Hoofdstuk 23

Met Floor zat ze achter de computer. Eerst zochten ze naar een tweedehands kappersinterieur op internet, en ze surften van website naar website, maar er was niets te vinden wat geschikt leek. Al met ingang van 15 februari kon Floor een pand huren, en om geen tijd te verliezen, was het noodzakelijk om alles zo snel mogelijk in te richten. Nieuwe spullen waren duur, en de verzekering zou alleen de dagwaarde vergoeden van wat in vlammen was opgegaan. Er waren minstens twee wasunits nodig en vijf stoelen en een wand met kaptafels. Stoelen voor de wachtruimte, een espressomachine, een ijskast, een desk. En dan alle hulpmiddelen, alle producten, het materiaal, scharen, kammen, föhns. Een tijdje terug hadden ze nog toegekeken toen de verbrande salon werd leeggehaald. Met grote moeite was een stoomkap te herkennen in een verwrongen stuk plastic. Van de stoelen was niet veel meer over dan het geraamte. Alles was zwartgeblakerd en smerig, soms nog nat van het bluswater. Sylvia had het haar willen besparen, maar Floor moest en zou het zien.

Floor had een paar broodjes voor de lunch klaargemaakt. “Jij eet volgens mij weer gewoon. Klopt dat?”

Sylvia knikte, terwijl ze een hap van haar bruine bol met oude kaas, sla en komkommer nam. Tegenwoordig ging ze ook weer regelmatig naar de sportschool, vaak voordat ze boodschappen deed.

“En kom je aan?”

“Nee, eigenlijk niet.”

“Dacht ik al. Lekker voor je.” Floor maakte wat berekeningen, terwijl ze haar broodje opat. “Met een beetje geluk blijven we net onder de veertigduizend euro, en dan moet er van alles worden opgeknapt…geschilderd…gestuukt…waterleiding, afvoer, noem maar op.”

“Schilderen kunnen we misschien zelf. Nick is behoorlijk handig. Die heeft in zijn eigen huis een hele badkamer aangelegd. Misschien dat hij…”

“Nou ja, als jullie relatie er niet onder lijdt, dan vind ik het prima.”

“Maak je maar geen zorgen over onze relatie.” Sylvia wist dat ze zat op te scheppen, maar kon het niet laten.

“Het blijft toch een smak geld. We zullen naar de bank moeten voor een lening.”

“Ik heb geld,” zei Sylvia. Het was een vlakke, directe mededeling, waarop geen tegenspraak mogelijk was. Ze begreep niet waarom ze er nu pas mee op de proppen kwam.

“Jij hebt geld,” zei Floor, enigszins verbaasd. “Hoezo heb jij geld?”

“Meegenomen uit Amsterdam.”

“Veelgeld?”

“Ja. Waarschijnlijk meer dan genoeg voor de inrichting van de nieuwe salon. Floor en Sylvia’s Hairstyling bekt trouwens niet lekker. Daar moeten we iets nieuws voor verzinnen, iets dynamisch. Heads and hair misschien, ik weet ‘t niet, Hair trend.”

Floor zat Sylvia met open mond aan te kijken. “En dat vertel je me nu pas…van dat geld, bedoel ik.”

“Nu hebben we het nodig. Zo is het toch?” Sylvia had al bedacht dat het waarschijnlijk geen probleem zou opleveren als ze cash betaalden, wanneer ze spullen van Marktplaats kochten.

“Ja, maar…” Floor leekhet nog altijd niet helemaal te kunnen geloven. “Hoe kom je dan aan zoveel geld?”

“Je weet toch wat Eddie deed?” Het was geen geheim. Zelfs de politie wist het ondertussen. Alleen hadden ze bewijzen nodig. Gisteren had ze weer met die ene rechercheur gepraat, Brandsma. Ze wilde Eddie niet verraden, dat ging te ver, maar het was moeilijk. Als hij zou worden opgepakt, kon hij haar niet meer lastigvallen. Dan was ze misschien pas echt vrij. Maar stel dat ze vertelde wat ze wist. Dat was geen garantie dat Eddie werd veroordeeld. Een of andere gladde advocaat zou hem uit de gevangenis kunnen houden, en dan wist Eddie dat zij had gepraat. Hij zou zeker verhaal komen halen.

