34
Parijs, 1942
Er werd op de deur van de studeerkamer geklopt. Charlotte keek op en zag Richard Kirwan in een straal binnenvallend licht staan. Hij zag er iets gezonder uit, hoewel hij nog steeds broodmager was.
“Laat me eens raden.” Hij glimlachte naar haar toen ze de laatste woorden neerschreef op een kaartje dat op haar leren onderlegger lag. “Een uitnodiging voor een bescheiden etentje, om de moed erin te houden en de nare mof te verslaan?”
Ze keek hem even geamuseerd aan en begon toen een ander kaartje te beschrijven. De gouden vulpen glansde in haar perfect gemanicuurde handen. “Dit zijn valse identiteitspapieren, om precies te zijn.” Ze hield het kaartje omhoog en bekeek haar werk aandachtig. “Ik ben een uitmuntende vervalser. Dat komt waarschijnlijk omdat ik als kind oude manuscripten getrouw moest overschrijven. Ik denk niet dat de nonnen dit in gedachten hadden, maar ik kan perfect handtekeningen namaken.”
Richard lachte vrolijk. “En wie bezorgt je de documenten voor je meesterwerken?”
“Celine haalt ze op bij bepaalde correspondentieadressen of bij een van de drukkerijen. Als arts heeft ze het perfecte excuus om door heel Parijs te kunnen fietsen. Ze brengt identiteitspapieren, bonnenboekjes en paspoorten naar de onbezette zone. Maar we hebben momenteel wat oponthoud. Een van de persen is kapot.”
“Ik ben bang dat ik niet genoeg talent heb om vervalser te kunnen worden. Maar ik kan wel helpen met het ophalen en bezorgen.” Richard boog zich naar haar toe. Zijn ogen straalden van geestdrift.
“Nee, Richard. We kunnen elk moment het bericht ontvangen dat je naar huis kunt. Het zou gekkenwerk zijn dat op het spel te zetten.”
“Charlotte, ik kan hier niet wekenlang in je tuin zitten lezen, langs de rivier wandelen en in de zon zitten alsof ik op vakantie ben. Ik heb een identiteitskaart, ik kan altijd doen alsof ik Emile Vallon ben.”
“Celine zal het hier niet mee eens zijn, Richard.”
“Celine hoeft het niet te weten.”
“Geen sprake van, Richard. Het is te riskant.” Charlotte bleef bij haar standpunt.
Maar terwijl dagen van wachten zich aaneenregen, werd Richard steeds meer gespannen en teruggetrokken. Hij at slecht en was somber gestemd. Toen hij op een middag met Charlotte en Celine in een café zat, werd hij herkend door een voormalige collega van de universiteit. Daarna wilde hij niet langer dat een van hen hem op zijn wandelingen vergezelde en bleef hij steeds vaker thuis. Uiteindelijk gaf Charlotte toe en liet hem een pakje met documenten brengen naar een verzamelpunt in de buurt van Place de la Concorde.
Hij keerde vol energie en doelgerichtheid terug van zijn eerste opdracht. Vanaf dat moment begon Achille, de leider van hun kleine groepje, steeds meer te vertrouwen op Richards moed en heldere verstand, en zijn eenzame heldendaden maakten Charlotte deemoedig. Zijn nieuwe taak bleef geheim, totdat Celine op een avond nog voor zijn terugkeer op Avenue Mozart arriveerde.
“Waar is Richard? André zei dat hij al meer dan vier uur geleden naar buiten is gegaan. Dat is toch veel te lang en te onveilig?” Celi-nes stem klonk scherp van bezorgdheid.
“Ik zal het je maar eerlijk zeggen, liefje, Richard is een stel papieren bij Etoile aan het afleveren. Achille had gisteren het vermoeden dat hij werd gevolgd, en toen bood Richard aan om vanmiddag in zijn plaats te gaan.”
“Waarom zou hij zoiets doen?” Celine keek haar moeder verbaasd aan.
“Hij kon het niet langer verdragen hier nutteloos opgesloten te zitten. Dus heb ik er enige tijd geleden mee ingestemd dat hij wat zaken zou bezorgen.”
“Hoe kun je hem het leven op het spel laten zetten dat ik met zoveel moeite heb weten te redden? Ik kan niet geloven dat je hem zo in gevaar hebt gebracht!”
