Hoofdstuk 17

Alsof het om een eenvoudig karweitje ging, zo was hij naar de kast in de gang met de stoppen en de gaskraan gelopen. Hij had het stukje vloerkleed weggetrokken, was op zijn knieën gaan zitten en had het luikje open gewrikt. Leeg! Dat kon verdomme helemaal niet. Hij kwam snel overeind en stootte zo hard zijn hoofd tegen de stoppenkast dat het hem even duizelde. Toen het troebele waas voor zijn ogen was weggetrokken, pakte hij de zaklantaarn die hier altijd klaarlag voor het geval er kortsluiting was, en scheen in de kleine bergruimte. Niks, helemaal leeg. Sylvia…zij moest het hebben meegenomen. Gejat in feite, gejat van hem!

Misschien lag het toch ergens anders, probeerde hij zichzelf wijs te maken. Met enkele treden tegelijk rende hij naar boven. In de slaapkamer en in zijn kantoortje haalde hij alles overhoop. Zodra hij spullen van Sylvia tegenkwam, joeg dat zijn woede nog meer op. Hoe groter de troep, des te meer pijn hij voelde. Alles deed zeer, zijn arm, zijn hele lichaam, tot in zijn kop aan toe. Ten slotte liet hij zich op het bed vallen. De conclusie was onvermijdelijk: in feite had ze hem geript.

Nu zat hij op de bodem, net als Frans, terwijl hij zijn aandeel in de investering van Frans al bijna volledig had uitgegeven. Vrienden van vroeger, nu alle twee in de ellende. Frans had gisteren zijn jankverhaal opnieuw gehouden, nog erger dan de vorige keer. Binnenkort zou hij zeker failliet gaan. “Dan kan je mooi opnieuw beginnen,” had Eddie gezegd. “Al die oude schuldeisers, al die mensen die geld van je te goed hebben, daar heb je niks meer mee te maken. Een nieuwe start.” Frans had droevig zijn hoofd geschud. “Je begrijpt er geen moer van. Ons huis zit er bijvoorbeeld ook in, dat heb ik je al verteld. Ik rijd een auto van de zaak. Alles ben ik straks kwijt, echt alles. Ik zit finaal aan de grond. Nee, nog erger, onder de grond.” Frans had door de kamer gelopen, wanhopig en onrustig. Zo erg had Eddie hem vroeger nooit meegemaakt, maar hij voelde geen greintje medelijden. Dit waren de risico’s van het vak. Hij had Frans gewaarschuwd. Op een gegeven moment klemde Frans zich aan hem vast, zijn snikkende hoofd op zijn schouder. “Je moet me helpen! Alsjeblieft…je moet me helpen!” Eddie had hem walgend van zich af geduwd. “Kijk uit, m’n arm.” Frans was gaan zitten, met gebogen hoofd. Hij vroeg naar Sylvia. “Die is vandaag niet thuis.” Frans had om zich heen gekeken. Irina was al ruim een week niet meer geweest. Ziek…zogenaamd ziek, natuurlijk, want voor deze maand had hij al betaald, en ze was gewend dat er bij ziekte werd doorbetaald, omdat Sylvia dat eerlijk had gevonden. Op de tafel en op stoelen lagen oude kranten, vuile kopjes en glazen stonden op het lage tafeltje, de asbak lag vol met peuken en as, een jas hing over een stoel. “Alleen vandaag niet?” vroeg Frans.

In de gang bestudeerde hij zijn gezicht in de spiegel. Inderdaad, een man die op een lullige manier in de steek was gelaten, en die ook nog geript was. Meer kon hij er niet van maken. Straks zou hij Sylvia weer aan de telefoon proberen te krijgen. Nu moest hij eerst zien te kalmeren, want hij wist dat hij haar anders verrot zou schelden.

Het Wilhelmus klonk.

Hij pakte zijn mobieltje. “Ja?”

“Ik heb zo’n leuke wieg gezien. Echt helemaal fantastisch.”

De vrouw was een nieuwe klant. Sylvia stelde zich voor.

“Ik ben Kristel.”

Eerst besprak Sylvia met haar de kleur, terwijl ze koffiedronken.

“Dat chocoladebruin vind ik wel mooi,” zei Kristel. Ze keek verder. “Of dit.”

“Koperrood,” zei Sylvia. “Zou je goed staan, denk ik.”

“Duco…dat is mijn man. Die zal er wel van schrikken, maar dat is wel ‘ns goed voor hem.”

Sylvia vroeg niet waarom het goed voor Duco zou zijn.

Daarna hadden ze het over het model.

“Wel wat korter.”

“Een beetje voller, misschien?” stelde Sylvia voor.

Sylvia maakte de verf klaar en bracht het op. Terwijl de verf introk, knipte ze een meisje van een jaar of achttien, dat vertelde over haar stage op een reclamebureau. Vervolgens spoelde ze het haar van Kristel uit en gaf haar een crèmebehandeling.

Terug op de behandelplaats begon ze te knippen.

