7

Dublin, 1970

Elizabeth wierp haar jas over de stoel in de gang en riep: “Joehoe! Ik ben thuis!”

Ze werd begroet door de stilte. Het avondlicht stroomde door de deur van gebrandschilderd glas, waardoor de eikenhouten lambrise-ring en de vaas met tulpen in een zachte gloed baadden. Elizabeth keek in de spiegel in de gang en trok een pruilmond. Haar gezicht, omlijst door een massa helderrood haar, staarde haar met een zwoele uitdrukking aan. Ze maakte een abrupt gebaar naar haar spiegelbeeld en grinnikte.

“Hallo! Waar is iedereen?” riep ze weer. Toen hoorde ze een geroezemoes van stemmen uit de studeerkamer komen. Ze deed de deur met een ruk open. “Kijk eens aan. Niet allemaal tegelijk, zeg. James? Jij bent vroeg thuis. Is er iets aan de hand?”

James stond bij het bureau met de telefoon in zijn hand. “Ongeveer twintig minuten? Dank u wel, dokter MacKay.” Hij legde de hoorn op de haak. “Hij is onderweg.”

Elizabeth liet haar blik door de kamer glijden. Helena lag op haar rug op de kussens, met een kleed om haar heen geslagen. Ze rilde. Eleanor zat op haar knieën bij de bank zachtjes tegen haar te praten.

“In godsnaam, wat is er aan de hand? Mama?” Elizabeth rende naar voren. “Wat is er met haar gebeurd?”

Ze staarde haar moeder aan en zag het rillen, de lege blik in haar ogen en de vingers die dwangmatig aan het kleed plukten.

“Het is allemaal mijn schuld.” Eleanors stem klonk verstikt. “Ik had vanmiddag even naar haar moeten kijken. Maar ik had die brief gelezen en ben in de tuin gaan zitten om erover na te denken. En daarna ben ik gewoon naar mijn kamer gegaan.” Ze zweeg en streek een haarlok naar achteren. Haar schouders schokten.

Elizabeth nam de leiding over. “James, sta daar niet zo te staan! Zet El in een stoel voordat zij ook instort. En geef haar in vredesnaam een zakdoek.” Ze knielde neer bij haar moeder en probeerde het trillen van Helena’s vingers te stoppen door haar handen beet te pakken en ze zachtjes te masseren. “Misschien moeten we haar een glaasje cognac geven?”

“Dat zal vast geen kwaad kunnen.” James opende de drankkast en pakte een glas. “Dokter MacKay kan nu elk moment arriveren.”

“Vanmorgen riep ik haar nog.” Eleanor had haar stem weer onder controle. “Ze zei dat ze aan het schilderen was en dat ze niet gestoord wilde worden. Ik heb een tijdje aan een manuscript zitten werken dat ik van de uitgeverij had meegenomen, en toen zag ik de post op de deurmat liggen. Er was een brief bij voor mij. Van So-lange…” Haar stem stierf weg en ze snoot haar neus. “Daarna kon ik aan niets anders meer denken. Pas om een uur of drie dacht ik weer aan moeder. Ik had een salade en koffie gemaakt en bracht die naar haar atelier. Ze lag helemaal opgerold op de vloer, rillend, en ze maakte een soort jammerend geluid. Haar verf en kwasten lagen overal, en ze had een schilderij omgegooid en overal rode verf op gesmeerd.”

Ze snikte onderdrukt en draaide de zakdoek tussen haar lange, dunne vingers. “Ik heb haar hiernaartoe gedragen, maar ze wilde niet praten—ze maakte alleen maar dat rare jammerende geluid.”

Elizabeth boog zich over Helena en keek naar de lege blik in haar ogen. James overhandigde haar het cognacglas.

“Kom op, mama, kijk me aan! Ik ben het, Lizzie! Ik ga je wat cognac geven. En dokter MacKay is onderweg.” Maar Helena perste haar lippen stijf op elkaar en begon weer aan het kleed te plukken. Elizabeth draaide zich om naar James. “Maar ook al komt dokter MacKay, misschien moet ze toch naar het ziekenhuis.”

