46

Parijs, 1945-1947

Celine had altijd geweten dat deze dag ooit zou aanbreken. Ze had zich voorgesteld dat Richard haar zou vastpakken en haar zou vertellen dat hij moest gaan, maar verder dan het moment waarop ze hun armen om elkaar heen sloegen, niet in staat de ander te laten gaan, had haar verbeelding nooit gereikt. Toen ze na een warme, frustrerende middag uit het ziekenhuis kwam, trof ze een dringende boodschap van haar moeder aan. Ze zat in Charlottes kantoor te luisteren naar de grote Ier die tegenover haar zat. Ze had geprobeerd haar krachten te verzamelen, zodat ze zou kunnen aanvaarden dat Richard op een dag moest terugkeren naar Ierland, naar zijn vrouw. Maar ze had nooit voorzien dat ze deze persoonlijke, hartverscheurende pijn met een volslagen vreemde zou moeten delen.

“Het is erg moeilijk voor hem, dokter O’Riordan.” Celine probeerde zo professioneel mogelijk te beschrijven hoe Richard eraan toe was geweest bij zijn terugkeer naar Parijs, dat hij vol littekens had gezeten, zowel lichamelijke als geestelijke, die hij tijdens zijn bijna drie jaar durende wrede gevangenschap had opgelopen. Hij was arts, deze ruige Ier, en hij zou het hele verhaal snel genoeg horen, en de wonden en de tol die Richard had moeten betalen herkennen.

“Hij herstelt langzaam maar zeker. De medicijnen die hij nu het hardste nodig heeft, zijn liefde en geduld.”

“Het zal hem veel moeite kosten zich aan te passen,” zei Seamus. “Hij zal erg veel hulp nodig hebben, dat begrijp ik. En misschien zou het onder andere omstandigheden beter zijn geweest als hij hier was gebleven tot hij volledig hersteld zou zijn. Maar hij heeft een gezin dat hij niet eens kent, dokter De Savoie. Tijdens zijn afwezigheid heeft Helena een tweeling gekregen. En misschien zal hij eindelijk volledig kunnen herstellen als hij merkt dat ze hem nodig heeft, dat ze hem allemaal nodig hebben.” Seamus klonk een tikje verslagen. “Ik weet niet hoe het nu verder moet,” zei hij. “Mijn komst zal een schok voor hem zijn, waarop hij moet worden voorbereid. Ik denk dat u beter eerst met hem kunt praten, dokter De Savoie. Zegt u maar tegen hem dat ik hier ben.”

Ze besloten terug te keren naar Avenue Mozart, zodat Charlotte en Celine het nieuws aan Richard konden vertellen. Seamus zou later die avond langskomen. Celine zat door een waas van verdriet naar hun stemmen te luisteren en hoopte maar dat ze in staat zou zijn zich waardig te gedragen. Ze keek op, verdoofd van de pijn, en op dat moment besefte Seamus wat er gaande was. Hij keek vol medeleven naar de moedige vrouw die zijn zwager en vriend het leven had gered en zag haar wanhoop, haar liefde en haar verlies. Hij dacht aan de andere zoektocht die hem hierheen had gevoerd, en aan het definitieve van de zwarte letters op het document dat hij gisteren onder ogen had gekregen: Leah Svenssen was na een gedwongen vertrek uit Bergen-Belsen om het leven gekomen.

Op die laatste avond omhelsden Richard en Celine elkaar zwijgend, terwijl ze zich in een verlammend verdriet aan elkaar vastklampten. Hij sloot zijn handen om haar gezicht en kuste haar telkens weer, raakte elk geliefd, vertrouwd deel van haar aan en was niet in staat zijn tranen te bedwingen.

“Ik kan dit niet, ik kan niet weggaan.” Zijn woorden waren nauwelijks te verstaan. “Ik kan je niet verlaten. Help me, liefste, help me alsjeblieft. Ik kan niet zonder je leven, en zij zou het niet aankunnen. Het is te wreed, het is te laat om terug te gaan. Alles is anders geworden. Ik ben niet meer de man die ze kende, de man naar wie ze verlangde.”

