18
Normandië, 1940
Het was een warme, heldere ochtend in mei. Ze reisden met de kap van Richards auto naar beneden. Stefan, Leah en Seamus hadden zich achterin gewurmd, en Daniel zat voorin bij Richard en Helena. Op de wegen rondom Parijs was het druk, en ze kwamen maar langzaam vooruit. Stefan had een corps diplomatique-kenteken van het Zweedse consulaat op de auto bevestigd en had een brief bij zich die was ondertekend door zijn vriend Anders Petersen, waarin stond vermeld dat ze voor het consulaat onderweg waren en daarom het recht hadden extra benzine te kopen. Deze keer was hij blij dat hij zulke invloedrijke mensen kende. Tijdens zijn studententijd had hij de titel van zijn familie en het machtige netwerk van vrienden zo min mogelijk gebruikt, omdat hij niet al te veel van zijn leeftijdgenoten wilde verschillen. Nu was hij blij dat hij over dergelijke contacten beschikte.
Aan het begin van hun reis zaten ze te zingen en praatten ze over de route die ze zouden nemen. “Ik vind dat we de hoofdwegen moeten vermijden,” zei Richard. “Daar rijden meer konvooien, die ons zullen ophouden. Misschien moeten we via Versailles en Alencon rijden, en daarna verder langs de kust.”
Helena keek op de kaart. “O, Richard, als we langs de kust rijden, kunnen we dan alsjeblieft langs Mont-Saint-Michel rijden? Daar heb ik altijd al heen gewild, en het zou een uitstekende pleisterplaats zijn.”
Daniel knikte. “Ik weet zeker dat Seamus het ook graag wil zien. Wie weet hoe het met dat eiland zal aflopen.”
“Het geeft niet als we daardoor een dag langer onderweg zijn, hè?” vroeg Helena. “Dan hebben we nog een paar uurtjes meer die we met elkaar kunnen doorbrengen. Zouden Ronan en Ciaran er bezwaar tegen hebben, Seamus?”
“Nee, natuurlijk niet.” Seamus besefte meteen dat hij een dag langer met Leah zou kunnen doorbrengen en antwoordde zonder aarzelen. “Ik moet hun alleen even een boodschap sturen. Ik wil dolgraag naar Mont-Saint-Michel. Leah? Stefan? Wat vinden jullie ervan?”
Leah straalde. Stefan keek naar Heiena’s glanzende hoofdje voor zich en wist dat hij dolgraag nog een paar uren met haar zou willen doorbrengen, hoe pijnlijk het ook was dat ze daarna met Richard zou vertrekken. Hij knikte glimlachend.
“Mooi!” Helena sloeg haar armen om Richard heen, en de auto slingerde vervaarlijk heen en weer. “Mont-Saint-Michel, we komen eraan!”
“Niet als je dat nog vaker doet.” Richard hield een hand aan het stuur en maakte zich met de andere los uit haar omhelzing. “Blijf eens stilzitten. Je lijkt wel een inktvis!”
Toen ze verder naar het westen reden, werd de grimmige werkelijkheid van het naderende conflict duidelijker zichtbaar. Het Franse leger was gemobiliseerd. Troepen verplaatsten zich naar het oosten om het tragische droombeeld van de Maginotlinie te verdedigen. In de steden en dorpen stonden mensen op straat naar de soldaten te kijken. Aan de balkons hingen vlaggen, en de strijders voor Frankrijk werden begroet met gejuich en bossen bloemen. Tot twee keer toe moest Stefan met de gendarmerie overleggen. Hij waarschuwde Richard dat het leger voertuigen in beslag wilde nemen en drukte hem op het hart onder geen beding zijn plaats achter het stuur te verlaten. Ondanks het oponthoud en de problemen onderweg verkeerde Seamus in een bedwelmende roes van geluk, omdat hij zo dicht naast Leah zat. Om zeven uur kwamen ze bij de kust aan. De indrukwekkende vorm van Mont-Saint-Michel verrees voor hen uit zee. De torenspits van de abdij leek de gouden hemel te raken. Geboeid stonden ze naar het tafereel te kijken.
“Laten we gaan kijken waar we kunnen overnachten,” zei Richard ten slotte.
“En waar we iets te eten kunnen krijgen!” voegde Daniel eraan toe. “Dan kunnen we ook vragen wanneer we het best naar het eiland kunnen gaan.”
Ze vonden een pension en werden door de aanblik van grote schalen kreeft een restaurant genaamd Parisienne binnengelokt. Er was alleen maar champagne te drinken en geen van allen zeiden ze iets over het afscheid, alsof er een stilzwijgende afspraak gold. Ze leefden alleen voor vanavond en morgen en banden alle angsten en verdriet uit hun gedachten.
Daniel keek naar zijn zus en vroeg zich af of dit slechts een romance van voorbijgaande aard was, die door het naderende afscheid en de ophanden zijnde oorlog werd aangewakkerd. Hij keek even naar Helena. Ze fluisterde iets tegen Richard, die zijn glas champagne aan haar lippen zette. Met pijn in het hart wendde hij zich tot Stefan. Zijn vriend keek ook naar Helena, maar op zijn gezicht was zo’n onverhulde pijn en begeerte te lezen dat Daniel ervan schrok. Hij had nooit beseft hoe hevig Stefans verliefdheid eigenlijk was.
Verdorie, dacht hij. Wat lopen we allemaal doelloos rond, vervuld van hoop en verlangen, terwijl er na onze dromen slechts leed op ons wacht! En mijn kleine Leah—zal je Ierse liefde morgen wég-zeilen en je vergeten? O, wat ben ik bang voor wat de oorlog ons allemaal kan aandoen.
