12

 

'Dit is slecht nieuws, Victor. Ik word er verdrietig van.' De grote Amerikaan zette die emotie kracht bij door een hand op zijn dikke borst te leggen, vlak bij zijn hart, en tegelijkertijd met zijn andere hand zijn grote stetsonhoed naar achteren te duwen. Daarna slaakte hij ook nog een diepe zucht. 'Stefan Fliegel en Karl Sonnemann waren goede mensen. Hun dood zal een leemte achterlaten.' Victors mond verstrakte even. Adequate vergeldingsmaatregelen zouden een heleboel doen om de schade te herstellen.' 'Maar jullie weten toch niet wie het gedaan heeft?' 'Daar komen we wel achter, en trouwens, al weten we dan niet wie de aanvallers precies zijn, we weten wel in welke hoek we ze moeten zoeken.' De Amerikaan was Harold Gibson uit Waxahachie,Texas, die kort geleden op het Berlijnse vliegveld Tegel was aangekomen. Zijn gesprekspartner was Victor Kretzer, een Duitse architect die volkomen kaal was en een bruine pruik droeg die daar nadrukkelijk de aandacht op vestigde. Kretzer was naar het vliegveld gekomen om Gibson te begroeten en hem het nieuws te brengen van de twee moorden. Ze zaten samen in een coffeeshop op het vliegveld en terwijl ze Keniaanse koffie dronken, keken ze chagrijnig naar de reizigers die naar de incheckbalies liepen. 'Het was toch zeker de JZ?' zei Gibson. 'Ze hebben nadrukkelijk verklaard dat ze ons allemaal wilden elimineren en daar zijn ze nu mee bezig. Zoveel zijn we inmiddels wel over de joden te weten gekomen: ze nemen hun dreigementen net zo serieus als hun geldzaken.' 'Zijn de anderen gealarmeerd? Weet iedereen dat hij op zijn hoede moet zijn?' 'Iedereen is op dit moment de geëigende voorzorgsmaatregelen aan het nemen.' Kretzer voelde even aan zijn pruik. 'Maar dat is niet voldoende. Als je geconfronteerd wordt met gerichte agressie is het geen goede tactiek om je passief op te stellen. We moeten terugslaan.' 'Nou, we hebben al stappen genomen, zoals je weet. We hebben ze een harde klap toegediend, precies in de hartstreek...' 'Dat zal ze echt niet tegenhouden. In het licht van wat er nu gebeurd is, is dat niet meer dan een loos gebaar.' 'Ach, kom nou, zeg. Het heeft heus wel iets uitgehaald, hoor.' 'De aanslag op Emily Selby was niet alleen bedoeld om de JZ een hak te zetten, maar ook om een onwelkom onderzoek in de kiem te smoren. Ze is al gestorven voordat Stefan en Karl werden vermoord, dus in dat opzicht is het plan duidelijk mislukt. Als alles wat ik heb gehoord werkelijk waar is, heeft het zelfs niet veel gescheeld of het was op een enorme ramp uitgedraaid. Er is geen aanslag gepleegd op de tweede vrouw, die ons veel meer overlast bezorgt. Jullie agent heeft zelfmoord gepleegd voordat hij aan dat onderdeel van zijn programma kon beginnen.' Kretzers woorden hadden ongeduldig geklonken en nu leek hij dat zich ook te realiseren. 'Neem me niet kwalijk, Harold. Ik ben hier echt nogal door aangeslagen.' 'En volkomen terecht, ouwe makker.' Gibson voelde even aan een zilveren ornament aan de sluiting van zijn koffertje. 'Hebben jullie al plannen voor vergeldingsmaatregelen of is het daar nog te vroeg voor?' 'Eerst moeten we een doelwit zien te vinden dat niet voortdurend beweegt.' 'Nou, als we jullie ergens mee van dienst kunnen zijn, dan hoefje het maar te zeggen. We moeten deze zaak zien op te lossen.' 'Ik denk dat de hulp die je ons vandaag komt brengen,' zei Kretzer, 'al een heleboel goed zal doen. Het elimineren van voetgangers in de Rode Zee heeft altijd een hoop geld gekost, en jullie financiële en morele steun zijn voor ons van enorme waarde. Zoals ik telkens en telkens weer herhaal, zouden we nooit zoveel hebben kunnen bereiken zonder jullie. Maar nu moeten we ons blikveld wijzigen. We moeten onze middelen anders inzetten en een manier zien te vinden om de JZ in het hart te treffen.' 'Toen we dat ongelukje met die boot regelden,' zei Gibson, 'had ik nooit gedacht dat hij zijn kennis over het bestaan van de JZ zou doorgeven aan zijn dochter en aan die andere...' 'Geen wonder dat ik me zo somber voel,' zei Kretzer. 'Denk eens aan het soort leven dat we leiden, voortdurend dat heimelijke gedoe, nooit openlijk laten blijken dat we van eikaars bestaan op de hoogte zijn, altijd contact opnemen via routes waar een jongleur nog duizelig van zou worden - dat gaat aan je vreten. En nu, terwijl we eigenlijk wat behagen zouden moeten kunnen scheppen in alles wat we tot stand hebben gebracht, vrezen we voor ons leven omdat we één voor één worden uitgemoord...' 'Sst...' 'Neem me niet kwalijk, beste vriend. Ik ben somber en als ik me zo voel, kan ik maar beter mijn mond houden.' 'Gewoon een paar prettige dingen in gedachten houden,' zei Gibson. 'In de vijftig jaar dat je nu op deze wereld bent, heb je het werk gedaan dat de Führer je heeft opgedragen. Wees daar trots op en laat de mismoedigheid maar over aan de lui die dat verdiend hebben.' 