Heiena’s tanden klapperden, maar opeens richtte ze haar blik op Elizabeth. De woorden die ze sprak, klonken helder. “Geen ziekenhuis. Ik wil nergens naartoe.” Ze rilde weer. “Ik wil Seamus zien. Ik wil alleen maar Seamus. Seamus weet wat hij moet doen.” De tranen stroomden glinsterend over haar gezicht, terwijl ze bleef herhalen: “Alsjeblieft, zorg dat je Seamus vindt.”

Er werd aangebeld. Eleanor stond op om open te doen en keerde terug met dokter MacKay. Die nam Heiena’s pols op, keek naar haar ogen en luisterde naar haar ademhaling. Daarna liet hij haar weer tegen de kussens zitten. “Helena, luister naar me. Je verkeert in een verlate shock door al dat onverwerkte verdriet, en je hebt heel veel rust nodig. Ik geef je nu iets kalmerends om te slapen. Je hebt niet geslapen, hè?”

Ze staarde langs hem heen. Haar lippen bewogen zonder iets te zeggen en haar vingers draaiden de wol aan de zoom van het kleed tot knopen. Dokter MacKay wendde zich tot de anderen.

“Heeft ze überhaupt iets gezegd?”

“Ze vraagt steeds naar Seamus,” antwoordde James. “Hij is op terugreis van een wandeltocht in Nepal. We hebben geprobeerd contact met hem op te nemen toen vader overleed, maar hij zat in een zeer afgelegen gebied. Uiteindelijk hebben we hem via de Britse ambassade een boodschap kunnen sturen. Gisteren stuurde hij een telegram om te laten weten dat hij zo snel mogelijk terug zou komen.”

Dokter MacKay knikte en maakte een injectie klaar. “Mocht je weer contact met hem hebben, vertel hem dan vooral hoe dringend het is.” Hij boog voorover om Helena de injectie toe te dienen. “Je moeder is lichamelijk en emotioneel uitgeput en Seamus is waarschijnlijk de aangewezen persoon om haar erdoorheen te slepen. Bovendien is hij een goede dokter. Misschien kunnen we haar in de tussentijd beter in een verpleeghuis laten opnemen.”

“Moet ze daar lang blijven, dokter MacKay?”

“Ik zou het echt niet durven zeggen, James. Je moeder is zwaar getroffen door Richards dood en heeft zich helemaal van de wereld afgesloten. Ze heeft zichzelf niet de kans gegeven om te rouwen of uit te rusten. Daar kun je niet eeuwig mee doorgaan. Vroeg of laat zeggen je lichaam en je geest dat het genoeg is.”

Er werd weer aangebeld, maar nu harder en langer.

“Wie kan dat in vredesnaam zijn?” Lizzie sprong geërgerd op. “Verwachten jullie iemand, James? Eleanor?”

“Nee.” James en Eleanor schudden hun hoofd.

Elizabeth liep de gang op. Achter het glas van de voordeur was een groot silhouet te zien, en ze trok de deur snel open. “O, oom Seamus! O god, wat ben ik blij om u te zien!”

De man die voor haar stond, was groot en had iets weg van een beer. Zijn ogen hadden een ijsblauwe kleur en zijn gezicht was verweerd en robuust, omlijst door lichtblond haar vol grijze strepen.

“Lizzie, liefje.” Zijn stem was diep en ruw. “Ik ben zo snel mogelijk gekomen. Het spijt me zo dat ik er niet was om jullie te helpen. Waar is je moeder?”

“O, oom Seamus…” Elizabeths stem trilde. “Ze heeft een soort inzinking gehad. Ze brengen haar naar het ziekenhuis.”

Ze ging hem voor naar de studeerkamer, terwijl ze zijn grote hand stevig vasthield. Hij glimlachte naar dokter MacKay, schudde James’ hand en streek even over Eleanors wang toen hij haar omhelsde. Daarna liep hij met grote passen naar de bank. “Helena, ik ben thuis. Kijk me aan.”

Haar ogen gingen trillend open; daarna stak ze haar arm uit en pakte zijn grote hand. Haar ogen gingen weer dicht. Haar ademhaling leek meteen rustiger. Seamus ging zwijgend naast haar zitten en luisterde naar James, die hem vertelde wat er die dag was gebeurd.

“Is het goed als we haar hier houden, Peter?” vroeg Seamus aan dokter MacKay. “Ik blijf bij haar. Ik weet zeker dat ze nu gaat slapen. Wanneer ze er klaar voor is, neem ik haar met me mee naar de westkust.”

