5

Saint-Joseph de Caune, 1970

“Solange, liefje, om een uur of zes zou ik graag wat aperitieven en hapjes in de bibliotheek willen hebben.” Henri de Valnay stond met zijn gezicht naar het terras, zijn handen ineengeklemd op zijn rug en zijn schouders gespannen en stijf. “Er komt een jongeman langs om met me te praten—hij blijkt nogal radicale ideeën te hebben over de wijnbouw in dit gebied.”

“O? Dat is een onderwerp dat je aan het hart gaat. Wie is het? De meeste jongemannen uit de buurt willen alleen maar hun oogst aan de coöperatie verkopen tegen de beste prijs die ze kunnen krijgen.”

Henri had meermaals geprobeerd de naburige wijnboeren en de plaatselijke coöperatie te interesseren voor modernisering en de productie van wijnen van een betere kwaliteit, maar uiteindelijk was hij ontmoedigd geraakt omdat ze weigerden in te zien dat er behoefte bestond aan een frisse wind door de branche. “Het is Edouard Olli-vier van Roucas Blancs,” zei Henri fronsend. “Hij is net teruggekomen uit Bordeaux, waar hij een paar jaar heeft gewoond. Ik geloof dat hij ook in Amerika heeft gewoond. Je herinnert je hem nog wel van de zomervakanties, jaren geleden.”

Ze herinnerde zich Paul Olliviers slungelige zoon meteen en glimlachte. Hij was de eerste jongen die haar had gekust, net na haar dertiende verjaardag, en ze was angstig giechelend van hem wegge-rend. De familie Ollivier was een van de weinige aanleidingen geweest voor onenigheid tussen haar ouders. Een ruzie tussen de Val-nays en Paul Ollivier over een stuk grond was na jaren bittere strijd in de rechtszaal ten gunste van Henri beslecht, en de betrekkingen waren sindsdien gespannen. Solange geloofde niet dat de twee mannen elkaar sinds het geschil hadden gesproken. Maar toen Paul Olli-vier een hartaanval kreeg, had Celine de Valnay erop gestaan hem te behandelen, en dat was de enige keer dat Henri fel had geprotesteerd tegen iets wat ze wilde doen.

“Ja, ik herinner me dat zijn ouders gingen scheiden en dat hij bij zijn moeder in een of ander groot chdteau in Bordeaux ging wonen,” antwoordde Solange. “Hij komt met je praten over wijn? Wat vreemd.”

“Ik moet toegeven dat ik aanvankelijk niet op zijn voorstel in wilde gaan.”

Henri voelde zich duidelijk ongemakkelijk bij het vooruitzicht van het bezoek. Hij wilde niet opnieuw ruzie krijgen met zijn buurman of oude vijandigheden oprakelen. Solange zag dat hij een hand ophief en zijn voorhoofd en neus begon te masseren, een gebaar waarmee hij altijd zijn migraine trachtte te onderdrukken.

“Ik betwijfel of je goed overweg zult kunnen met Edouard,” zei ze. “Waarschijnlijk net zomin als met zijn vader. De laatste keer dat ik hem zag, maakte hij schampere opmerkingen over onze wijngaarden. Nou ja, niet speciaal over die van ons, maar over de hele productie van de Midi.”

“Dat kun je hem moeilijk kwalijk nemen, liefje. Niemand hier produceert wijn die als een fatsoenlijke landwijn kan worden beschouwd, laat staan als een appellation contrölée of iets wat in Parijs kan worden gedronken. En zijn moeder behoort tot een oude familie uit Bordeaux, waar ze pas echt weten hoe ze wijn moeten maken.”

“Dat is waar. Maar toch is het vreemd dat hij hiernaartoe komt. Ik vraag me af of hij het aan zijn vader heeft verteld. Ik kan me niet voorstellen dat Paul het goedkeurt dat zijn zoon het vijandelijke kamp betreedt.”

“Nou, ik wil in elk geval niet betrokken raken bij nog zo’n onzinnige ruzie met Paul. Ik geloof dat ik de jongen al tien jaar niet meer heb gezien.”

“Hij was afstandelijk en arrogant en had slap haar dat over zijn ogen hing, en een nogal grote neus—die krom was doordat hij een keer was gebroken. Misschien had iemand hem ooit op zijn neus geslagen. Dat lijkt me heel waarschijnlijk. Verder was hij lang en mager, en veel te zelfverzekerd en emotioneel.”