'Je hebt gelijk, natuurlijk,' zei Kretzer. 'We kunnen maar beter onze zegeningen tellen.' 'En vergeet niet dat JZ maar klein is. Uiteindelijk zijn ze heel kwetsbaar. Ze hebben gewoon geluk gehad, meer niet.' Gibson tikte Kretzer even op zijn hand. 'En nu moet ik weg. Ik moet om elf uur precies bij de bank zijn. Iedereen daar zit waarschijnlijk te wachten op mijn handtekening. Waar zullen we afspreken?' Kretzer lachte als een boer die kiespijn heeft. 'Ik dacht dat we vandaag wel konden afspreken in het Internationaal Congrescentrum.' 'Ik denk dat ik wel weet waar het is.' 'Tussen de Messedamm en de S-Bahn. Het is te bereiken via de snelweg en er is een heleboel parkeerruimte.' 'Voor zover ik me herinner is het een heel uitgestrekt complex, Victor.' 'Ja, en daarom heb ik één bepaald rendez-vouspunt gekozen. Halféén dan maar?' 'Waar?' 'Bij het Joodse Gemeenschapshuis. Dat is dubbel zo grappig, Harold. Dat gebouw is ontworpen door een paar architecten waar ik een enorme hekel aan heb.' Ze stonden op en Kretzer overhandigde Gibson een stel Mercedes-autosleutels. 'Hij staat op parkeerterrein West. Rij voorzichtig, hè?' Bij de deur naar de grote hal gingen ze uit elkaar. Gibson ging rechtstreeks naar het grote parkeerterrein en zocht zich over het keurige padensysteem een weg naar het westelijke deel. Daar bleef hij staan voor de eerste rij auto's en drukte op een knopje op de contactsleutel. Halverwege de tweede rij begon een grote blauwe Mercedes met zijn lichten te knipperen. Hij wrong zijn logge, zware lijf tussen twee wagens door, liep met grote stappen naar de Mercedes toe en legde zijn koffers in de achterbak. Daarna stapte hij in en nadat hij de motor had gestart, zocht hij even in zijn zak naar het cassettebandje en duwde het in de cassetterecorder. Terwijl hij de ringweg om het vliegveld op reed, barstte Andy Williams uit in 'Home Lovin' Man'. Gibson zette het geluid nog wat harder. Dit was zijn favoriete bandje. Hij ging nooit ergens heen zonder het bij zich te hebben. Die lullige zangertjes van tegenwoordig met hun hese gefluister, die waren niks voor hem. Dat had hij zijn vrouw inmiddels al zo vaak verteld dat ze het waarschijnlijk spuugzat was. Nee, dit waren nog echte ballades door een man met een mannenstem, die zong over mannelijke emoties. Eri er zat melodie in. Om drie voor elf kwam hij de bank binnen lopen. De adjunct-bedrijfsleider herkende hem en gebaarde dat hij een zijkamertje binnen kon gaan. Zonder ook maar iets te zeggen werd hem een stoel aangeboden en een pen gegeven. Hij ondertekende drie volkomen identieke opnameformulieren, sloeg het aangeboden kopje koffie af en stond op om het zwarte leren diplomatenkoffertje in ontvangst te nemen dat de adjunct inmiddels uit het beveiligde deel van het kantoor had gehaald. 'Zoals altijd was het ons een genoegen, Herr Gibson,' zei de adjunct. 'Leuk om u weer eens te zien.' Gibson gaf het manneke een schouderklopje en liep weg. De wagen stond aan de overkant van de straat. Hijgend rende hij tussen het verkeer door de straat over en stapte in. Terwijl hij de veiligheidsgordel omdeed, zag hij dat er op de hoek een jongeman naar hem stond te kijken. Daar leek het in ieder geval op. Gibson bleef een minuutje stilzitten. De toeschouwer was inmiddels snel de hoek om gelopen. Maar hij had staan kijken, daar was Gibson zeker van. Misschien moest hij de volgende keer de geldopname maar eens op een andere manier regelen. Op de tast duwde hij de contactsleutel in het slot. Het viel hem niet op dat er nu iets extra's op het dashboard zat: een kleine punaise met een printplaat ter grootte van een overhemdsknoopje erop. Hij draaide de sleutel om. De stroomstoot uit de accu ging door het apparaatje op het dashboard, dat daardoor een radiosignaal uitzond. Negentig centimeter verderop werd het signaal opgevangen door een ontvanger die zich in een plastic fles onder de rechtervoorstoel bevond. Het ontvangertje bracht daarop een vonk voort die de twee liter vliegtuigbrandstof die zich eveneens in de fles bevonden tot ontbranding bracht. De keten van gebeurtenissen, van het uitzenden van het signaal tot aan de ontbranding van de vloeistof, nam niet meer dan tweehonderdste seconden in beslag. De wagen explodeerde. Over de hele lengte van de straat werden alle ramen en glazen deuren aan splinters geslagen. Brandend puin en hoog oplaaiende vlammen deden twee winkels en een telefooncel in brand vliegen. Vijf minuten lang was de hitte van de brandende wagen zo intens dat er niets of niemand bij in de buurt kon komen. Toen de brandweerlieden eindelijk in staat waren om het brandende wrak zo dicht te naderen dat ze de vlammen met schuimblussers te lijf konden gaan, werd er een verkoold lijk aangetroffen. Het lag languit achterover, schuin over de linkervoorstoel, en ernaast lagen de verschroeide resten van iets wat ooit een leren diplomatenkoffertje was geweest.