3

Dublin, 1970

Eleanor overhandigde de brief aan James. Hij las hem en liep daarna naar het hoge raam dat uitzicht bood op de tuin. De bomen waren grijs en kaal, en er was nog geen teken van de lente te bespeuren. Hij stond met zijn handen op zijn rug naar het gazon en het grindpad te staren. Terwijl ze naar hem keek, werd er een herinnering bij Eleanor opgeroepen: het evenbeeld van hun vader—hetzelfde postuur en dezelfde houding van het hoofd.

“Zie je nou wel, Jamie! Ze is niet een of andere geldwolf die achter het fortuin van de Kirwans aan zit, ook al stelt het niet veel voor. Het klinkt niet alsof ze geld nodig heeft. Ze is even gekwetst en van streek als wij.”

James’ stem had verstikt geklonken, en ze besefte waarom hij van tafel was weggelopen. Hij haalde een smetteloze linnen zakdoek te voorschijn en snoot luidruchtig zijn neus. “Misschien is het niet waar,” zei hij. “Zij weet het niet, en wij evenmin. Misschien is het een…”

“Vergissing? O, ik denk het niet. Waarom zou hij…”

“Ze heeft hem nooit ontmoet! Ze kent hem niet eens.”

“Maar wat moet ik nu doen? We weten net zoveel als zij.”

“O, maar er is wel iemand die meer weet. Waarom zegt die niets? Waarom brengt ze elke dag in dat vervloekte atelier door? Kun je haar niet aan de praat krijgen? Zodat ze het uidegt?”

“Waarom moet ik altijd dit soort dingen opknappen?” Eleanor schoof haar stoel naar achteren en stond op. “Waarom vraag je het haar zelf niet? Je bent net zo goed haar kind als ik. Waarom moet ik het verdorie altijd doen?”

Hij sloeg zijn arm om haar heen en reikte haar zijn zakdoek aan. “Omdat jij hier goed in bent, El, dat weet je toch. Ik doe meteen zo, nou ja, arrogant. En Lizzie verstijft zodra ze iets verstandigs of diplo-matieks moet zeggen. Moeder is afhankelijk van jou. Ze praat met jou, ze vertrouwt je. O, het spijt me, echt waar. Ik probeer je heus niet een vervelend karweitje te laten opknappen.”

“Oké.” Ze was te moe om ertegen in te gaan. “Ik zal proberen met haar te praten. Ik breng haar sowieso ontbijt voordat ik naar mijn werk ga. Roep jij Lizzie? Ze heeft om tien uur college. Kan ze met je meerijden?”

“Ja, maar ik kan echt niet te laat komen. En zij moet er natuurlijk weer uitzien als een filmster voor die eerstejaars. Daar doet ze uren over!” Hij zuchtte diep en begon toen te lachen.

“Ach, schiet op. Doe niet zo flauw. Je weet dat ze het heerlijk vindt om in je MG te zitten. Alleen daarom al zorgt ze er wel voor dat ze op tijd is!” Ze liet hem morrend achter, blij dat ze samen nog ergens om konden lachen.

Toen ze met een dienblad de trap op liep, vroeg Eleanor zich af hoe ze het onderwerp van de brief kon aansnijden. Ze had haar moeder gesmeekt om naar de huisarts te gaan, maar Helena had ronduit geweigerd. Ze had tijd nodig om na te denken, zei ze, en schilderen was de beste afleiding. Onder haar ogen had ze donkere kringen, en haar frêle gestalte was nog magerder geworden. Eleanor dacht veel meer grijs in het roodbruine haar te zien dan vroeger. Kon dat zo plotseling, door de shock en het verdriet?

Ze klopte op de slaapkamerdeur. Helena lag opgerold op bed, nog steeds in de kleren die ze de vorige dag had gedragen. De oude peignoir van Richard Kirwan bedekte haar voeten. Er stond een raam open, en door een koude windvlaag sloeg de deur met een klap dicht.