“Hij heeft nogal indruk op je gemaakt, nietwaar liefje?” vroeg Henri lachend.

“O, niet alleen op mij, hoor. Niemand gaf echt iets om hem, ook al zag hij er goed uit en was hij duidelijk slim. We hadden allemaal medelijden met hem toen zijn moeder die arme, oude Paul verliet. We vonden haar destijds gemeen en verleidelijk.” Weer glimlachte Solange bij de herinnering aan de slungelige jongeman die haar had gekust. “Edouard kon heel charmant zijn wanneer hij zichzelf toestond wat vrolijker te zijn. Maar dat gebeurde niet zo vaak.”

“Ik krijg bijna medelijden met die arme jongen,” zei Henri, grinnikend om haar onflatteuze beschrijving. “Misschien is hij, net zoals de wijn van zijn familie in Bordeaux, wat milder geworden met de jaren. Hij moet inmiddels bijna dertig zijn. Hij zei dat hij was teruggekomen om zijn vader in de wijngaarden te helpen.”

“Het zou me verbazen als hij langer dan twee weken blijft. Net zoals zijn moeder kijkt hij waarschijnlijk neer op onze landelijke manier van leven.”

“Als hij er echt belangstelling voor heeft, zal het niet lang duren voordat hij het beheer over de wijngaarden voert, want Paul Ollivier is er in elk geval niet meer toe in staat. Hij wil ongetwijfeld stoppen met werken, of het op zijn minst wat rustiger aan doen.”

“Dat lijkt me niet waarschijnlijk. Het verklaart trouwens niet waarom Edouard met jou wil praten. Ik vind het nogal aanmatigend van hem om zichzelf uit te nodigen. Mag ik bij het gesprek aanwezig zijn? Ik wilde een deel van de avond bij Chloë en tante Jeannette doorbrengen, maar dit lijkt me veel interessanter.”

“Het zou wel helpen als je je iets toleranter opstelde.” Henri lachte weer. “Je moet mensen niet zo streng veroordelen, liefje. Laten we er zoals de Britten van uitgaan dat iemand onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen. Soms ben ik bang dat je iedereen afwijst die niet perfect is, voordat iemand ook maar de kans heeft gekregen om zich van zijn beste kant te laten zien. Maar kom er vooral bij zitten. Met het oog op mijn relatie met die koppige oude vader van hem, heb ik misschien wel een bopdgenoot nodig.”

“Dit heeft vast niets te maken met die ruzie van vroeger. Dat is allemaal al zo lang geleden.”

“Wat Edouard Ollivier ook te zeggen heeft over de toekomst hier, het kan niet veel erger zijn dan de huidige situatie.” Henri ging plotseling zitten, hij zag er uitgeput uit. “Misschien kunnen we wanneer hij weg is samen een eenvoudige maaltijd gebruiken bij het haardvuur. Of wil je nog steeds bij Chloë en haar moeder langsgaan?”

“Ik wilde sowieso thuis eten,” loog Solange. “En misschien wil onze gast ook wel blijven.” Ze stond op en kuste Henri op zijn hoofd. “Ik ga Chloë even bellen om de afspraak te verzetten.”

“O, Solange, hoe kun je dat nou doen?” Haar nicht klonk teleurgesteld. “Ik heb er zo naar uitgekeken. En als jij er bent, heeft mama het zo druk met jou dat ze zich tenminste even niet met mijn zaken bemoeit. En je had gezegd dat je zou blijven eten. Ik kan niet nog een avond alleen met mijn ouders doorbrengen, en door de week is er hier helemaal niets te doen.”

“Tja, dit klinkt als een belangrijke ontmoeting voor papa.”

“Waarom laat je je vader en hoe-heet-ie niet alleen kletsen? Je bent te veel bij Henri. Je moet meer uitgaan, zodat hij eraan kan wennen dat hij af en toe alleen is, anders zal het een grote schok zijn wanneer je eenmaal getrouwd en wel in Montpellier woont.”

Solange ging een gesprek over Henri of het aanstaande huwelijk uit de weg door te beloven dat ze later in de week zou langskomen. Ze hing op en liep de trap af naar de keuken, waar madame Prunier het huishouden bestierde. Een paar grote ramen boden uitzicht op de rivier, en de ruimte baadde in het licht. Aan de zware balken hingen potten en pannen, bossen gedroogde kruiden en gevlochten strengen knoflook.

