15

Connemara, 1970

Eleanor trok aan de handrem en stapte uit de auto. Hiernaar had ze al uitgekeken sinds ze Oughterard en Maam Cross was gepasseerd: de eerste blik op Connemara, dat zich als een kleed van saliegroen veen, witte rotsen en glanzend water onder een nevelige lucht die zwanger was van regen uitstrekte tot aan de Twelve Bens en de nog onzichtbare zee. Het was zo woest! De stilte die slechts werd onderbroken door de kreet van een vogel of het gezang van een krekel; het karakteristieke, nevelige licht waarop schilders zo gek waren; de belofte van een andere wereld die verborgen lag achter de lage wolken; het ruisen van de wind in het veengras. Het was een zegen, dit onherbergzame land dat zich uitstrekte tot aan de oceaan in het westen. Het voelde zo goed hier weer te zijn.

“Het is prachtig, hè?”

Ze had Seamus niet uit de auto horen stappen. Hij kwam naast haar staan en tuurde vanonder zijn afzichtelijke oude hoedje met toegeknepen ogen naar de horizon.

Eleanor glimlachte. “Ik was vergeten hoe vredig het allemaal is—als een dierbare foto, de gedachte aan iets bijzonders. Maar dit beeld vergaat nooit, en het ziet er elk moment weer anders uit. Geen wonder dat jij dichter bent en dat moeder schildert.”

Een windvlaag blies het oude hoedje van haar ooms hoofd en maakte zijn haar door de war. Hij griste naar zijn hoofddeksel en grinnikte. “Verraderlijk, zo zou ik het noemen! Vredig? Soms. Bevredigend? Ja, altijd.”

“Ligt moeder nog te slapen?” Eleanor keek even naar de achterbank van de auto.

“Ja. Ze is net voor Galway in slaap gevallen en heeft sindsdien geen vin meer verroerd. Volgens mij heb ik zelf ook even zitten slapen.”

“Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik haar vanmorgen zag. Gisteren leek ze op de rand van een diepe zenuwinzinking te staan, en vandaag is ze op weg naar Connemara. Jouw komst heeft haar heel erg goed gedaan.”

“Nou ja, ze is er nog steeds niet best aan toe, en het is een lange dag geweest. Laten we haar naar huis brengen, Eleanor.”

Toen ze weer wegreden, dwaalden Eleanors gedachten af naar een avond kort voor de dood van haar vader. Hij was erg onrustig geweest en had haar iets willen vertellen. Daaraan twijfelde ze nu niet meer. Maar hij had niet geweten hoe hij moest beginnen en zij had niet geweten hoe ze hem moest helpen. Toen de morfine hem eindelijk tot rust had weten te brengen, was ze de kamer uit gevlucht en op het trapje bij de voordeur gaan zitten. Daar had Gareth haar aangetroffen. Hij was naast haar gaan zitten en had een tijdlang niets gezegd maar slechts zijn hand lichtjes op haar schouder gelegd. Zij was degene die de stilte had verbroken.

“Waarom kan ik niet met hem praten, Gareth? Ik kan niets doen tegen die vreselijke ziekte die hem doet wegteren, en er zijn zoveel dingen die ik nog tegen hem wil zeggen. Vandaag had ik het gevoel dat hij me iets belangrijks wilde vertellen. En ik wilde tegen hem zeggen: “Het is goed, ik hou van je. Je hebt je best gedaan, en dat is genoeg.” Maar ik ben weggerend, omdat ik het niet kan verdragen.”

Ze had zitten snikken. Gareth had haar haar gestreeld totdat ze weer kalm was.

“Je kunt ook zonder woorden spreken, Eleanor. En ik weet zeker dat hij voelt hoeveel je van hem houdt.” Hij zat even zwijgend na te denken. “Maar misschien wil hij iets met je bespreken en weet hij niet hoe hij moet beginnen.”

Hij draaide haar gezicht naar zich toe en keek haar onderzoekend aan. “Waarom schrijf je hem niet? Vertel hem al die dingen die je net tegen mij zei. Zet het allemaal op papier, zodat hij het rustig kan lezen en het allemaal in zich kan opnemen. Misschien biedt dat hem een opening. Denk er maar eens over na.”

Hij had naar haar geglimlacht, haar verwarde haar gladgestreken en haar mee naar binnen genomen. Nu vroeg ze zich af of Gareth had geweten wat haar vader had willen zeggen. Vanmorgen had hij het over de oorlog en de gebeurtenissen daarna gehad. Dat kon geen toevallige opmerking zijn geweest. En Seamus, wat wist hij over het verleden van haar ouders? Kende iedereen om haar heen hun geschiedenis?

In Roundstone verlieten ze de hoofdweg en reden naar de land-tong waar het huisje van Seamus stond. Het werd omringd door knoestige bomen en leek te zijn weggekropen tussen de enorme rotsen. Eleanor en Seamus brachten Helena naar binnen en pakten hun bagage. In de keuken maakte Eleanor een avondmaal van de verse eieren, boter en het brood dat ze in het dorp hadden gekocht. Toen ze na het eten bij het haardvuur zaten, begon Helena in te dommelen.

“Moeder, ik denk dat je beter meteen naar bed kunt gaan. Vind je ook niet, Seamus?”