“Moeder! Het bed is nog opgemaakt. Heb je dan helemaal niet geslapen? Zo gaat het niet langer.” Eleanor zette het dienblad op het nachtkastje. Ze deed het raam dicht en ging op de rand van het bed zitten om de koude handen van haar moeder beet te pakken. “Je bent ijskoud! Ik heb sinaasappelsap, koffie en geroosterd brood voor je, en ik blijf zitten totdat je het hebt opgegeten. Hier…” Ze sloeg een kasjmieren sjaal om Heiena’s schouders en gaf haar een kop koffie. Haar moeder staarde uitdrukkingsloos naar de zwarte vloeistof.

“Moeder, we moeten praten. Je kunt zo niet doorgaan. Wij kunnen zo niet doorgaan. Ik heb een brief gekregen. Van Solange de Valnay.”

“Je komt te laat op je werk.” De stem klonk geforceerd en aangeslagen.

“Dat kan me niet schelen. Ik wil dat je hiernaar kijkt.” Eleanor haalde de brief uit haar zak. Helena schudde slechts haar hoofd. “Nou, dan zal ik hem aan je voorlezen.”

Helena nipte zonder op te kijken aan de koffie. Toen Eleanor de brief had voorgelezen, zweeg ze, in de hoop dat de bom zou barsten en dat alles wat haar moeder verlamde in een golf van tranen naar buiten zou komen. In plaats daarvan boog Helena voorover en trok de peignoir van haar overleden echtgenoot naar zich toe. Ze hield hem voor haar gezicht. De stilte duurde voort. Daarna begon ze te praten.

“De eerste keer dat ik je vader ontmoette, was in april 1939. Dat was buiten de Ecole de Louvre in Parijs.”

Glenveigh Lodge,

Killiney,

Dublin

30 maart 1970

Beste Solange,

Wat was ik gisteren blij toen ik je brief ontving, ondanks de situatie waarin we ons bevinden. Ik vind het echt heel erg dat je deze schok en dit verdriet in je eentje hebt moeten verwerken. Maar met onze briefwisseling kunnen we elkaar ten minste proberen te helpen. Op de een of andere manier was ik ervan uitgegaan dat je mijn vader kende, ook al had je hem misschien maar enkele keren ontmoet. Maar dat je hem nooit hebt gezien—en dat je nooit ook maar enig vermoeden hebt gehad! En toch was zijn testament zo duidelijk. Die woorden, “Aan mijn dochter in Frankrijk…” lieten geen ruimte voor twijfel.

Richard Kirwan was een zorgvuldig man, Solange. Ik weet dat hij die woorden nooit zou hebben opgeschreven als hij er niet honderd procent zeker van was geweest. Ik heb geprobeerd er met mijn moeder over te praten, maar ze is intens verdrietig door het verlies en misschien door andere dingen waarover ze nog niets heeft gezegd. Ze is nooit een gemakkelijke prater geweest. Ze praat met haar ogen en via haar schilderijen. Ze is heel klein en heeft een massa licht kastanjebruin, ontembaar haar en enorme bruine ogen. Niet doorsnee mooi, maar zeer opvallend—iemand die je niet zult vergeten als je haar ooit hebt gezien. Met haar handen tekent ze terwijl ze praat in de lucht, en ook al kleedt ze zich met het dédain voor orde en elegantie dat kunstenaars kenmerkt, haar kleren staan haar altijd goed. Ik weet dat ze hartstochtelijk veel van vader hield, en dat zijn ziekte haar evenzeer raakte als vader zelf. Aan het eind had hij veel pijn, maar ze stond erop dat hij thuisbleef zodat ze hem zelf kon verzorgen, tot aan zijn laatste snik. Hij heeft altijd een hekel gehad aan ziekenhuizen, en ze zei dat dat met de oorlog te maken had. We wisten dat hij in die periode heel erg ziek is geweest, en dat hij niet bij mijn moeder was toen James en ik geboren werden. Over die periode van hun leven werd nooit gesproken, en ook als kind wisten we dat ze er geen van beiden aan wilden worden herinnerd. Mijn moeder was de enige die zijn pijn echt kon verlichten—nou ja, zij en mijn jongere zus Eliza-beth, van wie hij zielsveel hield. Ik kan wel zeggen dat ze zijn lieveling was, misschien omdat ze zoveel op mijn moeder lijkt. Gisteren besloten James en ik om je brief aan moeder te laten lezen om er zo achter te komen of zij iets meer wist. Na een paar uur vertelde ze me iets wat kan verklaren hoe mijn vader en jouw moeder elkaar hebben ontmoet.