“Ach Solange, wat zie je bleek. Je verloofde zal je veel te mager vinden.” De omvangrijke gestalte van madame Prunier belichaamde haar idee van het perfecte vrouwenlichaam. Solange kromp ineen, maar madame Prunier was nog maar net begonnen over haar favoriete onderwerp. “Daar ligt brood, vers uit de oven, en er is ook nog wat kaas. Probeer eens wat van de cantal. Kom op, kind, eet! Eet in vredesnaam!”

“Prunette, zou je de plannen voor vanavond enigszins kunnen aanpassen? Edouard Ollivier van Roucas Blancs komt op bezoek bij papa. Kunnen we om een uur of zes wat hapjes krijgen bij het aperitief? En misschien dineren we met zijn drieën.”

“Mijn god! De jonge Ollivier komt hiernaartoe? Nou, misschien heeft zijn vader hem gestuurd om eindelijk vrede te sluiten. Hij wordt oud en zijn gezondheid is niet best.” Madame Prunier haalde haar neus op. “Maar je papa moet niet zo goedgelovig zijn. Paul Ollivier is een sluwe oude man.”

Ze hief de garde op en begon een goudkleurig mengsel tot een romige sliert te slaan. Solange schepte er een lepel uit.

“Ik hoorde al dat de jongen thuis was—naar mijn mening net op tijd. Ik heb Paul Ollivier het afgelopen weekend gezien, en hij zal niet veel langer zorg dragen voor het Domaine. Hij is altijd een chagrijnige oude kerel geweest, maar nooit zo hooghartig als zijn wel-edelgeboren vrouw. Zij veroorzaakte niets dan ruzie, en ze leefde als een filmster.”

“Toch moet het moeilijk voor haar geweest zijn om een groot ch&teau in Bordeaux voor Roucas Blancs te verruilen.”

“Poeh! Dat had ze maar moeten bedenken voordat ze met hem trouwde en daarna weer wegliep. Jammer dat hij nooit hertrouwd is. Dan was hij misschien minder verbitterd geweest.”

“Met wie had hij na die vergissing kunnen trouwen?”

“Hij was nog jong. En hij had ook toen al genoeg land, dus hij was een goede partij. Het was ook beter voor de jongen geweest. Het is goed dat hij thuis is gekomen, zo’n jonge, sterke man. Iedereen weet dat de oude man te trots is om zijn zoon maar te vragen hem op te komen zoeken.”

Solange onderdrukte een glimlach. Ze had kunnen weten dat de terugkomst van de jonge Ollivier al was besproken in het dorp. “Goed, ik ga weer aan het werk. Om een uur of één eten we een salade. We hebben vandaag veel papierwerk op kantoor, en papa zegt dat hij in slaap valt als hij te uitgebreid luncht.”

Madame Prunier klakte afkeurend met haar tong. Solange pakte een versgebakken broodje, besmeerde het met een dikke krul boter, legde er kaas op, en liep de keuken uit.

Edouard Ollivier arriveerde stipt om zes uur. Solange bestudeerde hem stiekem. Hij was even lang als ze zich herinnerde, maar zijn haar en ogen leken nog donkerder te zijn geworden. Hij droeg een verschoten spijkerbroek en een donkerblauw overhemd met een versleten maar goed zittend jasje die hem een nonchalante uitstraling gaven. Hij was bruinverbrand en pezig, en je kon zien dat hij veel in de buitenlucht werkte. Zijn gereserveerdheid maakte plaats voor een glimlach toen hij haar begroette, haar bij de hand nam en zich er uitvoerig overheen boog. Ze wist meteen dat hij haar probeerde te charmeren. Toen hij Henri de Valnay begroette, stond hij stijf rechtop, zijn vuisten gebald.

“Ik waardeer het dat u tijd voor me heeft kunnen vrijmaken, monsieur De Valnay. Ik begrijp dat u betrokken bent geweest bij gesprekken om de wijnproductie in dit gebied te verbeteren. En dat u goed op de hoogte bent van de progressieve ideeën die hier in Frankrijk, maar vooral in Amerika en Australië leven.” Edouard sprak heel snel, en Solange realiseerde zich dat hij nerveus was. Hij moest zijn woorden grondig hebben voorbereid. Ze boog haar hoofd om haar geamuseerdheid te verbergen.

“U weet waarschijnlijk dat mijn vaders gezondheid niet goed meer is. Ik ben naar huis gekomen om de leiding over Roucas Blancs van hem over te nemen.”