Charlotte bleef stil zitten, verbaasd en gekwetst door de enorme woede van haar dochter. Ineens begreep ze waarom Celine zo reageerde. “Vind je niet dat je wat overdreven reageert, liefje? Het heeft wonderen gedaan voor zijn moreel. Al dat wachten maakte hem erg neerslachtig.”
“Ik kan niet geloven dat je dit goed hebt gevonden.”
“Celine, wees nu redelijk.” Charlottes stem klonk afgemeten. “Ik laat mijn eigen dochter voortdurend dit soort dingen doen. Ik stel degene van wie ik het meeste hou elke dag bloot aan gevaar.”
Er klonk een geluid, en toen ze zich omdraaiden, zagen ze Richard bleek en uitgeput in de deuropening staan.
“Het was een valstrik. Ze zaten te wachten.” Hij ging moeizaam zitten. “Toen ik bij de ontmoetingsplek aankwam, zag ik twee mannen op het bankje zitten waar ik mijn contactpersoon zou treffen, dus ik liep verder en ging een winkel in. Vanuit de winkel kon ik twee andere mannen aan de overkant van de straat zien staan.”
“Je bent niet naar ze toe gegaan, Richard? Hebben ze je gezien?” Charlotte tikte zenuwachtig met haar vingers op het gewreven tafel-blad.
“Nee. Er was iets met ze, ze zagen er vreemd uit. Toen zag ik niet ver van het bankje een geparkeerde auto staan, met een open achterklep.”
“En je contactpersoon?” vroeg Charlotte.
Richard stond op en liep naar de openslaande deuren. Hij stond met zijn rug naar hen toe. Zijn schouders hingen naar beneden. “Ik heb in een café zitten wachten. Om half drie kwam er een jonge vrouw aan die op het bankje ging zitten. Ik wist dat zij de koerierster was met wie ik contact moest leggen. Ze was erg jong, nog geen twintig, en erg nerveus.” Richard wendde zich ineens van het deuren af. “Ze had nooit naar dat bankje moeten gaan toen ze die twee mannen zag zitten, maar dat deed ze wel. Een van hen sprak haar aan, en ik zag aan haar gezicht dat ze merkte dat er iets mis was. Toen namen ze haar mee naar de auto en was ze verdwenen.”
“O god! Dat arme kind.” Celines gezicht was bleek geworden en ze begon bijna te huilen.
“Jij had het ook kunnen zijn, Celine, of je moeder.” Richards stem beefde. “God moge het me vergeven, ik voelde me een onmens, omdat ik blij was dat zij het was en niet een van jullie.”
“Je had daar niet mogen zijn, Richard.” Celine sprak op kille toon.
“We hebben dit gesprek al eens eerder gevoerd, Celine, maar toen betrof het jouw keuze. Nog maar een paar weken geleden. Je wilde moedig zijn, zei je toen, en ik mocht je niet tegenhouden. Maar je bent niet de enige die het gevoel heeft dat er iets moet worden gedaan.”
Hij zag dat ze onaangenaam was getroffen door zijn toon. Char-lotte de Savoie zag het ook. “De vraag is: wat deed de Gestapo daar? Ben je gevolgd toen je weer hierheen kwam?”
“Ik denk het niet. Ik ben via allerlei omwegen teruggekomen, en daarom ben ik ook zo laat.”
“Ik moet naar de drukkerij. Er is een machine uitgevallen, maar als ze die hebben kunnen repareren, haal ik wat blanco kaarten op.” Celine stond op en gaf haar moeder een zoen. “Ik bel later nog wel, moeder.”
“Ik ga met je mee,” zei Richard vastbesloten. “En waag het niet te protesteren. Ik heb verstand van drukpersen, misschien kan ik helpen.”
Ze gingen zwijgend op weg. Duisternis nam bezit van de stad terwijl ze zich voortbewogen door straten die aan de grimmige macht van de bezetter waren onderworpen.
“Het spijt me dat ik je zo streng toesprak,” zei hij. “Opluchting uit zich soms op vreemde manieren. Het was een vreselijk gezicht. Ze was zo jong, zo bang.”
Celine keek naar hem op, maar uit niets bleek dat ze het hem al had vergeven. “Je had het aan me moeten vertellen.”
“Ja, dat is waar. Maar ik wilde je niet ongerust maken. Ik besef dat ik het aan jou te danken heb dat ik nog leef en dat ik, en dat is misschien nog wel belangrijker, niet gek ben geworden.”
“Als je in handen van de Gestapo eindigt, zul je minder blij zijn dat ik je leven heb gered. En na dat avontuur van vandaag twijfel ik eraan of je wel goed bij je hoofd bent.”
