DOSSIER: Rode Woensdag

TAPE NUMBER: AP 85-013

ONDERWERP: Samantha v/Wellhuner

VERSLAGGEVER: Jim Daniëls

BETROKKENE: Samantha Easters

Als ik aan Samantha dacht, was er voor andere overwegingen geen ruimte onder mijn hersenpan. Daardoor bereikte ik de omgeving van Brussel voor ik goed en wel besefte dat ik uit Casteau was vertrokken.

Het was niet in het visrestaurant op de Koolkaai dat ik Samantha Easters zou ontmoeten, hoewel we daar bij onze eerste ontmoeting naartoe wilden. Maar door de wekelijkse sluitingsdag stonden we toen voor een gesloten deur. Daarom waren we naar Le Dikenek gereden. Dat was een klein, rustiek restaurantje bij het Terkamerenbos. Over deze kwestie had Samantha me aan de telefoon niet laten uitspreken, en ik ging me nu zorgen maken over de mogelijkheid dat ik aan een verkeerde kant van de stad op haar zou staan wachten.

Het was hooguit kwart over zeven, toen ik het parkeerterrein tegenover het restaurant opreed. De zaak was pas open, want ik zag in de eetzaal een voor een de lichten aangaan. Ik bleef in de wagen zitten en bedacht allerlei indrukwekkende volzinnen waarmee ik Samantha zo dadelijk zou overbluffen. Twintig minuten later parkeerde ze haar zilverkleurige Autobianchi zwierig op de vrije plaats naast mij.

Gedurende een korte tijdspanne bleven we allebei achter ons stuur zitten. Hoewel Samantha zoals altijd haar gevoelens onder controle had, meende ik toch een glans van blijheid in haar ogen te zien. Ik probeerde ongedwongen uit de auto te stappen. Samantha kwam lachend naar mij.

‘Ik wist wel dat ik op je kon rekenen’, zei ze en ze kuste me op de lippen. Ze besefte niet dat ze daarmee elektrische vonken door me heen stuurde. Voor ik de kans kreeg iets te zeggen, greep ze me bij de arm.

‘Kom,’ zei ze, ‘laten we naar binnen gaan.’

Ik duwde de deur open en volgde haar.

De ober bracht ons naar een tafel naast het haardvuur. Ik wees naar een kleine tafel achterin.

‘Kunnen we die tafel nemen?’ vroeg ik.

De man haalde zijn schouders op. Het is ook nooit goed, vertelde me zijn blik. Met tegenzin noteerde hij onze bestelling. Pas nadat ik de op een na duurste wijn bestelde, werd hij opnieuw toeschietelijk.

‘Je verbaast me’, zei Samantha.

‘Waarmee?’ vroeg ik.

‘Dat jij je herinnert aan welke tafel we die eerste avond gezeten hebben.’

Ik trok een verongelijkt gezicht: ‘Misschien is er nog veel waarmee ik je zou kunnen verbazen.’

Ze trok haar wenkbrauwen vragend op. ‘Zoals?’

Ik keek haar diep in de ogen. ‘Dat ik meer om je geef dan je denkt. Je zit me zo diep in de huid dat ik bij een andere vrouw met moeite een erectie kan krijgen.’

‘Hé!’ zei ze quasi geschrokken, ‘hoe komt dat nu?’

Ik ging door, ze lokte het uit. ‘Omdat ik het niet kan laten hen bij het vrijen met jou te vergelijken.’

Samantha giechelde. ‘Ik hoop dat ik er goed uitkom.’

‘Zo goed dat ik geen stijve kan krijgen.’

De kelner zette de aperitiefjes op tafel en luisterde mee. Het kon me niet schelen. De hele wereld mocht het voor mijn part weten.

‘Ik kan me voortaan beter masturberen’, voegde ik eraan toe.

Ze lachte en hief haar glas naar me op. ‘Op je seksprestaties’, stelde ze voor. ‘Mogen die hun vroegere status terugkrijgen.’

Ik dronk van mijn glas, zonder mijn ogen uit de hare los te maken. ‘Bedoel je dat er opnieuw hoop is?’ vroeg ik.