“Het spijt me van je vaders gezondheid,” zei Henri. “Maar je weet ongetwijfeld dat we elkaar al een hele tijd niet meer hebben gezien. Weet hij wel dat je hier bent?”

Edouard aarzelde bij die rechtstreekse vraag. Hij keek om zich heen alsof hij zijn tekst was vergeten, en maakte vervolgens een ongeduldig gebaar met zijn hand. “Ruzies uit het verleden moeten we laten rusten, meneer. Er staan belangrijkere zaken op het spel, zoals onze wijngaarden.”

Henri was verrast door het antwoord en het gebrek aan respect dat eruit sprak. Maar hij wist dat de regio wel een frisse wind kon gebruiken, en soms moesten oude gevoelens van wrok maar gewoon worden vergeten.

“Daar zit wat in,” zei hij rustig. “En God weet dat de streek behoefte heeft aan een paar progressieve wijnbouwers. Maar hoe denk je dan dat ik daarbij kan helpen?”

Lorette verscheen met een blad vol warme pasteitjes. Henri schonk een drankje in voor zijn gast en gebaarde hem plaats te nemen. Solange ging zwijgend naast haar vader zitten. Edouard nam haar opvallende schoonheid in zich op, die dieper en aardser was dan de bleke, fragiele uitstraling van haar moeder, die hij zich nog goed kon herinneren. Het licht van de vlammen in de open haard schitterde op haar haar dat glansde als goud. Haar kleding was eenvoudig. Een bleekblauwe trui benadrukte haar borsten en smalle taille, en onder het korte, suède rokje leken haar benen erg lang. Ze droeg een paar zware zilveren oorringen en verschillende zilveren armbanden, en hield haar wijnglas vast met kleine, vaardige handen die bruin waren van het werken in de buitenlucht, in de wijngaarden.

Edouard richtte zijn aandacht weer op zijn gastheer en stond op. “Monsieur De Valnay, ik wil een paar radicale veranderingen doorvoeren op onze wijngaarden,” zei hij. “Onze grond grenst aan de uwe, meneer, en samen hebben we genoeg land om mee te experimenteren en wijn te maken die serieus zal worden genomen. We kunnen niet doorgaan met het produceren van spul dat niet te drinken is, dat niet gerespecteerd wordt en waarvoor spoedig geen markt meer zal bestaan. Over een paar jaar zijn we allemaal failliet. Zonder een grondige verandering is er geen toekomst voor de Midi.”

“Als we de wijn in deze streek willen verbeteren, zullen we ingrijpende veranderingen moeten doorvoeren. Ik heb verschillende mogelijkheden met de coöperatie besproken, maar zonder ooit enige vooruitgang te boeken.” Henri glimlachte aarzelend. “Nog afgezien van de moeizame relatie tussen je vader en mij, word ik tot op zekere hoogte beperkt door mijn handicap. Solange, mijn zuster Jeannette en Joel, mijn beheerder, kunnen de dagelijkse werkzaamheden in de wijngaarden al nauwelijks aan. Bovendien heb ik geen grote bedragen tot mijn beschikking om te investeren. En er is geen bank die een lening van enige omvang zal verstrekken in een wijngebied dat verlieslijdend is. Vertel eens exact wat je plannen met het land zijn?”

Edouard liep even heen en weer en bleef toen voor Henri staan. Hij sprak met lage stem, en zijn woorden klonken heel helder. “Mijn plan, meneer, is om elke hectare van de wijngaarden van Roucas Blancs te rooien en helemaal opnieuw te beginnen!”

“Al die hectares omspitten? Goeie god! En wat zou je ervoor in de plaats willen planten?”

“Ik wil het hele land met nieuwe druiven beplanten. Niet alles in één keer; maar wel binnen een relatief korte periode. Ik heb al geëxperimenteerd met een paar hectare. Ik wil terug naar het verbouwen van de traditionele carignan en cabernet sauvignon, en syrah, merlot, grenache, mourvèdre.”

“Je wilt al die soorten in één keer aanplanten?”

“Ja meneer, en ik experimenteer ook al met een paar witte soorten. Ik ga wijn produceren die delicaat en verfijnd is, rond en soepel. Ik heb een kleine hoeveelheid chardonnay, en ik ga er sauvignon blanc en alicante aan toevoegen.” Edouard wendde zich tot Solange, die gefascineerd vooroverleunde. “Ik ga wijn maken met de geur van mirte en rozenblaadjes, en wijn die ruikt naar de garrigues. Bloemi-ge, complexe wijnen, wijnen die stevig en fruitig zijn. Er is geen reden waarom we dit niet zouden kunnen doen.”