Ten slotte maakte ze zijn armen voorzichtig los van haar middel en deed ze een stap naar achteren. Haar gezicht was opgezwollen van het huilen. “Zeg dat je me nooit zult vergeten, Richard. Zeg dat je altijd van me zult houden, hoe ver we ook van elkaar verwijderd zijn.”

“Ik hou van je. Ik zal altijd van je houden, altijd, waar je ook bent. Je bent mijn leven, je schonk me mijn leven. Ik hou van je, Celine.”

Nog steeds in tranen opende ze de deur, duwde hem zachtjes de overloop op en keek hem na toen hij de trap afliep naar de kale hal waar Charlotte en Seamus stonden te wachten. Toen draaide ze zich om en deed de deur van de slaapkamer dicht. Ze kromp ineen van de pijn die zijn vertrek haar bezorgde en ze sloeg haar armen voor haar buik in een poging het verdriet te onderdrukken. Ze liep naar het bed dat ze met Richard Kirwan had gedeeld en ging liggen. Ze probeerde kalm te blijven en haalde zo langzaam mogelijk adem. Toen legde ze haar handen in een beschermend gebaar op haar buik, alsof ze zo het kind dat in haar groeide voor haar pijn kon behoeden.

Toen zijn brief werd bezorgd, zat ze alleen in haar kamer en maakte met trillende handen de envelop open. Hij was veilig thuis in Dublin. Zijn hereniging met Helena was moeilijk geweest, maar ze was dapper. Toen hij op die onfortuinlijke dag in 1942 samen met Seamus Ierland had verlaten, had hij niet geweten dat zijn vrouw zwanger was. Tijdens zijn afwezigheid was ze bevallen van een tweeling, een jongen en een meisje die nu drie jaar oud waren. Helena had gewacht tot hij zou terugkeren naar haar en haar kinderen, vaak volkomen radeloos. Dat kon hij allemaal niet tot in detail beschrijven, dat was te moeilijk, zei hij, de pijn was nog te vers. Hij kon niet in woorden uitdrukken hoeveel hij van Celine hield, hoezeer hij naar haar verlangde. Hun situatie was zo wreed en ingewikkeld dat hij geen onmiddellijke oplossing kon bedenken voor de kwelling in hun levens. Hij kon niet zomaar weggaan, zijn vrouw in de steek laten, zijn kinderen verlaten. Zijn kwellingen waren zo groot dat hij werd gestraft door dagen vol duistere eenzaamheid en dromen waaraan hij niet kon ontsnappen. Seamus wilde hem meenemen naar Connemara, zodat hij daar kon uitrusten. Hij herhaalde telkens weer dat hij van haar hield, dat hij altijd van haar zou houden en dat hij op een dag zou terugkeren, tegen welke prijs dan ook.

Celine wist dat ze hem niet zou vertellen dat ze zijn kind verwachtte. Er was al genoeg verdriet in hun levens, en misschien zouden, met de hulp van zijn zwager en zijn vrouw, zijn wonden kunnen helen. Ze had geen idee wat ze zou doen wanneer haar zwangerschap in een vergevorderd stadium zou zijn, ze had geen vastomlijnde plannen. De hele dag door streek ze van tijd tot tijd over haar buik en fluisterde liefdevolle woordjes tegen Richards kind.

Op een avond ging ze op aandringen van Charlotte uit eten met vrienden van de familie. De grote brasserie zat vol met mensen, en pas toen ze opstond om naar het toilet te gaan, zag ze Henri de Val-nay zitten. Hij was in het gezelschap van een jonge, slanke vrouw met donker haar. Ze zat tegenover hem en droeg een jurk met lovertjes en een hoedje met veertjes. Haar hand lag op de zijne. Hij keek op, en toen hij Celine zag, schoof hij zijn stoel naar achteren en stond op, lichtjes zwaaiend op zijn benen. Ze besefte dat hij dronken was.

“Celine, mijn lieve. Dat is een tijd geleden. Je hebt het vast erg druk, te druk om te bellen. Je hebt het al maanden te druk. Maar misschien heb je even tijd om kennis te maken met Florence.” Hij klonk beneveld. Hij wankelde even en ging weer zitten. Terwijl hij nog steeds naar Celine keek, pakte hij de hand van zijn gezelschap weer vast.

“Henri, het spijt me zo dat we elkaar zo’n tijd niet hebben gezien.”