Ze sloeg de ogen neer. ‘Ach…’

‘Of is het nog altijd je baas in de bovenste lade?’

Ze keek op. ‘Wie? Wellhuner?’

‘Wie anders. Je gaat toch niet ontkennen dat je met hem een affaire hebt gehad?’

Ze schudde het hoofd. ‘Helemaal niet. Ik ben twee keer met hem uit eten geweest. Beroepsmatig en dan nog tegen mijn zin.’

‘Niets meer?’ vroeg ik achterdochtig.

‘Nee’, zei ze rustig. ‘De man is niet meer dan een promotiejager en zo onbetrouwbaar als kruiend ijs.’

Wellhuner uit haar mond horen afschieten deed me deugd. Ik mocht de man niet en zijn elleboogpolitiek nog minder.

‘Kom,’ zei ik, ‘we praten er niet meer over.’

De kelner schonk een vinger wijn in mijn glas en wachtte in de voorgeschreven houding – omgekeerde hand op de rug – tot ik geproefd had. Ik knikte goedkeurend. Zelfs verschaalde wijn zou me smaken. Vanavond zat er een zeldzame ‘premier grand cru classé’ tegenover mij.

We keuvelden. Met nietszeggende zinnetjes probeerden we de verloren tijd te overbruggen. Nog altijd had Samantha de reden van deze onverwachte ontmoeting niet ter sprake gebracht. Ik gaf haar de ruimte.

Na het eten gingen we naar de aangrenzende salon. Ik zat naast haar op een smalle bank en voelde de warmte van haar dijbeen tegen het mijne. Ik bewonderde haar fijn getekende profiel, omkranst door goudblonde haarlokken die op een wilde manier tot op haar schouders vielen. Ze had nog altijd een figuur dat een fotomodel niet zou misstaan. Slank maar met alle rondingen op de juiste plaats.

‘Koffie?’ vroeg ik.

Ze knikte. Ze had smaragdgroene ogen, die afhankelijk van het licht en de stemming waarin ze verkeerde een blauwgroene kleur konden aannemen.

‘Ik heb je tientallen keren proberen te bellen’, zei ik. ‘Jammer dat je nooit aan de telefoon wilde komen. Ik wilde je vertellen dat ik bereid was bij P&S te komen werken. Alles is immers beter dan die domme scheiding.’

Ze zuchtte. ‘Ik weet het van Christina. Maar het kon niet. Jammer.’

‘Hoezo, het kon niet? Als ik bij P&S aan de slag ga hoef jij je toch geen zorgen meer te maken over mijn veiligheid?’

Ze keek ernstig. ‘Dat weet ik nog zo niet. Bij P&S is de aardigheid er ook af.’

‘Ha’, zei ik. ‘Wellhuner natuurlijk. Maakt hij het je lastig? Als je wilt zal ik…’

‘Het is niet wat je denkt.’

Ik keek haar afwachtend aan. ‘Wat dan?’

Samantha boog zich voorover. Onwillekeurig dempte ze haar stem: ‘Nee’, zei ze ernstig. ‘Er gebeuren geheimzinnige dingen bij ons. Ik heb voortdurend het gevoel dat er een spook over mijn schouder gluurt.’

‘Waar heb je het over? Een lek? Indiscreties?’ Niets kon de sfeer in de dienst zo verpesten.

‘Erger!’

Samantha wachtte tot de kelner zich verwijderd had. ‘Er is een van mijn dossiers verdwenen.’

Ik troostte haar. ‘Dat gebeurt bij ons alle dagen. Op openbare diensten brengt de ene helft van de ambtenaren zijn tijd door met zoeken naar wat de andere helft kwijtraakt.’

‘Ik raak nooit een dossier kwijt!’ antwoordde ze bits.

‘Sorry hoor.’

Ze zweeg verongelijkt.

‘Kom, vertel verder’, moedigde ik haar aan. ‘Wat is er gebeurd?’

Ze twijfelde even. Toen haalde ze gelaten de schouders op. ‘Je bent de enige die ik kan vertrouwen. Zoiets wordt de laatste weken zeldzaam.’ Ze nam een slok van haar koffie en stak van wal.