“Op het gevaar af dat ik prozaïsch klink, maar ik neem aan dat je de grond hebt laten controleren en analyseren, en dat je weet wat er kan groeien?” Henri was nu openlijk sceptisch.

“Er is geen reden waarom de enorme verscheidenheid aan grond in deze streek geen uitstekende chardonnay zou kunnen voortbrengen, of een goede sauvignon blanc—of zelfs een voortreffelijke volle rode wijn, even goed als alle andere in Frankrijk. En ja, ik heb onze grond laten analyseren door deskundigen en ik heb nieuwe wijn-bouwtechnieken bestudeerd, niet alleen in Frankrijk, maar ook in Californië en Australië.” Edouard nam een grote slok whisky. Terwijl hij antwoord gaf, keek hij even naar Solange, misschien wel omdat hij wist dat Henri de Valnay hem niet kon zien. Ze zat op het puntje van haar stoel, geprikkeld door zijn stoutmoedige plan en door de mengeling van gevaar en uitdaging die ze voelde.

“Het enige wat we nodig hebben, is verbeeldingskracht, moed en toewijding.” Edouard ijsbeerde weer door de kamer. “Samen zouden we de katalysator, het voorbeeld zelfs, van de hele streek kunnen worden. De manier van denken van andere wijnbouwers in de regio zou ingrijpend kunnen veranderen. Binnen een aantal jaren zouden we de hele wijnwereld versteld doen staan.”

“Ik ben een eenvoudige wijnboer, Edouard, geen messias voor de streek.”

“Meneer, als we een paar keer een superieure wijn zouden kunnen produceren, zal de regering maar al te graag met subsidies komen. Voor ons en voor de andere wijnbouwers!”

“De plaatselijke wijnboeren hebben toch niet genoeg geld om te investeren in wijnen die pas na ettelijke jaren winstgevend worden?” Henri maakte een afwijzend gebaar. “En hoe zit het met de apparatuur en de opslagfaciliteiten waarmee de kwaliteit van de wijn kan worden verbeterd? We hebben het steeds over ons geliefde terroir, maar afgezien van de juiste bodem hebben we ook moderne apparatuur nodig.”

“Ik heb een rapport voor u opgesteld, meneer, waarin alle informatie en een gedetailleerde beschrijving van de kosten staan.”

“Ik weet al wat de nieuwe technieken inhouden,” zei Henri, “en ik zou graag zien dat dit gebied, een van de oudste wijnproducerende streken van Frankrijk, ook een van de meest vernieuwende gebieden werd. Maar ik weet ook dat er aan zo’n onderneming een behoorlijk prijskaartje hangt.”

“Ik verwacht niet dat u me meteen antwoord geeft, meneer. Ik werk al meer dan een jaar aan deze plannen en statistieken, aan winstverwachtingen die zijn gebaseerd op matige oogsten over een periode van zes jaar. Ik stuur ze u graag toe.”

Henri stond op en ging met zijn rug naar het vuur en zijn gezicht naar Edouard staan. Er lag een vorsende uitdrukking op zijn gezicht. “Afgezien van de financiële kant zijn er andere aspecten aan deze onderneming die je nog niet hebt genoemd. Wie zal het beheer en toezicht voeren? En waar zijn de kopers van die fantastische nieuwe wijnen die je hoopt te produceren?”

“Ik ben hier meer dan acht jaar niet geweest, omdat ik in de beste wijngaarden van Frankrijk heb gewerkt. Ik heb een passie voor de kunst van het wijn maken ontwikkeld, meneer. Mijn vader noemt het zelfs een obsessie. En toen ik in Californië en Australië woonde, heb ik daar de nieuwe technieken bestudeerd.”

“Je hebt me nog steeds niet verteld wie die fantastische wijnen gaan kopen.”

“De afgelopen twee jaar heb ik in Londen gewoond en voor een toonaangevende wijnkoper en distributeur gewerkt,” zei Edouard. “U hebt zoveel ervaring met het leveren van wijn dat u de beste kopers waarschijnlijk wel kent. Ik denk dat Engeland aanvankelijk de belangrijkste markt voor onze nieuwe wijn zal zijn. Maar ik heb ook contacten in Duitsland. En er tekenen zich ook nieuwe markten af, tot Japan aan toe. Als we de technologie uit de Nieuwe Wereld zouden kunnen combineren met de eeuwenoude kennis over proeven en versnijden die zo uniek is voor Frankrijk, kunnen we in de toekomst veel bereiken.”