“Hoe gaat het met je? En met Charlotte? Ik moet binnenkort eens bij jullie langskomen.” Hij wilde zijn glas pakken, maar gooide het om. De rode wijn vloeide over het witte tafelkleed. De jonge vrouw sprong op en een ober kwam aangesneld met een servet. Celine schaamde zich voor zijn gedrag en zijn openlijke dronkenschap. Enkele andere gasten draaiden zich om en keken naar zijn tafel. Ze antwoordde zo luchtig als ze kon, glimlachte beleefd naar zijn tafel-dame en liet hen alleen.

Een paar dagen later kwam ze bij het verlaten van de kinderafdeling dokter Brossard, de oogarts, tegen. “Wat vervelend dat het zicht van je vriend zo slecht wordt,” zei hij. “Het is erg triest.”

“Mijn vriend?”

“Henri de Valnay. Aardige man. En een held ook, heb ik begrepen, al is hij zelf te bescheiden om me dat te vertellen. Het is bijzonder zwaar als je al zo jong te horen krijgt dat je blind zult worden.”

“Ik heb hem al een tijdje niet meer gezien. Ik wist het met. Wat vreselijk. Is dat de uiteindelijke diagnose?”

“Tja, we hebben alle testen gedaan die we hier kunnen doen. Ik ken geen ander ziekenhuis waar ze nog meer kunnen testen. Vorig jaar heeft hij een flinke klap op zijn hoofd gekregen. Die wond is natuurlijk geheeld, maar toen werd hij niet op de juiste wijze behandeld. Daardoor liep een oog flinke schade op, en het andere volgde al snel. Ik zie hem volgende week weer.”

Celine verliet het ziekenhuis onmiddellijk en nam een taxi naar Henri’s woning op Ile-Saint-Louis. De herinnering aan haar vlucht hierheen na de nacht van Richards arrestatie was nog vers in haar geheugen. Toen Henri de deur opende, merkte ze dat hij had gedronken. Zijn adem rook sterk naar alcohol, en hij keek haar met een glazige blik aan, zonder te glimlachen.

“Dokter Brossard heeft me over je ogen verteld. Mag ik binnenkomen?”

Hij gaf geen antwoord maar deed een stap opzij, zodat ze kon doorlopen. Binnen was het een zooitje. Boeken en tijdschriften lagen verspreid over de vloer, en zijn kleren hingen over de ruggen van de stoelen. In de keuken trof ze een gootsteen vol plakkerige glazen en een paar lege flessen aan.

“Je hebt een aardig feestje gebouwd, zie ik.”

“Het is fijn om een borrel bij de hand te hebben wanneer je zit te lezen.” De lach die hij als antwoord gaf, klonk bitter. “Ik moet lezen, snap je. Ik moet elk boek lezen dat er is, en ik heb haast. Je herinnert je toch nog dat ik dol ben op lezen? Ik heb niet veel tijd. En nu ben jij zeker gekomen om me te vertellen dat je medelijden met me hebt. Nou, lees me de les en monter me op.”

Ze zette koffie voor hem en ging op de bank zitten, waarbij ze een gekreukt jasje en een stapel kranten opzijschoof. Hij liet zich in een leunstoel tegenover haar zakken. “Nou, hoe zie ik eruit voor een blinde? Hoe zal ik eruitzien met een witte stok, denk je, terwijl ik al tikkend mijn weg zoek langs de rivieroever? Zul je me helpen met oversteken, Celine, voordat een stelletje ellendelingen me overrijdt?”

“De diagnose is niet honderd procent zeker. Misschien is er in het buitenland een specialist die iets voor je kan doen. Er kan nog heel veel worden uitgezocht.”

Hij onderbrak haar kwaad, terwijl hij met zijn hand een boze beweging maakte. “O, mijn hemel! Ik word blind. Ik ben vijfendertig en zal binnenkort volkomen nutteloos zijn, en de komende dertig jaar zal ik dat blijven. Hoe is het trouwens met je lievelingspatiënt, met dat vriendje van je? Heb je hem kunnen opmonteren met soortgelijke mooie praatjes?” Henri zag een uitdrukking van pijn over haar gezicht schieten, alsof hij haar had geslagen, en hij voelde ten slotte een gevoel van spijt.