Seamus knikte. Eleanor leidde haar moeder door de gang, zich ervan bewust dat ze erg kwetsbaar en bijna oud leek. Onwillekeurig huiverde ze. Heiena’s hand trilde een beetje toen ze de deur opende en de kamer inliep. In de kamer stond een ouderwets, eiken tweepersoonsbed met een lappendeken erop. Voor het raam, dat uitzicht bood op de zee, hingen zware wollen gordijnen. Er stonden een tafeltje van donker eiken, een stoel met een hoge rug en een geborduurde zitting, nachtkastjes, een kleine klerenkast en een ladekastje met koperen handvatten. Helena liep met een stralend gezicht door de kamer en raakte de bekende spulletjes aan. Ze leunde op de vensterbank en deed het raam open. Het geluid van een lichte bries en het ruisen van het getij stroomde de kamer in. Glimlachend wendde ze zich tot haar dochter.

“Het gaat nu wel, Eleanor. Laat de tas maar in de leunstoel staan. Nu ik hier ben, weet ik dat ik goed zal slapen. Zeg maar tegen Seamus dat hij mijn ezel en verf in de gang moet zetten, dan vind ik ze morgen wel. Slaap lekker, lieverd.” Ze kuste haar dochter vluchtig. “Ga zelf ook maar eens goed slapen. Bedankt dat je me hierheen hebt gebracht, bedankt voor alles.”

Eleanor liep de kamer uit en deed de deur dicht. In de keuken gaf Seamus zijn hond, Chaucer, te eten en rakelde daarna het vuur in het fornuis op. Hij keek naar zijn nichtje. “Is alles in orde?”

“Ja, ze ligt in bed.”

“Wil je een slaapmutsje?” Seamus deed een kastje open.

Ze koos voor cognac, en hij schonk voor hen allebei een flink glas in.

“Zou het te koud zijn om naar buiten te gaan?” vroeg Eleanor. “Zullen we naar het strand gaan? We hebben de hele dag in de auto gezeten, we zijn wel toe aan een wandelingetje.”

“Goed idee.”

Seamus gaf haar een veel te grote jas en deed de achterdeur open. Ze liepen over het pad naar de kleine baai. Eleanor keek om naar het huis en zag dat het licht in de kamer van haar moeder al uit was. Ze kwamen bij een groot rotsblok en gingen zitten. Het maanlicht verlichtte de baai. Eleanor keek op en nam een slok van haar drankje.

“Seamus…” Ze zweeg even en probeerde grip op haar gedachten te krijgen. “Ik weet dat dit na al die tijd heel gek klinkt, maar ik wil je iets vragen…Wat deed jij in de oorlog?”

“Ik was net afgestudeerd en zocht werk.” Seamus staarde naar de baai.

“Maar ben je weggegaan? Om te vechten, bedoel ik. Of ben je de hele tijd hier gebleven?” Ze zag dat hij zijn glas in zijn hand ronddraaide en dat het maanlicht in de vloeistof danste.

“Ik ben hier gebleven. Nou ja, niet de hele tijd. Ik vond werk in een praktijk in Galway, maar was ook bezig de boel hier op te knappen. Ik heb dit huis in vervallen toestand aangetroffen. Dankzij het geld dat mijn vader me heeft nagelaten, kon ik dit huis repareren en aan het jacht werken dat ik samen met Ronan en Ciaran had gekocht. Ik had nauwelijks iets over om van te leven. Maar ik wist wat ik wilde. Ik wilde een praktijk in het dorp beginnen. Toen heerste hier nog veel armoede. Het waren barre tijden en de mensen hadden het zwaar. Ik wilde iets voor hen betekenen.”

Eleanor knikte en nam een flinke slok. Ze begon te proesten.

“Hè, meisje, niet zo snel.”

“Ik probeer me moed in te drinken, denk ik.” Ze lachte zwakjes. “Weet je, ik ben er zo langzamerhand achter dat die toestand met vaders testament op de een of andere manier iets met de oorlog te maken heeft. Ik kan me nog herinneren dat hij dikwijls ziek was toen ik klein was. We waren vaak hier. Dus je moet een gedeelte van het verhaal kennen. Ze moeten het je hebben verteld, Seamus. Je hebt geholpen om voor hem te zorgen, nietwaar?” Ze wist dat ze moest wachten tot hij iets zou zeggen, een opmerking of een aanmoediging, maar ze kon zich niet langer inhouden. “Wat is er met hem gebeurd, Seamus? En wat heeft die Celine ermee te maken? Kende moeder haar? Weet je dat ik me tot nu toe nooit heb afgevraagd waar vader en moeder elkaar hebben leren kennen? Ik heb nooit geweten dat het in Frankrijk was.”

“Ik weet nog steeds niet waar mijn vader mijn moeder heeft leren kennen.” Seamus glimlachte naar haar over de rand van zijn glas. “Op een plattelandsbal of op de bruiloft van een neef of een nicht, denk ik.”

“Maar Seamus, hoe zit het met jou? Waarom ben jij nooit getrouwd? Ben je nooit verliefd geweest?” Eleanor zweeg toen ze besefte dat ze nooit eerder echt had nagedacht over het leven dat haar oom leidde. Hij was altijd degene geweest die hun troost en goede raad bood.

Seamus keek haar vol verbazing aan. “Nou, dat zijn in één keer een hoop vragen die je me nooit eerder hebt gesteld. Ik weet niet of ik je overal antwoord op kan geven, maar ik kan je wel iets vertellen over mijn eerste ontmoeting met je vader. Helena had hem een jaar eerder in Frankrijk leren kennen. Ik kwam hen ophalen, zie je, Ri-chard en Helena. Vlak voordat de oorlog uitbrak.” Hij pakte haar lege glas uit haar handen. “En in zekere zin vormt dat een antwoord op je tweede vraag. Want ik leerde daar een meisje kennen op wie ik verliefd werd. Maar toen ik haar terugzag, was het voor ons allebei te laat. Ze was al met een ander getrouwd.”