Hij drukte zijn sigaret uit en stond plotseling op. “Wat denken jullie van een bezoekje aan het casino? Zullen we ons leven eens op het spel gaan zetten?”
Stefan slaakte een enigszins opgeluchte zucht. Ze stonden op en liepen de kalme nacht in. Buiten straalden de lampen van het casino en klonk er dansmuziek.
“Helena,” riep Leah zachtjes. “Seamus en ik willen nog even een wandelingetje over het strand maken. Mag dat, Daniel?”
“Als officiële chaperon weet ik dat ze bij jou veilig is, mijn vriend.” Daniel lachte naar Seamus.
“We zijn op tijd terug voor jullie eerste miljoen.” Seamus pakte Leahs hand, en ze waren verdwenen.
Ze roken de zilte lucht van de zee toen ze langs de muur van de haven liepen en afdaalden naar het strand. De maan was vol en deed de masten van de afgemeerde schepen, het zand en de golven glanzen als zilver. Seamus keek naar Leah. Ze hoorde dat hij een diepe zucht slaakte en kroop gewillig in zijn armen. In zoete kussen werden ze met elkaar verbonden, versmolten ze, deelden ze hun hartslagen en adem teugen.
“Leah, mijn liefste, mijn mooie Leah!”
Met trillende handen raakte hij haar gezicht aan. Hij durfde haar niet weer in zijn armen te nemen, zo bang was hij voor het verlangen dat door zijn lichaam stroomde en dat hij niet kon beheersen. Ze greep zijn handen vast, kuste de binnenkant van zijn polsen en zijn vingers en drukte zijn handen tegen haar wangen. Toen kroop ze dichter tegen hem aan, met haar ogen gesloten en haar hoofd achterover. Hij merkte dat hij haar hals kuste. Hij wilde haar zo graag. Hij hoorde dat ze zachtjes kreunde en bijna slap werd in zijn armen.
“Leah, dit kan niet.” Hij maakte zich van haar los. “Dit is niet het goede moment. Niet nu ik je weldra in de steek zal moeten laten. O, mijn liefste, ik hou zoveel van je. Ik verlang naar je. O, je moet niet huilen, Leah, alsjeblieft, je moet niet huilen.”
“Ik huil niet omdat ik ongelukkig ben,” fluisterde ze. “Ik hou van je, Seamus. Ik had zo-even het gevoel dat we één persoon waren. Voelde jij dat ook? Je mag niet weggaan, niet nu. Dat kan ik niet verdragen.”
“Ik ook niet, maar ik weet nu al dat ik altijd van je zal blijven houden.”
“Ik ook van jou. Ik ook van jou. Ik hou van je. Maar er zijn dingen waarmee we rekening moeten houden, en ik moet terug naar Parijs.”
Ze drukte zich tegen hem aan en hij wiegde haar in zijn armen. Hij dacht aan alle obstakels die ze zouden moeten overwinnen. Ze hadden allebei een andere achtergrond, een ander geloof, en werden nu ook nog door de oorlog van elkaar gescheiden. “Ga met me mee, Leah. Ik hou van je en wil dat je nu met me meegaat, naar Ierland. Ik wil je beschermen. Ga met me mee, voordat je iets overkomt. Alsjeblieft.”
Hoewel ze haar gezicht tegen zijn borst had gedrukt, voelde hij dat ze haar hoofd schudde. “Ik kan mijn familie niet in de steek laten, dat weet je. Ik moet voorlopig hier blijven.” Ze zweeg even en onderdrukte de vreselijke angst dat hij misschien niet naar haar zou terugkeren. “Maar vroeg of laat, als de oorlog voorbij is, zullen we weer samen zijn. Dat kan nooit zo lang duren. En dan kom je terug, hè Seamus?”
Hij kuste haar keer op keer en nam haar gezicht in zijn handen. “Ik kom terug, dat beloof ik, wat er ook gebeurt. Ik neem je mee naar een plekje aan de rand van de wereld waar we altijd samen kunnen zijn en ik zal er altijd voor je zijn. Ik zal op je wachten.”
Ze omhelsden elkaar zwijgend. Toen veegde hij het zand van haar voeten en streek haar haar glad. Ze lieten de beslotenheid van de nacht achter zich en liepen in de richting van het felle licht van het casino.
Daniel en Stefan deden het goed aan de tafels, maar Richard had zijn inzet verloren. Helena was niet meer te stuiten. Bij de laatste ronde zetten ze allemaal hun geld in op de nummers die zij had uitgekozen. Ze keken naar het zilveren balletje dat in het rond begon te tollen toen er aan het wiel werd gedraaid en hoopten hevig dat het in het juiste vakje zou rollen. Toen het balletje bleef liggen en het wiel langzaam tot stilstand kwam, ging er rond de tafel een gejuich op. Nummer drieëndertig! De kleine rode had gewonnen! Helena stond op, glimlachte stralend naar de croupier en gaf hem een flinke fooi. Ze liepen naar de kassa en wisselden hun fiches in. Toen renden ze lachend de straat op, alsof ze spijbelende schoolkinderen waren. In het pension wensten ze elkaar fluisterend goedenacht en omhelsden elkaar. Over drie uur zou de eigenaar hen alweer wekken en zouden ze de oversteek naar Mont-Saint-Michel maken.
Het zou hun laatste dag in elkaars gezelschap zijn.