‘Een tijd geleden hebben de Italiaanse carabinieri een lid van de Rode Brigade gearresteerd’, vertelde ze. ‘Tijdens het verhoor zijn er een paar beangstigende feiten aan het licht gekomen.’

‘Wat heeft P&S met de Rode Brigade te maken?’ vroeg ik.

‘In dit geval meer dan je denkt. Alles begon toen een vriendin die op SHAPE H.Q. in Napels werkt me kopieën van de verhoren stuurde omdat ze dacht dat het mij zou interesseren. De arrestant beweerde dat er een afspraak bestond tussen de Rode Brigade en een Libische organisatie over een gezamenlijk uit te voeren actie. Het zou een plan zijn om in één klap drie Europese ministers te vermoorden. Samen met hun gevolg.’

Ik floot. ‘Wat deed je ermee? Ik bedoel: met die kopieën.’

‘Ik legde een dossier aan en ging ermee naar Wellhuner. Hij noemde het oudewijvenpraat. Het Arabisch socialisme van kolonel Khaddafi en de politieke doelstellingen van de Rode Brigade vond hij te uiteenlopend. Die zouden nooit onder één hoedje spelen. Het dossier werd geklasseerd.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Erg onverantwoord.’

‘Vorige week ontving ik een nieuw verslag. De geplande actie zou in België plaatsvinden. Het zou een bloedbad worden, zoals men nog nooit gezien had.’

‘Ik veronderstel dat dat voor je zelfgenoegzame baas volstond om opdracht te geven tot een grondig onderzoek’, opperde ik.

‘Vergeet het maar. Als we alle vage geruchten au sérieux moeten nemen, dan kunnen we onze mankracht wel vertienvoudigen, was zijn stelling. Daarbij bleef het!’

Ik wachtte: ‘Dat is het dan?’ vroeg ik verwonderd.

‘Helemaal niet!’ vervolgde ze opgewonden. ‘De volgende ochtend was het dossier verdwenen. Uit mijn safe nog wel!’

‘Kent iemand anders dan jij de combinatie ervan?’

‘Alleen Wellhuner. Toen ik hem vroeg of hij het dossier had weggenomen, reageerde hij verontwaardigd. Hij beschuldigde mij ervan dat ik mijn tijd verbeuzelde aan zaken die niets te betekenen hadden.’

‘Zo.’

Ik dacht na. Dat het dossier verdwenen was, betekende nog niet dat de Rode Brigade of Khaddafi bij P&S geïnfiltreerd waren. De waarheid was gewoonlijk minder sensationeel. Het dossier was gewoon verloren gelegd.

Ze raadde mijn gedachten: ‘Eerst dacht ik zoals jij. Het gebeurt inderdaad wel vaker dat je iets mislegt. Meestal komt het vanzelf weer tevoorschijn. Ik besloot een paar dagen af te wachten. Maar toen ook het telexbericht verdween, kreeg het allemaal opeens een héél ander aspect.’

‘Wat voor telexbericht?’ vroeg ik verward.

‘Het klinkt misschien onsamenhangend. Je zou voor minder de kluts kwijt zijn.’

‘Dat zal wel.’

‘Die avond ging ik als laatste naar huis. Als naar gewoonte liep ik nog even de telexkamer binnen. We hebben er tegenwoordig ultramoderne apparaten. Net kleine computers.’

Ze pakte de koffiepot. ‘Nog koffie?’

‘Nee, dank je.’

Ze zette de koffiepot neer en vervolgde haar verhaal: ‘Die toestellen fascineren me. Op een ervan kwam net een gecodeerd bericht binnen. Ik toetste het paswoord in en wachtte op de ontcijfering. Een seconde later stond ik als van de hand Gods geslagen. Je zal dadelijk begrijpen waarom. Diezelfde avond nog probeerde ik tevergeefs Wellhuner te bereiken.’

Ze zweeg en verzamelde haar gedachten. ‘Die nacht heb ik bijna niet geslapen’, zei ze broedend. Opnieuw zweeg ze. Ik wachtte geduldig.

‘De volgende dag was Wellhuner voor mij op kantoor’, zei ze heftig. ‘Ik vroeg hem wat hij over het telexbericht dacht. Of hij het Rode-Brigadedossier nog altijd oudewijvenpraat vond.’