Richard Kirwan werd geboren in Dublin en stamt uit een geslacht van vooraanstaande uitgevers met aanzienlijke bezittingen. Hij studeerde Frans en geschiedenis aan de universiteit van Dublin. Hij ging elk jaar naar Frankrijk, waar hij veel vrienden had, vooral in Parijs. Na zijn doctoraal ging hij in Cambridge verder studeren. Toen er drie jaar later een betrekking vrijkwam aan zijn oude universiteit in Dublin ging hij naar huis om hier een professoraat te aanvaarden. Hij was een aantrekkelijke man, mijn vader, en heel charmant, maar zijn werk was zijn grote liefde, en hij was ambitieus. Toen hij in 1938 werd uitgenodigd om een reeks gastlezingen te geven aan de Sorbonne in Frankrijk, nam hij een jaar verlof. Hij was toen zesendertig. Helena, mijn moeder, komt uit het westen van Ierland, waar ze werd geboren als Helena O’Riordan. Ze is de enige dochter, maar heeft drie broers, onder wie haar tweelingbroer. Haar familie bestaat uit vissers en parlevinkers en ze hadden niet veel geld. Als kind bracht Helena al haar tijd door met haar broers, vooral met haar tweelingbroer Seamus. De mensen vonden hen erg wild. Uiteindelijk werd ze naar een nonnenschool gestuurd. Muziek en kunst waren haar grote passies, en op achttienjarige leeftijd werd ze aangenomen op de kunstacademie. Nadat ze cum laude was afgestudeerd, besloot ze dat ze in Parijs verder wilde studeren om kunstschilder te worden. Ze had diverse baantjes, spaarde al haar geld, leerde zichzelf Frans en schreef zich in 1937 in voor een tweejarige opleiding aan de Ecole de Louvre.

Op een middag in 1939 ontmoette ze daar Richard Kirwan. Ze stond buiten op de bus te wachten met een grote tekenmap en al haar materialen in verschillende dozen. Toen het plotseling begon te stortregenen, stoof iedereen weg om te schuilen. Richard Kirwan kwam net voorbij en hij stopte om haar te helpen met haar spullen. Het grappige was dat ze van elkaar dachten dat ze Frans waren. Pas later, in een plaatselijk café bij een kop koffie, ontdekten ze dat ze dezelfde nationaliteit hadden. Ze bleven twee uur in het café zitten en gingen daarna naar een restaurant. Daar ontdekten ze hun gezamenlijke liefde voor de opera, en de volgende avond gingen ze naar La Bohème, waarna ze een lange wandeling langs de Seine maakten. Helena was vijfentwintig, Richard was elf jaar ouder.