“Wat kijkje bang,” zei Floor.

“Ach, niks…”

“Maar het is dus…” Floor dempte haar stem. “Het is dus…crimineel geld.” Ze keek even om zich heen alsof iemand haar zou kunnen afluisteren.

“Ja, zo zou je het kunnen noemen.”

“Is het cash?”

“Ja, allemaal bankbiljetten in een rugzak. Ik weet niet eens hoeveel precies.”

Floor keek haar met grote ogen aan, en begon toen te lachen. Sylvia lachte mee. Minutenlang bleven ze schateren. Als de een ophield en naar de ander keek, begonnen ze weer.

“In een rugzak!” proestte Floor.

Verschillende keren had hij geprobeerd de oude Wang te bereiken op de East–West Textile Company, maar er werd nooit opgenomen. Wang had geen mobiel nummer, waarschijnlijk net zomin een sofinummer, maar daar ging Eddie niet over. Het zat er dik in dat Wang geen enkel nummer had, en daarom misschien niet eens echt bestond. Eddie ging niet graag naar het pand in de Pretoriusstraat. De laatste keer was hij er met Charly geweest, meer dan een halfjaar gelden. In een kale ruimte lagen wat balen textiel. Plotseling was Wang opgedoken, vanachter een paar kledingrekken. Hij had vriendelijk geglimlacht en zei: “ Everything okay.”

Maar nu was everything niet oké. Eddie was naar het pand toe gereden. De naam van het bedrijf stond nog op het etalage-raam, maar daarachter leek zich alleen een donkere leegte te bevinden. Hij belde aan, maar er werd niet opengedaan. Hij probeerde het slot te openen, maar zijn sleutel paste niet. “Tering, nieuw slot,” mompelde hij.

Eddie reed terug naar huis. Daar belde hij met Sylvia, die tot zijn verbazing de telefoon opnam. “Ik wil het over twee dingen hebben,” zei Eddie. “De kinderen en het geld.”

“Wat wil je met de kinderen?” vroeg ze.

“Dat weet je best.” Hij probeerde zich in toom te houden, maar dat lukte maar moeilijk.

“Je wilt dat Yuri en Daphne naar jou komen?”

“Precies…volgend weekend was m’n idee.”

“Dan hebben ze al afspraken,” zei Sylvia. “Yuri moet naar een judotoernooi, en Daphne gaat logeren bij een vriendinnetje. En trouwens…”

Eddie onderbrak haar. “Kunnen ze dat niet afzeggen? Ik dacht dat hun eigen vader toch belangrijker was.”

“Weet je nog hoe het met jou vroeger was? Dan zat je hier, dan was je daar. Toen waren ze voor jou blijkbaar ook niet zo belangrijk.”

“Ja…vroeger. Toen heb ik het misschien niet altijd even goed aangepakt.” Eddie stak een sigaret op. Rust…kalmte. Hij moest Yuri en Daphne voorgoed hier zien te krijgen, dan zou Sylvia zeker volgen. Gisteren had Oscar hem namens Herman gebeld en gevraagd wanneer ze terugkwam. Het leek of zelfs Herman zenuwachtig begon te worden, hoewel die dat nooit zou toegeven. Dat kon hij helemaal niet gebruiken, zeker niet nu Charly en de anderen deden of hij een besmettelijke ziekte had. Als je je eigen vrouw niet eens onder de duim kon houden, dan was je pas echt een loser.

“Dat judoën,” vroeg Eddie, “gaat Yuri daar met jou naartoe? Of met iemand anders?”

“Hoezo?”

“Zomaar.” Ze gingwaarschijnlijksamen met die Kielink. Gezellig met z’n drieën. En hij stond zelf overal buiten. “Het weekend daarna dan? Kunnen we voor dat weekend iets afspreken? Ik kom ze dan bijvoorbeeld vrijdagmiddag halen. Is dat oké?”

“Nee, liever niet. Ik wil pas een omgangsregeling als we gescheiden zijn, en dan moet ik zeker weten dat je uit die criminele toestanden bent. Ik wil m’n kinderen daar niet meer aan blootstellen. Het is me veel te gevaarlijk. Straks gaan ze weer op je schieten terwijl ze bij je in de auto zitten.”