Dokter MacKay knikte. Seamus keek naar Eleanors gespannen gezicht.

“Misschien kun jij ook een paar dagen vrij nemen om met ons mee te gaan, Eleanor? Om me te helpen?”

Hij keek Eleanor vragend aan, maar ze schudde haar hoofd. “We hebben het er later wel over, Seamus. Laten we eerst moeder naar bed brengen. Dokter MacKay, heel erg bedankt. Wat kunnen we nu het best doen?”

“Ze is nu al veel rustiger. Ik denk niet dat we ons erg veel zorgen hoeven te maken nu Seamus terug is. Als jullie willen, kan ik morgen langskomen op weg naar de praktijk.” Met een geruststellende glimlach pakte hij zijn tas en deed zijn jas aan, waarna hij Seamus de hand schudde. “Hoe dan ook, Seamus weet wat er moet gebeuren. Ik draag de patiënte aan u over, dokter O’Riordan. Ik laat mezelf wel uit.”

Toen hij weg was, tilde Seamus Helena op en droeg haar de trap op, terwijl Eleanor naar de keuken ging om een maaltijd voor hem te bereiden. James en Elizabeth bleven samen in de studeerkamer staan en keken zwijgend uit over de baai.

“Wat is er aan de hand?” Elizabeth begreep er niets van. “Ik weet dat Eleanor van streek is vanwege mama en het testament, maar ik heb haar nog nooit zo gezien. Althans, niet sinds die afschuwelijke Matthew. Ze gaat toch niet instorten, hè? Ze krijgt toch niet zo’n…nou ja, zo’n zenuwinzinking als mama?”

James schudde zijn hoofd. Hij liep naar de zitkamer en kwam terug met een brief. “Deze kwam vandaag,” zei hij. “Solange heeft besloten dat ze niets meer met ons te maken wil hebben. Je kent El. Ze is zo gevoelig en denkt dat het haar schuld is. Ik heb geen idee wat ze Solange heeft geschreven.”

“Ik begrijp niet dat ze sowieso de moeite heeft genomen,” zei Liz-zie. “Als ik haar was, had ik geen brief geschreven.”

“O, Lizzie. Je kent Eleanor. Ze heeft vader altijd aanbeden. Ik vermoed dat ze…nou ja, dat ze zijn naam wilde zuiveren, of op zijn minst alles wilde verklaren voor ons. Voor zichzelf. Misschien zelfs voor Solange.”

“Mag ik die brief lezen?” Elizabeth stak haar hand uit en fronste terwijl hij aarzelde. “O, doe niet zo belachelijk, James. Het gaat mij ook aan. Laat me hem lezen.”

James overhandigde haar de brief en ze las hem snel door. Toen ze klaar was, wierp ze de brief woedend op het bureau, maar hij viel op de grond.

“Egoïstische Franse trut! Wie denkt ze verdorie wel dat ze is, om te besluiten dat vaders geheimen met hem moeten sterven? Donder op en laat me met rust nu ik het geld heb, dat zal ze bedoelen! Arme Eleanor, geen wonder dat ze gekwetst is. Ik weet zeker dat ze haar hart helemaal heeft uitgestort bij mademoiselle Solange, en nu voelt ze zich afgewezen.”

“Lizzie, probeer het eens vanuit haar perspectief te zien. Hoe zou jij het vinden om, net wanneer je op het punt staat te trouwen, te horen dat je vader je vader niet is en dat je moeder het je nooit heeft verteld? En Solange kan niets vragen aan de man van wie ze altijd heeft gedacht dat het haar vader was, omdat hij het misschien ook nooit heeft geweten. En dan is er nog haar verloofde. Moet ze het hem vertellen of niet? Trouwens, ik denk niet dat ze geld nodig heeft.”

Elizabeth keek hem aan met een honende uitdrukking op haar gezicht. “Als die verloofde deugt en zij echt van hem houdt, wat is dan het probleem?”

“O, in godsnaam! Dat meisje moet zich een soort ongewenste vergissing voelen. Word nu eens volwassen. Probeer het hele plaatje eens te zien.”