Eindelijk glimlachte ze. Maar Richard bleef ernstig. “Het is moeilijk voor te stellen dat je je schuldig voelt omdat je nog leeft en in veiligheid bent. Maar als ik aan dat meisje denk, moet ik ook denken aan Helena, die vast gek wordt van bezorgdheid. En ik denk aan Seamus, en ik vraag me af hoe het Stefan en Leah is vergaan.” Hij voelde de meelevende druk van haar vingers rond zijn arm. “Je hebt me zo vaak door die moeilijke momenten heen geholpen, Ce-line. En niemand zal ooit kunnen begrijpen hoeveel kracht Charlot-te me heeft gegeven.” Hij bleef even staan en pakte haar hand vast. “Ze heeft me verteld over je vader, dat hij een hartaanval kreeg en dat ze hem stervend op de vloer van de studeerkamer aantrof. En over de moeite die het haar heeft gekost om zonder hem verder te gaan.”
“Het was een geweldige, bijzondere man.” Celine glimlachte bij de herinnering aan haar vader. “Hij trouwde met haar toen ze achttien was, dus ze zijn bijna dertig jaar bij elkaar geweest. Dat is een lange tijd als je nog geen vijftig bent.”
Ze bleef staan voor een muur vol verbrokkeld metselwerk en afbladderende verf en duwde een deur open. Richard volgde haar toen ze een met onkruid overwoekerde binnenplaats overstak en naar een schuurtje achter op de hof liep. Achter de smalle deur liep een trapje naar beneden. In de kleine kelder was het drukkend warm, en het zware geluid van de machines dreunde in hun oren.
Een jongeman stond gebogen over een schragentafel waarop een aantal foto’s lagen van Duitse soldaten die met hun geweren wezen naar enkele lijken op de grond. Vlak naast hem worstelde een meisje met de rammelende drukpers die brullend tot leven kwam maar toen schudde en bleef stilstaan. Celine tikte het meisje op de arm en riep in haar oor: “Lisette, dit is Emile. Hij heeft verstand van drukpersen.”
Richard probeerde de pers aan de praat te krijgen, maar in de warme kelder kostte het hem moeite zich te concentreren of zelfs maar adem te halen. Toen hij ten slotte zijn rug rechtte, baadde hij in het zweet, maar hij grinnikte toen hij op een knop drukte. De oude machine kwam ratelend en grommend als een stokoud beest tot leven, en Celine vroeg zich af waarom de vijandige buitenwereld de machines niet opmerkte. Op dat moment voelde ze iets prikken in haar nek, alsof er iemand naar haar keek. Ze draaide zich om. Er vielen een paar losse stenen naar beneden, waardoor ze opkeek naar de ventilatiegaten in de muur boven haar, en ze zag de punt van een geweerloop verschijnen.
“Ga liggen!” schreeuwde ze boven het lawaai van de persen uit. “Ga achter de machines liggen! Ren naar de achterdeur!”
Ze liep snel naar Richard toe. Lisette wendde zich van de pers af en bleef met haar arm in de draaiende delen haken. Ze schreeuwde het uit van pijn en ontzetting terwijl geweerschoten de dikke, verschaalde lucht doorboorden.
“Blijf staan! Jullie zijn omsingeld! Niet bewegen, anders schieten we!”
Weggedoken achter de machines die hun dekking gaven, renden ze naar de achterdeur. De jongeman viel neer. Bloed spatte op de foto’s van de Duitse soldaten en hun slachtoffers. Lisette greep naar haar gemangelde arm, terwijl Richard haar naar de deur voerde. Achter hen hoorden ze het geluid van laarzen die de trap afkwamen.
“Snel, Celine, ze zijn maar met zijn tweeën. We hebben een kans.”
In het duister klauterden ze tegen de helling op, terwijl ze Lisette met zich meesleepten. Ze klommen over de kapotte muur en kwamen hijgend neer op de aangrenzende binnenplaats. Er was niemand te zien. Richard drong een verlaten pakhuis binnen en ze stonden even in de duisternis. Celine hield Lisette tegen zich aan en ondersteunde de bloedende arm.
Ze hurkten neer achter een stapel zakken, die zo smerig stonken dat Celine moest kokhalzen. Lisette was bleek en ademde moeizaam. Toen een Duitse soldaat met zijn geweer de deur openduwde, hield Celine voorzichtig haar hand voor Lisettes mond, opdat ze geen geluid kon maken.