Ik grinnikte. ‘Goed zo.’

Ze schudde vertwijfeld het hoofd. ‘Je kent Wellhuner niet. Hij keek me onverschillig aan en vroeg schaamteloos waarover ik het nu weer had. “Je lijkt wel getikt,” zei hij, “er heeft niemand daarover een telexbericht ontvangen”.’

We werden onderbroken door de ober die vroeg om af te rekenen. Ik betaalde de rekening en de gerant begon de lichten uit te doen.

We verlieten het restaurant. Ik was erg onder de indruk van Samantha's verhaal en tegelijk was ik behoorlijk teleurgesteld. We waren al drie uur samen en onze persoonlijke relatie was nauwelijks ter sprake gekomen. Op de parking bleven we staan naast onze auto's.

‘Zullen we op mijn flat verder praten?’ vroeg ik behoedzaam.

‘Liever niet, Jim’, zei ze ernstig. ‘Ik weet niet of het ooit zover zal komen, maar vanavond is het niet het geschikte moment. Als we ons ooit herenigen mag het geen toetje bij een dienstreis zijn. Laten we naar mijn hotel gaan. Dat is Brussels Europe in de Wetstraat. In de foyer kunnen we verder praten.’

Ik probeerde haar te volgen, maar na vijf minuten was ik haar al kwijt. Toen ik tien minuten na haar het hotel bereikte, had ze zich al in een hoek van de foyer geïnstalleerd en een Deens biertje voor me besteld. Dat was hoe dan ook hoopgevend. Ze wist dus nog wat mijn favoriete bier was.

‘Weet je zeker dat je niet gevolgd werd?’ vroeg ze.

Haar vraag deed me denken aan de filmscène waarin Peter Sellers naar een taxi rent en tegen de bestuurder roept: ‘Follow that car’, waarna de taxi wegrijdt zonder hem. Ik glimlachte onwillekeurig. ‘Was dat nodig, denk je?’

Ze haalde haar schouders op: ‘Ik weet het niet. Ik ben van niets meer zeker.’

‘Neem van mij aan dat jij door niemand werd gevolgd’, verzekerde ik haar. ‘Zelfs een politiewagen met gillende sirene zou dat niet lukken.’

Ik ging naast haar zitten en berustte erin dat deze nacht geen erotische afloop zou krijgen. Ze had een lichte blos, vermoedelijk het gevolg van de race door de stad, maar ze werd er niet minder aantrekkelijker door. Ze had een neus die net niet klassiek was, en de schaarse zonnesproeten gaven haar gezicht iets ondeugends – geheel in tegenspraak met haar gemoedstoestand.

‘Luister je, Jim?’ vroeg ze nerveus.

‘Natuurlijk.’ Ik grinnikte verlegen.

‘Het telexbericht was dus verdwenen’, verklaarde ze. ‘Zowel het origineel dat bestemd was voor Wellhuner, als de kopie die naar mij moest. Woedend liep ik naar de telexkamer. In de inventaris van de inkomende en de uitgaande stukken werd er geen melding van gemaakt.’

‘Onmogelijk’, zei ik.

‘Toch wel.’ Ze blies verontwaardigd. ‘Els, de bureauchef van de telexkamer, bekeek me alsof ik aan infantilisme leed! Het scheelde geen haar of ik begon aan mezelf te twijfelen.’

‘Dat kan ik me voorstellen. En toen?’

‘Toen niets! Ik besloot de hele zaak op zijn beloop te laten. Ik ben maar een mens, geen God. Ik behoor niet tot de met vlaggen wuivende wereld, never say die en al dat vals heroïsme.’

Ik begreep er niets meer van: ‘Dat is het dan?’

Het duurde even voor ze antwoordde. Ten slotte ging ze verder met een stem die hees was van ergernis.

‘Een uur later werd ik bij Wellhuner geroepen. Het bericht was ten slotte toch terechtgekomen. Voor hij het liet lezen, bekeek hij me langdurig en uitdagend. Ik las de tekst en gaf het papier zonder commentaar terug.’

‘Wat deed hij toen?’

‘Niets.’