Kristel vertelde een verhaal over een verblijf in een huisje van Center Parcs. Ze waren naar het restaurant geweest, en hadden flink wat gedronken, met andere familieleden. “Het was voor mijn ouders, die waren veertig jaar getrouwd. Nou ja, Duco kon geloof ik niet slapen, dus die ging weer uit bed. Hij heeft daar wat rondgelopen op dat park, nog wat gedronken in het café, en toen is-ie het huisje weer binnengegaan, ons huisje. Tenminste, dat dacht-ie. Maar het was…” Kristel begon te lachen. “Maar er zaten andere mensen in. Al die huisjes lijken op elkaar, en ze hadden waarschijnlijk de deur open laten staan. Dus hij gaat de slaapkamer in…”

“En toen?”

“Hij doet al z’n kleren uit. Toen-ie in bed wou stappen, toen schoof-ie zo… schoof-ie zo tegen een andere man aan. Hij was bij…bij andere mensen…” Het lukte Kristel niet om het verder te vertellen.

“Dus hij lag zo bij andere mensen in bed?”

Met haar hand voor haar mond kon Kristel alleen maar knikken.

“Waren ze kwaad?”

“Nee, ze waren zich alleen maar rot geschrokken. Duco ook trouwens. Stond-ie daar, helemaal bloot, terwijl die vrouw het licht had aangedaan!”

Kristel vertelde door over Center Parcs en wat ze dat weekend nog meer hadden gedaan.

Terwijl Sylvia met haar stond af te rekenen, ging de deur naar de straat open. Eerst had ze het niet in de gaten, maar toen hij in haar blikveld verscheen, sloeg haar hart een paar tellen over. Om die vervolgens razendsnel bonkend weer in te willen halen. Hij bleef bij de deur staan, bijna alsof verlegenheid hem ook parten speelde.

Toen liep hij op haar toe, terwijl zijn hand door zijn krullen ging. “Je bent vrij?”

Ze was in de war door zijn vraag, die van alles kon betekenen. Toch knikte ze.

“Een klein stukje eraf graag, zelfde model. Of moet ik een afspraak maken?”

“Nee, ik heb nu verder geen klanten.” Sylvia keek om zich heen. Kristel ging net de zaak uit. Floor stond glimlachend een vrouw te knippen. Vanavond zou ze er waarschijnlijk iets over vragen of zeggen. Zo, jij leek behoorlijk van de kaart.

Ze wees een stoel aan waar hij kon gaan zitten. “Eerst even wassen?”

“Ja, prima.”

Ze wist dat dit geen toeval was. De judoclub wel, maar dit niet. Tussen twee lessen in hadden ze even met elkaar staan praten. Het was niet vreemd om hem te vertellen dat zij met haar kinderen vanuit Amsterdam in Almere was komen wonen. Daarom wilde Yuri hier op judo. Maar waarom had ze hem verteld dat ze ook werk had, in een kapsalon vlak bij het station? Een kapsalon, oké, maar vlak bij het station, dat had ze toch niet hoeven zeggen?

Ze knoopte het laken om hem heen, stopte het in bij zijn nek en vroeg hem zijn hoofd naar achteren te buigen. Ze testte de temperatuur van het water, en toen die goed was, maakte ze zijn haar nat. Daarna masseerde ze de shampoo in, waarbij een wee gevoel door haar lichaam trok. Ze moest even slikken. Zoiets was haar nog nooit overkomen. Bij een klant haar wassen, knippen, alles bleef altijd een praktische handeling, die haar verder niet raakte. Behalve natuurlijk de eerste keren toen ze Eddie knipte. Maar dat was ook na een paar keer routine geworden. In gedachten ging ze terug naar die botsing, onderweg naar Almere. Hoe hij uit de auto was gestapt, hoe hij gekeken had, wat hij had gezegd.

Ze spoelde de shampoo uit en droogde zijn haar met een grote handdoek. Het leek bijna te intiem zoals ze zijn hoofd behandelde.

In een andere stoel begon ze te knippen. “Alleen iets korter,” zei hij, “maar dat had ik geloof ik al gezegd.”

Zo goed mogelijk probeerde ze zich te concentreren, bang een misser te maken. Blonde, krullende lokken vielen naar beneden, bleven soms aan de kapmantel hangen, en vielen dan op de grond. Straks zou ze die kunnen verzamelen. Toen haar blik even die van Floor kruiste, gaf die haar een vette knipoog.

“Wat vind je van Almere?” vroeg hij.

“Eh…leuk, prima.”

“Je woonde toch in Amsterdam?”

Ze knikte.

“Beviel dat niet meer?”

“Nee.” Meer wist ze niet te zeggen.

Ze knipte door. In de spiegel zag ze dat hij glimlachend naar haar keek.

“Bakkebaarden?” vroeg ze.

“Ongeveer tot halverwege het oor, graag.”

Ze schoor de huid vlak onder de bakkebaarden en de nek, waaruit ze wat poezelig blonde haartjes verwijderde. Dit kon niet, dit mocht niet.