Het silhouet van de soldaat tekende zich scherp aftegen het wegstervende licht, zijn geweer wees voor hem uit. Hij scheen met een zaklantaarn langs de muren. Toen hij zijn geweer ophief, schoten ratten en kakkerlakken alle kanten op. Er klonk een oorverdovend geluid, en toen draaide de Duitser zich op zijn hakken om en liep weg, terwijl hij met zijn bajonet in de van ongedierte vergeven zakken porde. Hij moest over stapels rommel heen stappen om bij de uitgang te komen. Op de aangrenzende binnenplaats steeg een rookpluim op naar de hemel. Een paar seconden later hoorden ze het vervallen gebouw met luid geraas neerkomen op de verborgen apparaten eronder.
“Ik ga even buiten kijken,” zei Richard. “Wacht hier tot ik zeker weet dat we niet nog een keer onaangenaam worden verrast.”
Celine bleef Lisette vasthouden en telde de lange minuten totdat Richard terugkeerde.
“Ik denk dat we kunnen gaan. Buiten is niemand meer te zien, en ik ben helemaal naar de hoek van de straat gelopen.”
“Lisette heeft een shock en ze heeft te veel bloed verloren. Ik breng haar naar een schuiladres hier in de buurt, en daarna misschien naar het ziekenhuis.” Celine voelde in haar zakken en gaf Richard een sleutel. “Ga maar naar mijn huis en wacht daar op me.”
Een uur later stapte Richard Celines woning binnen. Hij liet zich dankbaar in een leunstoel zakken en belde Charlotte de Savoie.
“Met ons is alles goed,” vertelde hij haar. “Celine is bij een patiënt in het ziekenhuis en ik wacht bij haar thuis. Ze belt wel wanneer ze weer thuis is. Snel, hoop ik. Wees voorzichtig, Charlotte, en wacht tot ze belt.”
In de uren die volgden, gaf elke beweging van de klokwijzers een eeuwigheid aan die Richard niet voor mogelijk had gehouden. Toen hoorde hij een zachte klop op de deur, en daar stond ze in de deuropening, met een gezicht dat straalde van succes en haar dat glansde in het zachte licht. Ze vloog in zijn armen, lachend en huilend tegelijk.
“O, godzijdank, je bent er, je mankeert niets. We hebben Lisettes arm in het ziekenhuis gehecht en houden haar verborgen totdat er iemand komt die haar naar een schuiladres kan brengen. Ik had nooit gedacht dat dokter Ducray ook aan onze kant stond, samen met een aantal nonnen. Maar die jongeman bij de drukpers, die was dood voordat zijn leven goed en wel was begonnen.”
Hij hield haar vast terwijl ze huilde. Ten slotte hief hij haar gezicht op, zodat ze hem wel moest aankijken terwijl hij haar tranen wegveegde. Toen boog hij zich voorover en kuste haar teder. Ze sloeg haar armen om zijn hals, en hij trok haar dichter naar zich toe en kuste haar nogmaals. Ze kon zijn adem voelen, ze voelde zijn hart kloppen. Ze bood haar mond aan en proefde zijn lippen met haar tong.
De telefoon rinkelde op schrille, waarschuwende toon. De stem van Charlotte de Savoie klonk helder en duidelijk aan de andere kant van de lijn.
“Emile gaat vanavond weg. Er is een bericht naar zijn vrouw gestuurd en zij verwacht hem. Achille wacht thuis op jullie. Wees voorzichtig, liefje. Wees erg voorzichtig.”
Celine draaide zich om en keek Richard zonder iets te zeggen aan terwijl ze de pijn in haar hart probeerde te onderdrukken. Toen pakte ze zijn hand. “Je gaat naar huis, Richard. Terug naar Ierland. Achille brengt je vanavond weg.”
Hij bleef zwijgend staan. Zijn hart klopte te snel en zijn brandende gevoelens overwonnen de kille logica die voor hem een tweede natuur was geworden. Hij kon niet glimlachen omdat hij zag dat haar ogen glinsterden van de tranen. De telefoon rinkelde weer, schril en aanhoudend. Charlottes stem klonk gespannen.
“Celine, er is iets mis. Beneden staan Duitsers voor de deur. Ga met Emile weg uit je huis.”
Op de achtergrond hoorde Celine geschreeuw. Toen werd de verbinding tussen moeder en dochter verbroken door een klik en een lange, lange stilte.