Solange zag dat hij betoverd was door zijn droom, maar één vraag bleef haar bezighouden. “Wie gaat er eigenlijk voor al die nieuwe apparatuur en opslagfaciliteiten betalen?” vroeg ze. “En hoe zit het met de kosten van het bottelen en de distributie?”

Hij keek haar recht aan en koos zijn woorden met zorg. “De huidige apparatuur zal nog verder onderzocht moeten worden, al hoeft dat niet lang te duren. Vorig jaar heb ik een expert op Roucas Blancs uitgenodigd die een ontwerp voor een moderne wijnmakerij heeft gemaakt. Bijna alles zou nieuw moeten worden aangelegd, en dat is natuurlijk erg duur.”

“We hebben het hier over heel veel geld.” Henri was ernstig.

“Ja meneer, en daarom kan ik zo’n project niet in mijn eentje opstarten. Op grond van onze eigen wijngaarden kan ik de financiering nooit rondkrijgen. De regering en de banken zouden me uitlachen. Maar ik weet dat het kan, en ik weet dat ik winst kan maken en een partner en investeerder trots en tevreden zal kunnen terugbetalen.”

“Je bent dus eigenlijk gewoon op geld uit.” Solange was met opzet heel direct. “Op het geld van De Valnay, zodat je in je wijngaarden kunt investeren.”

“Niet alleen in mijn eigen wijngaarden. Ik hoop dat jullie ook…”

Zijn zin bleef in de lucht hangen toen Henri zijn wenkbrauwen optrok en zich omdraaide om de whiskykaraf van het buffet te pakken.

“Voordat we erover doorgaan, zou ik graag dat rapport van je willen zien. Ik moet toegeven dat je plan met de nodige tijd en toewijding tot rijping zou kunnen komen.”

“Ik ben blij dat u het met me eens bent.”

“Maar je kent mijn positie en mijn beperkingen, jongeman. Ik zal nadenken over wat je vanavond te berde hebt gebracht, en dan praten we later verder. Maar vertel eens, welke rol zal je vader hierin spelen? En hoe zal hij reageren op een eventuele inbreng van mij, denk je?”

“Mijn vader is ouderwets en koppig. Hij vindt mijn ideeën dwaas. Maar hij heeft me al een aantal hectare gegeven om mee te experimenteren, en hij is bereid de wijngaarden aan mij over te dragen, omdat hij de zaken zelf gewoon niet langer aankan.”

“Dat is nog eens wat anders dan een vroegere vijand die zich met je land bemoeit. Wat zegt hij daarvan?”

“Ik heb hem niet verteld dat ik hiernaartoe ging.” Edouard aarzelde. “Hij zou zeker boos zijn. Maar ik heb hem gezegd dat het tijd is om de oude ruzies te laten varen en ons op de toekomst te concentreren. Ik denk dat u het met me eens bent, en dat hij dat uiteindelijk ook zal zijn.”

“Tja, je bent in elk geval rechtdoorzee. En wanneer ik je plannen en cijfers heb bestudeerd, kan ik je misschien aan iemand voorstellen die ons financieel van dienst zou kunnen zijn. In de tussentijd zou ik graag willen dat je minder formeel tegen me deed, vooral als we gaan samenwerken. Je kunt gewoon Henri zeggen. Vooruit, laten we het over iets anders hebben. Wil je soms met ons mee-eten?”

“U bent heel grootmoedig.” Edouard was aangenaam verrast. Hij glimlachte naar Henri, en zijn gezicht was niet langer gespannen. Zijn ogen glansden van plezier. “Maar mijn vader verwacht me voor het diner. Kan ik misschien een andere keer genieten van uw gastvrijheid?”

Solange liep voor hem uit door de gang naar de voordeur, waar hij zich wederom over haar uitgestoken hand boog. Daarna ging hij snel rechtop staan en keek haar grijnzend aan. “Toen ik nog een onhandige schooljongen was, vond ik je al mooi en intelligent,” zei hij. Zijn ogen glansden. “Toen was je al een hele persoonlijkheid. Misschien een beetje streng, vooral als mensen niet eerlijk waren. Ik zie dat er niets is veranderd.”