“Richard is weg. Hij is teruggegaan naar Ierland om daar verder te herstellen. Bij zijn vrouw en kinderen.”

Hij voelde aan dat hij verder niets meer moest vragen. Eerlijk gezegd was hij zo blij haar te zien dat hij nauwelijks iets durfde te zeggen, uit angst dat ze ineens zou weggaan en hem alleen zou laten in het drijfzand van zijn ellende en hem zou laten spartelen in de bron van zijn zelfmedelijden.

“Het is erg moeilijk, Celine,” zei hij ten slotte. “Ik kan het maar moeilijk verwerken. Ik ben niet een van die onverstoorbare zielen die vrolijk kunnen doorvechten. Eerst was ik erg verdrietig, vervolgens werd ik woedend. Nu voel ik me alleen maar wanhopig. En verbitterd.”

“Ik zal je helpen, Henri. We zullen alles doen wat we kunnen. En als je echt helemaal blind wordt, zullen we alle hulpmiddelen bij elkaar scharrelen die we maar kunnen vinden en dan zal ik je helpen die allemaal te gebruiken, zodat je leven nog steeds boeiend en vol betekenis zal zijn. Ik beloof je dat ik je zal helpen. Voor altijd.”

Ze haalde hem over te komen eten in Avenue Mozart, en hij was geroerd door Charlottes hartelijke ontvangst, oprechte begrip en steun. Hij en Celine brachten vanaf dat moment weer samen gezellige avondjes door, waarbij ze troost vonden in hun gedeelde herinneringen. Soms speelden ze bridge, andere keren gingen ze uit eten in een van de vele restaurants in de stad, die nog steeds in aantal toenamen. Haar dankbaarheid voor zijn hulp en bescherming tijdens de verschrikkingen van de oorlog en zijn behoefte aan haar vormden een stevige basis voor hun groeiende genegenheid.

Toen ze op een avond bij hem langskwam, trof ze hem in het schemerduister aan, eenzaam en terneergeslagen.

“Volgens mij kan ik niet meer rijden, Celine. Ik had niet gedacht dat het zo snel bergafwaarts zou gaan. Ik dacht dat het nog maanden zou duren, misschien zelfs wel een jaar of twee, voordat het van invloed zou zijn op mijn dagelijks leven.”

Ze ging naast hem zitten en pakte zijn hand. Hij tastte naar haar vingers, aarzelend, en stak toen van wal. “Ik ben nog steeds verliefd op je, Celine. Ik begrijp dat je verdrietig bent omdat Richard er niet meer is. Ik had namelijk ook verdriet toen ik dacht dat ik je had verloren.” Hij stond op en bood haar een glas whisky aan. Voor zichzelf schonk hij een extra groot glas in. “Het zou egoïstisch zijn als ik je nu vroeg of je met me wilt trouwen, maar o, god, ik wil zo graag met je trouwen.”

“Lieve, geweldige Henri, je bent helemaal niet egoïstisch. Je zult een geweldige echtgenoot voor iemand zijn. Maar niet voor mij.” Ze voelde een groot verdriet voor hem en hield hem niet tegen toen hij haar naar zich toe trok en haar kuste.

“Trouw met me, Celine. Ik hou al zo lang van je. En als jij met mijn vreselijke problemen overweg kunt, kan ik het ook.”

“Er is een reden waarom ik niet met je kan trouwen, Henri. Het is het belangrijkste wat me ooit is overkomen. Ik wil je vertellen wat het is, zodat je zult begrijpen dat ik echt niet…”

Hij legde zijn vingers op haar lippen en drukte ze zo hard tegen haar tanden dat het pijn deed. “Nee, Celine.”

“Je moet naar me luisteren…”

“Nee, je moet naar mij luisteren.” Hij sprak op heftige toon. “Er zijn in zo’n korte tijd zoveel dingen veranderd. Voor ons allebei. Ik wil niet horen wat je me wilt vertellen. Begrijp je wat ik bedoel?” Hij schudde haar voorzichtig door elkaar en bleef haar stevig vasthouden. Zijn gezicht was strak en zijn blik liet haar geen moment los. “Ik wil dat je zegt dat je mijn vrouw wordt. En vanaf dat moment beginnen we aan een nieuw leven.”