“Natuurlijk niet. Dat was een vergissing,” zei Eddie.

“Bijna een dodelijke vergissing.”

“Ik ben echt bezig mijn leven weer op orde te krijgen.”

“Je krijgt binnen twee weken een voorstel van mijn advocaat over de boedelscheiding en dat soort dingen. Heb jij al een advocaat?”

Eddie drukte zijn sigaret uit. “Nee, dat is toch nergens voor nodig. We hoeven helemaal niet te scheiden, dat weet je best. We zitten nu een beetje in een crisis, maar dat trekt wel weer over.”

“Je krijgt een brief van mijn advocaat.”

“Toe nou, Syl, doe nou niet zo lullig.”

“Ik ga ophangen. Ik heb meer te doen en jij wilt toch niet luisteren.”

“Wacht ‘ns. Dat geld, uit die bergplaats onder de stoppenkast? Dat heb jij meegenomen. Ik heb overal gezocht en het is nergens te vinden.”

“Dan moet je er maar niet zo’n rotzooi van maken. Ik heb het in ieder geval niet.”

“Daar geloof ik niks van,” zei Eddie.

“Dan geloof je het maar niet.”

“Kom op, laten we een beetje redelijk doen.”

“Ik ben redelijk. Redelijker dan jij ooit bent geweest.” Aan haar stem kon hij horen hoe ze hem in de tang had, die bitch. Het liefst zou hij haar verrot schelden, maar dan zou hij het helemaal kunnen schudden.

“Als je terugkomt, gaan we echt alles anders aanpakken. Dat beloofikje.”

“Dat geloof je zelf niet,” zei Sylvia. “Je hebt al zoveel beloofd, daar zou ik een heel boek over kunnen schrijven.”

“Maar…”

“Hoe is het trouwens met die bijzit van je en de baby die straks komt?” vroeg Sylvia zoetsappig. “Verheug je je alweer op een nieuw kind? Lekker papa spelen?”

Op vrijdagmiddag zat Eddie voor de derde keer voor het raam van het café schuin tegenover het huis van Kielink. Hij had een oude Ford Escort met deuken en krassen gehuurd via een mannetje achter de Jacob van Lennepkade, dat nooit vragen stelde of papieren hoefde te zien. Op een stil parkeerterrein bij het Amsterdam-Rijnkanaal, waar hij eerder weleens zaken had gedaan, had hij er voor de zekerheid twee nieuwe platen op gezet. Simpel met tape, zodat hij ze er weer makkelijk en snel af kon halen. De auto stond nu iets verderop geparkeerd. Er moest verdomd snel iets gebeuren. Hoe langer deze situatie voortduurde, des te moeilijker zou het worden om er een eind aan te maken. Het was als een kanker die doorwoekerde. Die brand was niet genoeg geweest, en dus moest hij verder gaan. Ingrijpen…nu…zo snel mogelijk. Anouk had weer om geld gezeurd. Charly had hem heel vriendelijk, maar zeer beslist, nul op het rekest gegeven. De hele weekwas zwaar klote geweest.

De kastelein had de fles whisky al gepakt voordat Eddie was gaan zitten.

“Doe maar een biertje. Ik heb dorst.”

Kielink kwam thuis.

Eddie had zijn biertje al betaald, groette de kastelein en verliet het café. In de auto wachtte hij tot Kielink naar buiten zou komen. De tijd verliep trager dan ooit. Hij stak een sigaret op, maar maakte hem meteen weer uit. Eddie vroeg zich af hoe hij zou hebben gereageerd als Sylvia met Kielink uit de auto was gestapt en het huis was binnengegaan.

Kielink kwam naar buiten en zette direct een looppas in. Tegen zijn zin moest Eddie toegeven dat het er atletisch uitzag. Hij startte de auto en trok langzaam op. In een Amsterdamse boekhandel die gespecialiseerd was in kaarten, had hij een plattegrond van Amersfoort gekocht, en daarop had hij het park gezien waar Kielink de vorige keer naartoe was gegaan. Hopelijk zou hij dat nu weer doen. Vanmiddag had hij daar eerst de situatie verkend. Als Kielink het park uitkwam, moest hij een stille straat oversteken. Geen zebrapad in de buurt. Daar moest het gebeuren.