Solange was in verlegenheid gebracht. Ze begon een antwoord te mompelen, maar opeens boog hij voorover en legde zijn handen op haar schouders. “Mijn vader en ik waren zeer aangedaan door Celi-nes dood. En ik weet wat je hier sindsdien hebt gedaan door al die verantwoordelijkheid op je te nemen.”

“O, maar ik beschouw mijn werk helemaal niet als een last,” vertelde ze hem, in verwarring gebracht door de klank van zijn stem en door zijn nabijheid. “Het is een lange, moeilijke periode geweest, en ik heb veel moeten leren. Maar nu weet ik genoeg om mijn vader met de wijn te helpen.”

“Dus je bemoeit je echt met de wijngaarden?”

“Continu. Ik zit elke dag tussen de wijn. Zowel in de cave als op kantoor.” Ze keek glimlachend naar hem op. “Ik zou graag zien dat jouw vader en de mijne hun meningsverschillen vergaten of op zijn minst de strijdbijl begroeven. Het zou voor hen allebei goed zijn.”

“Zeker. Ik heb gehoord dat je verloofd bent. Je vader zal je missen wanneer je getrouwd bent, Solange. Daar zul je je wel zorgen om maken. Je verloofde is een advocaat uit Montpellier, nietwaar? Hij boft maar.” Hij zweeg even en trok zijn wenkbrauwen op, en ze vroeg zich af of hij haar uitlachte. “Voordat je het echte leven en de landbouw inruilt voor de aantrekkingskracht van de stad, hoop ik dat je nog eens zult komen kijken naar wat er op Roucas Blancs gebeurt.”

Hij stond heel dicht bij haar. Zijn handen lagen nog steeds op de zachte mouwen van haar truitje. Solange voelde zich steeds ongemakkelijker worden onder de intensiteit van zijn blik, en opeens boog hij voorover om haar langzaam en doelbewust op de mond te kussen.

“Een herinnering aan zorgelozere tijden,” zei hij, terwijl hij zacht haar wang aanraakte. Daarna kwam de glimlach weer te voorschijn, en nu dacht ze dat er iets van spot in besloten lag. “Goedenavond, Solange.”

Ze probeerde nog steeds haar gevoelens onder controle te krijgen toen hij zich omdraaide en de duisternis in liep. Vol verontwaardiging hoorde ze zijn auto starten en het grind op de oprijlaan opspatten. Ze zag de rode achterlichten tussen de twee rijen platanen verdwijnen. Als dat een poging was geweest om haar steun te winnen, had hij het dom en onhandig aangepakt. Ze sloot de deur en keek naar zichzelf in de spiegel in de gang. Haar gezicht was verhit en haar ogen glommen koortsachtig. Ze dacht aan hun eerste kus, zo lang geleden, en haar vingers gleden naar haar mond. Zijn brutale, enigszins wolfachtige grijns flitste door haar hoofd en ze begon te glimlachen en daarna luidkeels te lachen. Dat was dus Edouard Ol-livier, dacht ze. Hij is nog onbeschaamder dan hij jaren geleden was, maar wat arrogantie betreft spant hij nu helemaal de kroon.

Nog steeds glimlachend keerde ze terug naar de bibliotheek. Lo-rette had de kaarsen op de kleine tafel bij het raam aangestoken en was het avondeten aan het serveren. Henri schonk een glas witte bordeaux voor hen beiden in.

“En, wat vond je ervan?” vroeg Solange. “Zie je iets in zijn plannen?”

“Ik denk dat hij in principe gelijk heeft.” Henri leunde bedachtzaam achterover in zijn stoel. “Hij heeft een beeld van de toekomst dat deze streek totaal zou kunnen veranderen. We hebben een grote behoefte aan jonge mensen zoals hij. Maar het zou wel een enorme onderneming zijn.”

“Zou hij je in de verleiding kunnen brengen?”

“Als ik in staat zou zijn om met hem mee te doen wel. Het zou een levenswerk kunnen worden dat altijd zou blijven boeien. Ik zou het heel spannend vinden.”

“Je zou zeker moeten weten dat hij naar je raad zou luisteren en dat je de zaken in de hand kunt houden. Hij is zo zelfverzekerd, en in wezen is hij alleen op je geld uit.”