Ze begon haar hoofd te schudden, maar hij trok haar dichter naar zich toe en sprak langzaam en krachtig, zodat ze hem niet verkeerd kon begrijpen. “Celine, wat er ook is gebeurd, ik zal het aanvaarden, net zoals jij mijn blindheid aanvaardt. En ik zal altijd van je houden, voor altijd. Wil je met me trouwen? Lieve, lieve Celine, wil je met me trouwen?”

Toen ze langzaam knikte, begonnen de tranen over haar wangen te stromen. Hij sloeg zijn armen om haar heen en begroef zijn gezicht in die zachtheid waarnaar hij al die tijd zo had verlangd.

In Avenue Mozart had Charlotte de Savoie, misschien wel voor de eerste keer in haar leven, het gevoel dat ze oud werd. Celine stond voor haar, vol leven en enthousiasme. Haar gezicht was sereen en haar stem klonk vol zelfvertrouwen.

“Ik weet niet goed wat ik moet zeggen, liefje. Henri is een bijzonder bewonderenswaardig mens, en hij is al heel erg lang verliefd op je, waarschijnlijk al sinds jullie elkaar hebben leren kennen. Maar het is voor jou zo snel, na Richard en al je verdriet. En ik ben bang dat dat niet eerlijk is jegens Henri.”

“We zullen heel gelukkig worden, mama. We hebben samen zoveel meegemaakt. En we zullen het samen goed hebben, daar geloven we allebei in. Jij niet?”

“Celine, ik zou geen goede moeder en vriendin zijn als ik verzweeg dat ik vind dat het allemaal te snel gaat.” Charlotte keek naar haar dochter. Ze herinnerde zich nog levendig het tafereel dat zich nog maar kort geleden had afgespeeld. Richard had in deze kamer gezeten toen er buiten op straat een auto met een terugslaande motor was langsgereden. Toen zijn benen waren gaan beven, was Celine meteen naar hem toe gegaan. Ze had haar lichaam tegen het zijne gevlijd, haar handen stevig en troostend op zijn bovenbenen gelegd en hem voorzichtig door zijn angst heen geholpen. Charlotte had gezien hoe dankbaar hij was en hoe hij op Celines liefde en kracht vertrouwde. Het was allemaal nog zo kort geleden.

“Misschien komt Richard nog weleens terug, Celine. Misschien komt hij terug voor jou. En wat zou er dan met Henri gebeuren, die dan zo afhankelijk van je zal zijn?”

“Moeder, ik wil dat je blij voor me bent. Ik wil dat je vertrouwen hebt in mijn beslissing.” Celine begon boos te klinken. “Richard heeft een vrouw die het zonder hem niet redt, en twee kinderen. Hij kan niet leven met zijn herinneringen én met het schuldgevoel dat hij zou hebben als hij zijn gezin zou verlaten. Daar kunnen we ons geluk niet op bouwen. Dat zou jij als eerste zeggen, als ik je zou vertellen dat Richard zou terugkomen.”

“Het is zo’n beangstigende logica, Celine. Het klinkt juist, natuurlijk. Maar je hield zoveel van hem. Je houdt nog steeds van hem, dat weet ik gewoon. En het lijkt zo overhaast.”

“Ik ben zwanger, mama.”

Charlotte ging plotseling zitten. “Dat is niet het kind van Henri.” Het was geen vraag. “O, liefje, dit kan gewoon niet goed gaan. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Heb je het tegen hem gezegd? Hebben jij en Henri…”

“Ik wil het er niet over hebben. We hebben een besluit genomen, Henri en ik, en ik weet dat het allemaal goed zal komen. We gaan dit kind samen opvoeden, en nog heel veel andere kinderen. We gaan dit doen, en na alles wat er is gebeurd, zou ik graag willen dat je achter mijn keuze stond.”

“O, liefje, ben je hier echt blij mee? Denken jullie echt dat jullie zo gelukkig zullen worden?” In Charlottes ogen welden tranen op.

“We gaan voor elkaar zorgen, nu en voor altijd.”

Celine droogde haar moeders tranen. Toen omhelsden ze elkaar en klampten zich aan elkaar vast terwijl ze werden overspoeld door een stortvloed van nieuwe, onbekende gebeurtenissen die hun stad en hun levens in zijn greep had.