Eddie reed op zo’n kleine vijftig meter achter hem aan. Af en toe stopte hij even om Kielink weer wat voorsprong te geven. Hij liep inderdaad het park in. Eddie reed iets verder door en keerde zijn auto bij een inrit. Met schrik bedacht hij dat Kielink misschien deze keer op een ander punt het park zou verlaten. Eddie trok de kaart uit het dashboardkastje. Ja, er waren natuurlijk nog andere toegangspoorten en uitgangen.

Hij keek op zijn horloge. Kielink was al langer dan tien minuten geleden het park in gelopen. Een jongen en een meisje van een jaar of achttien liepen innig gearmd over de stoep, alsof ze elkaar nooit meer los wilden laten. Eddie zuchtte. Misschien moest hij hiermee ophouden. Wegrijden. Opnieuw beginnen. Ergens anders naartoe. Een andere omgeving. Andere mensen. Verdomme, er was toch niks met zijn hart? Hij probeerde rustig te ademen. Langzaam…controle, daar ging het om. Nu moest hij doorgaan. Maar waarmee? Waar bracht het hem? Hij sloot even zijn ogen, en zag weer voor zich hoe ze begonnen waren. Hij met Sylvia. De geboorte van Daphne. Twee jaar later Yuri. Geen problemen. Geld en geluk. Naar die tijd moesten ze terug. Alleen die klootzak van een Kielink zat ertussen. Die had zo nodig Sylvia, zijn Sylvia moeten versieren. Misschien kende ze hem via Floor, al voordat ze naar Almere was vertrokken. Ja, dat was het! Om hém was Syl naar Almere gegaan.

Net op dat moment verscheen Kielink. Hij rende nog altijd even soepel, alsof er een machine in hem zat die de bewegingen voortbracht.

Eddie gaf voorzichtig gas. Kielink keek naar links en rechts en moest de langzaam naderende Ford Escort zien. Het duurde en duurde. Eddie maakte een gebaar van steek-maar-over. Toen Kielink aanstalten leek te maken, drukte hij het gaspedaal zo diep in dat de auto bijna naar voren sprong. Even keek hij in de paniekogen van Kielink, die probeerde weg te springen. Er klonk een hol gebonk. Een kreet van buiten drong door. Er vloog iets door de lucht. Kleuren van een trainingspak. Bijna vrolijk.

Eddie schakelde en reed zo hard mogelijk door. Hij durfde niet om te kijken.

Met zijn hart wild kloppend in zijn keel probeerde hij Amersfoort uit te rijden, maar hij kwam twee keer op dezelfde rotonde terecht. Weg, hij moest hier weg, zo snel mogelijk. Het was gekkenwerk wat hij gedaan had. Hoe had hij zo stom kunnen zijn?

Sylvia had er lang over getwijfeld, maar het gevoel dat ze iets had goed te maken, was niet verdwenen. Frans stond met zijn privénummer in Amstelveen in de telefoongids. Eigenlijk had ze een telefoontje verwacht van Nick om voor het weekend iets af te spreken, maar hij had niet gebeld.

Ze toetste het nummer van Frans in.

“Hallo.”

“Met Sylvia.”

“Sylvia? Wat leuk dat je belt.” Maar Frans klonk verre van vrolijk of opgewekt.

Ze praatten over wat onbenulligheden totdat Sylvia vertelde dat ze wegwas bij Eddie en nu in Almere woonde.

“Dat verbaast me niks,” zei Frans. “Ik begreep al niet hoe je het bij hem uithield.”

“Ik ook niet. Maar ik…eh…” Weer zag ze alleen even een donker gat, een onbekende toekomst die haar beangstigde. “Ik wil je nog wat vertellen.”

“Waarover?”

“Over die deal die je laatst had met Eddie. Weet je nog, toen je bij ons in de Van Eeghenstraat bent geweest. Een paar maanden geleden.”

“Dat weet ik nog verdomd goed,” zei Frans. “Al dat geld…Jezus nog aan toe, allemaal down the drain. Maar wat wil je me precies vertellen?”

“Dat doe ik liever niet over de telefoon. Misschien kan je een keer langskomen, hier in Almere. Ik woon nu tijdelijk in bij Floor. Die ken je vast nog wel van vroeger.”