Zijn zus keek hem boos aan, haar frêle gestalte gespannen doordat ze gekwetst en boos was. Hij probeerde het op een vriendelijkere toon te zeggen. “In Frankrijk is het misschien belangrijker, bij die oude landadel. Zelfs bij de bourgeoisie in Ierland zijn ouders niet bepaald blij wanneer hun nazaten iemand kiezen die niet zo’n respectabele achtergrond heeft.”

“Misschien woont ze wel in een schuur, weet jij veel. Misschien probeerde haar moeder vader te chanteren. Misschien heeft zij ervoor gezorgd dat hij ons dit heeft aangedaan. Ze moet geweten hebben dat hij rijk was. Misschien is ze zijn dochter helemaal niet.”

James zuchtte, zich realiserend dat het geen zin had om zijn zus de situatie vanuit een rationeler perspectief te laten beschouwen.

“Kom op, het is niet waarschijnlijk dat Solange haar achtergrond zelf heeft verzonnen, alleen maar om indruk op ons te maken. En haar moeder leeft niet meer. Misschien voelde vader zich op het eind alleen maar schuldig, en leek geld de gemakkelijkste manier om toch nog te laten merken dat hij haar erkende.”

“Nou, als ze het al die jaren zonder zijn steun heeft kunnen redden, begrijp ik niet waarom hij ons nu opeens met haar moest opzadelen. En mama dan? Wat dacht hij dat dit met haar zou doen?”

De uitdrukking op haar gezicht veranderde toen ze hem zijn hoofd zag schudden, en ze koos haar volgende woorden met meer zorg.

“Ik vind dat jij en ik moeten uitzoeken wat er precies is gebeurd. Ik vind dat we dat echt moeten doen, James, om het te proberen te begrijpen. Weet je, toen ik het voor het eerst hoorde, voelde het alsof hij uit zijn graf was opgestaan om ons een mes in de rug te steken. Alsof hij nooit van ons had gehouden, en alleen maar had afgewacht totdat hij veilig ergens anders zou zitten, om vervolgens de bom te laten exploderen. Ik was zo boos, James, die avond. Ik ben in de vrieskou naar het strand gegaan, in mijn eentje, en ben naar het uiterste punt gelopen, waar het helemaal verlaten is. En ik heb zo hard mogelijk geschreeuwd. Ik heb alle vloeken bij elkaar verzonnen die ik maar kende, en ik heb ze hem allemaal toegeschreeuwd. Ik wilde hem choqueren, hem met die vloeken slaan.” Ze zweeg, niet in staat om haar stem onder controle te houden. “Maar ik kon hem niet bereiken, James. Hij was weg, ergens op een geheime plaats. En ik wilde hem zo graag terug hebben.”

James sloeg zijn armen om haar heen en knuffelde haar stevig. Ze fluisterde tegen zijn jasje. “Ik was zo bang, toen hij op sterven lag en voor mijn ogen wegkwijnde. O god, James, het was zo egoïstisch van me omdat ik wilde dat hij beter werd voor mij. Ik dacht niet aan zijn pijn. En opeens leek het een straf. Hij was me afgenomen en op een bepaalde manier was hij aan een vreemde gegeven.” Ze rechtte haar rug, deed een stapje van hem weg en veegde haar ogen af. “God, wat klets ik een hoop onzin. Mijn mascara is toch niet uitgelopen?”

Ze keek haar broer opstandig aan. Voorzichtig streek hij met zijn vingertoppen over haar wangen.

“Nu ziet het er goed uit, Lizzie.”

“Waarom ga je dan niet naar Frankrijk om te zien wat je kunt ontdekken? Over vaders leven.”

“Je bedoelt, Solange of geen Solange, we moeten weten wat er is gebeurd?” James keek haar peinzend aan.

“Ja, James!” Ze greep hem bij zijn revers. “Je kunt een opdracht in Parijs regelen, en dan ga ik met je mee. We kunnen uitzoeken wat vader al die jaren geleden in Parijs heeft gedaan.”

“Dat is waanzin!” James lachte enigszins wanhopig. “Ik kan niet zomaar ‘een opdracht in Parijs regelen’ zoals jij het zegt.”

“Maar je doet toch internationale opdrachten, James. Dat heb je vorig jaar gedaan!”