Mijn moeder heeft er lang over gedaan om dit te vertellen. Misschien dat ze er in de loop der tijd meer over kwijt wil, maar ik kan haar nu niet al te zeer onder druk zetten. Hieruit blijkt echter wel dat mijn vader rond dezelfde tijd in Parijs was als Celine de Valnay, en mijn moeder ook. Misschien kenden ze elkaar allemaal. Het huwelijk van mijn ouders leek aan de buitenkant sterk, en mijn vader was een integer en principieel man. Hoe buitengewoon of bizar de huidige omstandigheden ook zijn, ik geloof echt dat vader heeft geprobeerd te doen wat goed was. Ik wil je nog gelukwensen met je verloving. Zelf ben ik niet getrouwd of verloofd, ook al ben ik achtentwintig. Maar ik zou eraan willen toevoegen ‘nog niet’! Ooit dacht ik mijn zielsverwant te hebben gevonden, en we zijn meer dan een jaar bij elkaar geweest. Ik heb van geen enkel moment in onze relatie spijt gehad, behalve toen die op haar einde liep. Maar zulke ervaringen zijn waarschijnlijk leerzaam. Hij is nu heel gelukkig met zijn vrouw. Ik ben zelfs naar de bruiloft geweest. We waren immers niet alleen minnaars, maar ook vrienden.

Misschien dat ik in mijn laatste brief een negatief beeld heb geschetst van mijn broer en zus. Ze zijn niet altijd zoals ik ze heb beschreven. James, mijn tweelingbroer, is een beetje gecompliceerd. Vanbuiten is hij koel en zelfverzekerd, een efficiënte en succesvolle advocaat—competitief, zoals advocaten moeten zijn. Maar hij is ook romantisch en gevoelig. We hebben een zeer hechte band, zoals veel tweelingen. Mijn zus Elizabeth heeft een lange rij aanbidders. Ze heeft het opvallende rode haar en de bruine ogen van mijn moeder, evenals haar tengere bouw. Maar daar houdt de gelijkenis dan ook op. Ik herken veel van onze vader in haar; ze heeft zijn gedrevenheid, ambitie en kracht. Ze studeert geschiedenis en filosofie en zal een fantastische wetenschapper zijn, net zoals vader. De man van haar leven zal heel sterk moeten zijn.

Ik denk dat ik iets van mijn moeders creativiteit heb geërfd, al uit die zich in het geschreven woord en niet in de schilderkunst. Ik heb Engels en filosofie gestudeerd en een bescheiden entree gemaakt in de literaire kringen van Dublin. Nu werk ik voor de uitgeverij van mijn familie om mijn schrijverijen te financieren, en ik put veel voldoening uit mijn werk. Ik heb altijd een hechte band met mijn moeder gehad—we begrijpen elkaar goed. Om redenen die ik nooit heb begrepen heeft mijn vader me altijd op een afstand gehouden, hoewel hij om me gaf en het beste met me voorhad, daar ben ik van overtuigd. Misschien werd die afstand veroorzaakt doordat hij niet bij mijn geboorte was. Ik heb me vaak afgevraagd of ik een of andere pijnlijke herinnering uit die tijd vertegenwoordig. In mijn vroege jeugd kampte hij nog steeds met ernstige gezondheidsproblemen, waardoor hij bij vlagen bijna invalide was. Soms, als ik naar hem opkeek, zag ik hem met een intens verdrietige blik naar me kijken. Dan rende ik op hem af om hem te omhelzen, in een poging om het gekwetste deel in hem te bereiken. Later realiseerde ik me dat hij niet naar mij keek, maar naar iets wat ver buiten mijn bereik lag. Misschien wordt nu duidelijk wat er precies aan de hand was.

Ik vraag me af of je iets over Richard Kirwans leven in Frankrijk hebt ontdekt. Zo ja, dan wil je je kennis misschien met me delen, omdat je niemand anders in vertrouwen kunt nemen. Ik hoop dat de informatie die ik je heb gegeven van enig nut voor je zal zijn. Misschien vind je het vreemd, Solange, dat ik in deze brief zo in details ben getreden. Ik kan het zelf ook niet uitleggen; ik heb het juist altijd heel moeilijk gevonden om me te uiten. Maar mocht je informatie met me willen uitwisselen, laat het me dan weten.

Met hartelijke groeten,

Eleanor Kirwan