‘Hoezo niets? Je had daarmee toch een document waarmee je hem kon dwingen in actie te komen? Dat je desnoods naar een Europees Commissielid zou kunnen doorsturen?’

‘Ik had niets!’

Boos sloeg ze met haar theelepel op de theepot. De kelner kwam gedienstig naar ons toe. Ze vervolgde zonder zich iets van hem aan te trekken. ‘Het bericht dat hij me liet zien was een vervalsing. En Wellhuner wist het.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Het stuk dat hij me gaf, was door het telexapparaat aan zichzelf verzonden. Alleen kenners kunnen het verschil zien. Mijn baas behoort tot die insiders.’

‘Maar waarom zou hij zoiets doen?’

‘Zoals Nixon wou hij de zaak in de doofpot stoppen. Hij kon niet vermoeden dat ik de vorige avond de inhoud vluchtig had gelezen. Ik hoop dat het zijn Watergate wordt.’

Ik overwoog de situatie. Uiteindelijk stelde ik de vraag die me al lang op de lippen brandde: ‘Zou je me nu eindelijk de inhoud van dat geheimzinnige telexbericht willen vertellen?’

In gedachten verzonken roerde ze in haar koud geworden thee. Toen ze het hoofd ophief, zag ik een zweem van angst in haar ogen.

‘Volgens het bericht zou de terreuractie in de lente in Brussel plaatsvinden en worden uitgevoerd door het Syndicaat. Een van de terroristen die eraan meewerkt, is André Ramadam.’

Ik schoot overeind. ‘Onmogelijk! Ramadam werd terechtgesteld in de gevangenis van Alexandrië.’

Samantha boog het hoofd. De rol die ik gespeeld had bij de uitlevering van André Ramadam was eigenlijk de aanleiding geweest van Samantha's verzet tegen mijn job bij APESA.

‘Weet je zeker dat het André Ramadam was?’ vroeg ik onnodig.

Samantha spreidde haar handen in een gebaar van hulpeloosheid.

Het was voorbij middernacht toen ik alleen naar mijn flat op de Rooseveltlaan terugreed. Door onze ontmoeting was mijn belangstelling voor de zeilvakantie op de Middellandse Zee verdwenen als sneeuw voor de zon. Aan het Ramadam-geval kon ik voorlopig niets doen. Ik had Christina Duchateau erover gebeld. Ze had me beloofd APESA in te schakelen om de afzender van het telexbericht op te sporen. En om uit te vinden of André Ramadam al dan niet nog in leven was.

Als de koplampen van de auto achter mij beter afgesteld waren geweest, dan had ik niet geweten dat ik achtervolgd werd. Nu werd ik onder het rijden voortdurend gehinderd met verblindend licht in mijn achteruitkijkspiegel.

Met de mobilofoon vroeg ik aan de centrale me het alarmnummer van COCA, het Central Office of Counter-Action, door te geven. Zodra ik gehoor kreeg, gaf ik mijn code. Er volgde nog een langdurig heen-en-weergepraat. De hele tijd zorgde ik ervoor op drukke en goedverlichte verkeersaders te blijven. Toen ik eindelijk het ‘go’-signaal kreeg, reed ik naar de Rooseveltlaan en draaide de afgesproken zijstraat in. Enkele minuten later reed de achtervolger gedwee in de val die door de COCA was opgezet.

Ik stapte uit mijn wagen en bleef op een afstand toekijken hoe twee in het zwart geklede mannen werden gedwongen uit te stappen en vakkundig werden gefouilleerd. Even later kwam de commandant naar me toe.

‘Bent u majoor Jim Daniëls?’ vroeg hij.

Ik liet mijn papieren zien.

‘Ik begrijp er niets van’, zei hij. ‘Die twee kerels hebben zich gelegitimeerd als agenten van Protection & Safeguarding. Ze weigeren hardnekkig iets over hun opdracht los te laten.’

‘Wat gaat u met hen doen?’

‘Opsluiten! Tot hun baas hen officieel komt bevrijden. Een van die lamstralen heeft een automatisch machinepistool bij zich. We zijn hier verdomme niet in Zuid–Amerika!’

Ik stapte in mijn auto en reed naar mijn flat. Als een macabere passagier reed de angst met me mee.