Toen ze klaar was, liet ze de achterkant zien met de ronde spiegel.

“Ja, prima.” Hij stond op uit de stoel.

Ze liep met stramme, uitgemeten passen naar de kassa. “Tweeëntwintig euro vijftig.”

Hij gaf vijfentwintig. “Zo is het goed.” Ze wilde zich al omdraaien, toen hij met een wat gedempte stem zei: “Het is misschien een beetje brutaal om te vragen, maar zou je een keer met me uit willen. Niks bijzonders, ergens wat drinken of zo.”

Haar mond was kurkdroog en ze kon nauwelijks iets zeggen. Ze hield haar ogen gericht op een vrouw die op een opvallend laag fietsje voorbij kwam rijden.

“Misschien wat eten?” hield hij aan.

Ze schudde haar hoofd. Eindelijk kon ze de woorden vinden. “Nee, ik kan niet.”

“Maar ik bedoel niet vandaag of zo, maar morgen of misschien een andere keer. Je zegt maar wanneer het je uitkomt.”

“Nee, ik kan niet,” herhaalde ze.

“Of wil je niet?” vroeg hij.

Ze draaide zich om en ging naar de wc. Meer dan vijf minuten bleef ze zitten. Dan zou hij zeker weg zijn.

“Nee, dat is jouw pakkie-an,” zei Charly. “Het was een contact van jou, en trouwens ik moet zo naar Roermond.”

“Waarvoor?”

“Jezus, moet ik aan jou soms verantwoording afleggen? Moet ik vertellen hoeveel ik gister heb gedronken, op wat voor manier ik met Sharon een wip heb gemaakt? Wat is er tegenwoordig met jou, man?”

Eddie had het idee dat Charly hem ergens buiten wilde houden. Midden vorige weekwas het begonnen. Hij wreef over zijn linkerarm. Vanochtend was in het ziekenhuis het verband eraf gehaald. Van de mitella was hij nu verlost. Op de al bijna geheelde wond zat alleen een licht verbandje, maar het jeukte als de pest.

“Regel het zelf maar met Maaswinkel,” vervolgde Charly.

“Oké, zal ik doen, maar…eh, ik zit tegenwoordig een beetje krap en ik wou…”

“Maar je hebt toch geen gezin meer om te onderhouden,” onderbrak Charly op een toon alsof het een goeie grap was.

Eddie deed of hij hem niet had gehoord. “Ik heb wat cash nodig. Kan ik op je rekenen?”

“Een beetje moeilijk in deze tijd. Veel geïnvesteerd, nog niet veel teruggezien.”

“Vijf rooie?” vroeg Eddie.

“Oké. Maar ik moet nou weg. Ik zie je.”

Eddie meende op de achtergrond een vrouwenstem te horen.

Hij probeerde Maaswinkel te bereiken, maar op geen van zijn nummers werd er opgenomen. De lafaard hield zich onbereikbaar, net zoals Sylvia. Iemand moest weten waar ze uithing. Hij moest dat geld hebben. Zij had er helemaal geen recht op. Hij zou haar en de kinderen terughalen, met het geld. Maar waar was ze? Hij pijnigde zijn hersens, dacht aan vrienden en vriendinnen van vroeger. Je moest je een bepaalde scène voorstellen, had hij iemand weleens horen zeggen, dan kwamen de namen die erbij horen vanzelf. Hij sloot zijn ogen en deed zijn best. De High Times, het café De Spaarndammer, de snackbar van Toontje met zijn berenhappen en bijna vleesloze kroketten. Ze zaten daar een patatje te eten. Sylvia ook. Een vriendin van haar kwam binnen. Floor…Natuurlijk! Met haar was Sylvia altijd zo dik geweest. Als ze bij iemand was ondergedoken, dan was er een goeie kans dat het bij haar was of dat zij het in ieder geval wist. Laatst had Sylvia over haar verteld, misschien niet toevallig. Waar woonde ze ook alweer? Niet meer in Amsterdam. Almere, ja, dat was het. Ze was getrouwd en naar Almere gegaan. Maar alleen met de voornaam Floor en Almere kwam hij niet ver. Ze had een rare achternaam gehad. Iets met Gans of zo. Floor Gans? Nee, dat was het niet. Floor Ganzenhof of Ganzenhoef? Hij keek op internet in de telefoongids. Beide namen kwamen niet voor in Almere. Hij schonk opnieuw in en liep door de kamer met zijn glas, ondertussen slokjes nemend. Een gekke naam. Laatst had hij hem gezien op een vrachtwagen van een of ander bedrijf. Hij probeerde ook dat beeld weer op zijn netvlies te krijgen. Als hij die vrachtwagen eenmaal zag rijden, dan wist hij het weer. Een sigaret hielp misschien. Toen zag hij het weer voor zich. Van Gansewinkel. Verdomd, dat was het, Floor van Gansewinkel. Hij zocht het nummer op. Bingo, Gansewinkel, F. van, dat moest haar zijn. Hij toetste het nummer in.

“Met het huis van Floor,” klonk een bekende meisjesstem.