“Ja, maar dat was een uitzondering. En ik kies mijn opdrachten niet zelf uit. Die worden me toegestuurd door een rechtskundig adviseur. Al zag ik een paar weken geleden dat er een opdracht in Arlenne is. En volgende week is er een juridisch congres in Parijs. Ik had er niet aan gedacht om al zo snel weg te gaan en iedereen achter te laten…”

“Zie je nu wel? Ik wist wel dat we iets zouden kunnen verzinnen.”

“Maar Eleanor dan?”

“We vertellen alles aan oom Seamus. Dan kan hij ervoor zorgen dat Eleanor met hem meegaat naar Connemara. Voorlopig hoeft ze hier niets van te weten.”

James knikte, verward door de eenvoud van Lizzies plan, maar bezorgd over de diepe implicaties ervan. “Ik zal wel de meeste tijd aan het werk zijn.”

“Ja, natuurlijk. Maar ik kan ook in mijn eentje op onderzoek uitgaan. Mijn Frans is even goed als dat van jou of Eleanor.”

“Waar moeten we beginnen?”

“Aan de Sorbonne, daar was vader voordat de oorlog uitbrak. We vinden vast mensen die hem hebben gekend. Hij ging soms toch terug? En de grootmoeder? Solanges grootmoeder woont nog in Parijs. Dat stond in die eerste brief. Ze moet vader hebben gekend. Hoe dan ook, je kunt morgen de nodige voorbereidingen treffen. In de tussentijd moet ik voor morgen een essay afhebben. Trusten, lief broertje…”

Elizabeth liep weg na hem een handkus te hebben toegeblazen. James bleef even zitten, dankbaar dat hij alleen was in de rustige kamer, zich afvragend of hij gek werd. Hij zou er niet eens aan moeten denken zo’n wild plan uit te voeren. Maar misschien was hij het hun allen verschuldigd, ook zichzelf, om te proberen de waarheid te achterhalen. Hij zou zijn collega in Parijs bellen over de opdracht in Ar-lenne. Zodra hij op kantoor was.

Eleanor zat in haar kamer naar het uitgestrekte water te kijken dat schitterde in het maanlicht. Ondertussen dacht ze na over de brief. Waarom was ze zo van streek geweest door de reactie van Solange? Waarom had ze niet al veel eerder begrepen dat Seamus de aangewezen persoon zou zijn om haar moeder te helpen? Ze had Helena ervan moeten verzekeren dat hij onderweg was.

Zal ik ooit heel belangrijk voor iemand zijn? vroeg ze zich af, vechtend tegen dwaze tranen. Vader had me nooit echt nodig—ook al hield ik zoveel van hem. Matthew had me ook niet nodig, en ik wist het niet eens.

Ze stond op en trok het gordijn met zoveel kracht dicht dat het aan een kant van de roede losraakte. Zonder er iets aan te doen stapte ze in bed en keerde haar hoofd van het licht af.

“Verdomme, vader!” fluisterde ze in het donker. “Ik wist dat je niet van me hield op de manier die ik wilde. Maar ik dacht altijd dat ik naar je kon opkijken. Dat ik je kon vertrouwen. Wat heb je ons nagelaten, met die nobele erfenis? “Aan mijn dochter in Frankrijk, Solange de Valnay, laat ik de as van mijn familie in Ierland na!””

Helena lag onrustig te woelen in haar slaap. Achter haar gesloten oogleden trokken beelden in een dreigende mengeling van nachtmerrie en herinnering voorbij. Er klonken stemmen, verstikt in de verte, en Richards schaduw zweefde ergens in een onbereikbare dimensie. Ze moest hem dringend spreken. Er was iets wat ze moest uitleggen. Ze voelde het verwijt van zijn schimmige gestalte. Helena uitte een wanhopig kreetje dat overal om haar heen weerklonk en haar overspoelde als een hels kabaal. Ze werd overvallen door paniek.

Toen hoorde ze in de draaikolk van klanken de stem van haar broer, die alle andere geluiden overstemde. Hij legde zijn hand op de hare, en het was alsof alle jaren weggleden in de sussende cadans van zijn woorden. De pijn van het heden werd uit haar geheugen gewist door het beeld van de uitgestrekte horizonten uit haar jeugd in Connemara, toen Seamus het middelpunt van haar wereld was geweest. Na een lange, huiverende zucht bleef ze stil liggen en liet ze zich overspoelen door het verleden.