijkant van zijn hals. De man stortte neer als een os in het abattoir.

‘Alles oké, mister Daniëls?’ vroeg Henry, terwijl hij mijn arrestant de handboeien om de polsen deed.

Mijn hart keerde langzaam terug naar zijn normale ritme.

‘Dat weet ik niet’, antwoordde ik naar waarheid.

Terwijl Henry zich ontfermde over de ijscoman die ik zelf had geveld, opende ik de thermobak die hij bij het gevecht had laten vallen. Een golf koude lucht sloeg me in het gezicht. Voorzichtig schudde ik er de ijsjes uit. Toen ik onder in de bak de blauwe cilinder met de witte letters CO2 zag, werd ik bijna duizelig van opluchting.

De politie was nog bezig met de vaststellingen, toen Henry vroeg: ‘Hoe wist je eigenlijk dat dit de twee gezochte Italianen waren?’

Ik keek hem verdwaasd aan. ‘Hemeltje lief,’ zei ik, ‘dat had ik bijna vergeten.’

Ik trok de deuren open van de wc's waaruit de twee mannen tevoorschijn waren gekomen. Boven op de closetpotten zaten de echte ijscoventers met opgetrokken benen. Ze keken me angstig aan.

‘Kijk eens aan,’ meesmuilde ik, ‘de handlangers zitten op de plee.’