Solange zag in dat het plan een heel nieuw leven voor haar vader zou kunnen betekenen, een uitdaging waarin hij helemaal zou kunnen opgaan. Ze zou hem af en toe kunnen helpen. Montpellier was minder dan een uur rijden. Joel zou deze onderneming en de zonnige toekomst die voor hem en zijn zoons’in het verschiet zou liggen ook zeer verwelkomen. Ze stak haar hand uit en pakte die van haar vader, terwijl ze een verleidelijke prikkel van opwinding door zich heen voelde gaan.

“Waarom denk je er dan niet over na? We kunnen een secretaresse en een boekhouder aannemen die tante Jeannette op kantoor kunnen helpen. Joels oudste zoon zou je zeker komen helpen in de wijngaarden, en ik kan ook af en toe komen.”

“Wacht eens even, jongedame, voordat je…”

“Als Edouard erbij betrokken is en de oude Paul misschien ook nog wat kan inbrengen wanneer hij eenmaal aan het idee gewend is, hebben we het juiste team om mee van start te gaan.”

Henri trok zijn hand terug. Toen hij weer sprak, keek hij haar niet aan. “Solange, ik moet open kaart met je spelen. Ik verkeer absoluut niet in de positie om zo’n stap ook maar te overwegen. Ik maak me al ernstige zorgen over de directe kosten hier. Onze wijnen zijn de afgelopen jaren eerder een kostenpost dan een inkomen geweest.” Hij voelde dat ze zich opwond over zijn woorden, maar nu hij eenmaal over het onderwerp was begonnen kon hij niet meer terug. “Ik heb er zelfs over nagedacht een deel van de wijngaard na de bruiloft te sluiten. Of om het misschien te verpachten.”

“Wat bedoel je? Dit is ons thuis, ons leven, ons erfgoed! Hier horen we thuis!”

“Natuurlijk horen we hier thuis, liefje, maar…”

“En Joel dan, en alle arbeiders? Dat zijn bijna je kinderen, ze zijn van je afhankelijk. Papa, dit kun je niet menen, zeg dat je het niet meent!”

“Laten we het er een andere keer over hebben.” Henri vouwde zijn linnen servet op. “Het is veel te laat om zo’n ingewikkeld onderwerp aan te snijden, en ik ben een beetje moe. Ik heb die beslissing in ieder geval nog niet genomen en ook nog niet met iemand besproken.”

Hij zag er heel kalm en geruststellend uit en glimlachte zelfs. Alles was hetzelfde, maar tegelijkertijd was niets hetzelfde. Solange zweeg, verlamd door zijn onthulling. Er verschenen kleine zweetdruppeltjes op haar bovenlip, en haar handen trilden zo dat ze ze in haar schoot ineen moest klemmen. Ze kon niet nog zo’n schok verwerken, nog zo’n verraad.

“Papa, we kunnen de wijngaard niet aan iemand anders overdragen. De wijnstokken zijn onze traditie, ons bestaan.”

“Kom, lieve kind, we gaan naar bed. Ik moet morgenochtend vroeg beginnen met Joel. Ik wil graag zien hoe het snoeien en wieden gaat. Het is niets meer dan een vaag plan. Maak je geen zorgen, liefje, je papa en je thuis zullen altijd hier zijn.”

Boven, in haar slaapkamer, keek Solange om zich heen, min of meer in de verwachting dat er iets was veranderd, maar alles was gelukkig precies hetzelfde. Ze kleedde zich langzaam uit en keek even naar zichzelf in de spiegel. Haar ogen leken diep in hun kassen te liggen, haar mond was strak vertrokken en haar kaak was gespannen. Ze had zichzelf altijd beschouwd als iemand die geliefd en gewenst was. Ze had een bevoorrechte en beschermde jeugd gehad waarin ze nooit had getwijfeld aan haar identiteit of haar toekomst.

Nu zag ze een jonge vrouw wier moeder aan een slopende ziekte was overleden, een kind wier vader haar vader niet was en wier geliefde ouderlijk huis en erfgoed spoedig weg konden zijn. Ze keek naar een vreemde wier start in het leven een vergissing was geweest, een gevolg van een hartstochtelijke, maar voorbijgaande affaire in de oorlogsjaren.

De nacht was inktzwart en weinig uitnodigend. Ze leunde uit het raam en deed de luiken dicht. Toen de felle maan vanachter een wolk opdook, kwam de rivier onder haar slaapkamerraam opeens uit het donker te voorschijn. Een uil riep en daarna nogmaals, zonder antwoord te krijgen in de eenzame duisternis.