Op de dag van de bruiloft was het mooi meer. De wolkeloze winter-hemel vormde een azuren baldakijn waaronder Charlotte de Savoie de receptie voor haar dochter hield. In het huis aan Avenue Mozart weerklonken voor het eerst sinds jaren weer feestelijke geluiden. Na haar huwelijk zette Celine haar voornemen om huisarts te worden door, al werkte ze maar vier dagen per week zodat ze tijd aan Henri kon besteden. Ze bleven in zijn appartement op Ile-Saint-Louis wonen en bouwden langzaam een eigen leven op.

Toen het eenmaal zover was, bleek de bevalling lang en moeilijk. Celine lag te zweten, doodmoe vanwege de voortdurende inspanningen die dit piepkleine schepseltje van haar eiste, en nu begreep ze heel goed wat baren was, de wanhopige kracht ervan, de pijn en trots, het bijna verslagen zijn door uitputting, de uiteindelijke triomf. Ze had zoveel vrouwen bijgestaan in deze ervaring. Nu schaamde ze zich omdat ze zo weinig had geweten, en haar pijn en overwinning maakten haar deemoedig. Ze deed haar ogen dicht en viel in slaap. Toen ze wakker werd, zat Henri naast haar bed. Hij boog zich voorover en kuste haar. De verpleegster kwam binnen met het wonder dat haar dochter was, en ze kon nauwelijks geloven dat het kleine wezentje zo volmaakt was.

“Ze is beeldschoon,” zei Henri, en ze zag zijn ogen glanzen van de tranen. “Ze is piepklein en beeldschoon en ik hou van haar. Ik hou van jou, Celine. Ik hou zoveel van jullie allebei.”

Even later kwam Charlotte de Savoie binnen en keken ze gezamenlijk naar de baby in haar wiegje en werden hopeloos verliefd op haar. Celine lag in haar ziekenhuisbed, niet in staat zich te bewegen, vervuld van vreugde en tragiek. Haar verlangen naar Richard was zo groot dat ze bang was dat ze zich niet meer zou kunnen gedragen als moeder of echtgenote, dat het haar nieuwe leven, dat ze zich zo dapper had voorgenomen te gaan leiden, zou bedreigen.

Toen Henri’s gezichtsvermogen steeds slechter werd, begon hij weer stevig te drinken, ‘s-Avonds kwam hij laat thuis omdat hij onderweg uren in bars en restaurants bleef hangen. Op een avond kwam hij helemaal niet thuis. Celine bleef tot de dageraad zitten wachten, gek van bezorgdheid, terwijl de woede in haar ontstak. Toen ze de taxi hoorde en hij even later de trap op kwam stommelen, wist ze ineens heel zeker wat ze moest doen.

Henri’s ouders, die vlak voor hun pensioen stonden, waren dolblij toen ze hoorden dat ze van plan waren naar het zuiden te verhuizen en het beheer over de wijngaarden over te nemen. Domaine de Val-nay was groot en gerieflijk maar ouderwets, en de boel moest worden opgeknapt. Henri bracht de werkdagen samen met zijn vader in de wijngaarden of op kantoor door. Celine werkte twee dagen per week in de kleine dorpspraktijk. Charlotte kwam hen bezoeken en was ontzet toen ze zag in welke omstandigheden ze moesten wonen. Ze stond erop Celine mee te nemen naar Montpellier, waar ze een meubelrestaurateur en een stoffeerder vonden, evenals een goede loodgieter en een firma die nog voor het begin van de winter een goede kachel kon plaatsen.

Solange begon te kruipen. Henri nam Joel, een jonge man uit het dorp, in dienst en leidde hem met hulp van zijn vader op tot toekomstige beheerder van de wijngaarden. De dagen kregen een vertrouwde regelmaat en naarmate de tijd vorderde, bloeide de zorgvuldig gekoesterde liefde van Henri en Celine gestaag op. Aan het eind van het jaar gingen ze al helemaal op in hun nieuwe manier van leven.

Toen op een middag in de praktijk de telefoon ging, nam Celine op, glimlachend naar een patiënt die net wegging. Binnen een paar tellen voelde ze de basis van haar bestaan, die ze met zoveel moeite had opgebouwd, als drijfzand onder haar voeten wegzakken.