11

 

Toen Sabrina in Tanger uit het vliegtuig stapte, kreeg ze het idee dat ze stoom inademde. De zon beukte op haar in vanuit een wolkeloze hemel, maar tien minuten geleden had het nog gegoten van de regen, zodat de grote plassen water op het asfalt snel aan het verdampen waren en de lucht enorm vochtig was. Voor deze reis had ze zich opzettelijk eenvoudig gekleed. Ze had een bruin ruitjesoverhemd aan, een lichtbruine lange broek en een paar gemakkelijke schoenen. Haar haar was samengebonden met een donkergeel lint en ze had geen make-up op. Maar zelfs zo trok ze nog de aandacht van een zakenman met een roodaangelopen gezicht die bij de pascontrole achter haar in de rij kwam staan. Ze voelde zijn vingers zachtjes langs haar heup strijken. 'Ik weet niet of u hier wel eens eerder bent geweest,' zei hij, 'maar die lui hier wenden ieder excuus aan om u te visiteren. Het zijn beesten, neemt u dat maar van mij aan. Let goed op dat u geen verkeerde antwoorden geeft.' De beambten van de pascontrole maakten op Sabrina een uiterst beschaafde indruk. Het enige beestachtige wezen in zicht was de man achter haar. In de vochtige lucht waren de whiskydampen die hij uitademde nog opvallender dan ze anders al geweest zouden zijn. Hij zag er ongeveer zo uit als de enige kinderverkrachter die ze ooit had gezien: dezelfde uitpuilende ogen en scheve tanden. Maar misschien was dat niet eerlijk van haar. Het was smoorheet en ze had hoofdpijn. 'Ik zal erop letten,' zei ze tegen de man. 'Het is niet zo dat ze u willen vernederen,' zei hij met een vette knipoog. 'Maar ze verdienen niet veel, dus alle extraatjes die ze tijdens hun werk kunnen pakken, een Amerikaanse vrouw bijvoorbeeld, zijn heel erg welkom.' 'Ik had u wel begrepen, hoor.' 'Bent u hier voor zaken?' Hoewel er op een bordje naast de deur duidelijk te lezen stond dat ze achter elkaar in de rij moesten blijven, stond hij nu naast haar. 'Ik heb niet de indruk dat u hierheen bent gekomen om plezier te maken.' 'Ik kom voor zaken,' zei Sabrina zonder hem aan te kijken. 'Ik heet Harvey Bristow.' 'O.' 'En wie bent u?' Sabrina zag dat een van de tafeltjes vrij was en dat de beambte die erachter zat, naar haar wenkte. Terwijl Bristow langzaam achter haar aan sjokte, liep ze met grote stappen over de betegelde vloer naar de man toe en overhandigde hem haar paspoort. 'Niet vergeten wat ik je verteld heb,' mompelde hij te dicht bij haar oor. De beambte lachte Sabrina vriendelijk toe. Hij was lang, en in zijn katoenen uniform maakte hij een koele en goed verzorgde indruk. Hij sloeg haar paspoort open, keek haar even aandachtig aan, glimlachte nogmaals en nadat hij een stempel op een van de lege bladzijden had gezet, gaf hij haar het paspoort weer terug. Hij glimlachte nog steeds. Sabrina zei dank u wel en liep snel de aankomsthal in. Terwijl ze snel om zich heen keek waar de lopende band was, gebeurden er vrijwel tegelijkertijd twee dingen: ze hoorde de voetstappen van die vervelende vent, die zijn best deed om haar in te halen en vanuit de richting van de Hertz-balie rechts van haar klonk een bekende Japanse stem. 'Kogatasja o karitai no desoe ga.' Ze draaide zich om en zag Nat Takahasji van de Economische en Sociale Raad van de VN staan. Hij was een korte, magere man van achter in de dertig, met een zeer gedecideerde, bijna bruuske manier van doen. In weerwil van de hitte had hij een donker wollen pak aan, plus zijn eeuwige witte overhemd en donkerblauwe das. Het deed hem zo te zien genoegen dat de beambte achter de balie Japans verstond. 'Isshoekan karitai no desoe ga...' Sabrina's Japans was niet al te best, maar ze geloofde dat hij zojuist had gezegd dat hij een klein autootje wilde huren voor een periode van één week. 'De bagagetransportband is daar,' zei Bristow hijgend. Deze keer legde hij zijn hand op haar schouder. 'Kom mee, dan help ik je even met de koffers.' 'Nat!' riep Sabrina. Takahasji draaide zich om en keek met gefronste wenkbrauwen waar de stem vandaan was gekomen. Toen hij haar zag, begon hij te stralen. 'Hé, Sabrina! Ben je me soms gevolgd of zo?' Ze knipperde verwoed met haar ogen om aan te geven dat ze bepaald ontevreden was met die zweterige verschijning naast haar en die hand op haar schouder. 'Blijf even wachten.' Nat had het door. 'Ik ben zo klaar.' Bristow keek teleurgesteld. 'Is die vent een vriend van je?' 'Reken maar.' Samen bleven ze staan kijken hoe Nat zijn creditcard weer terugkreeg en daarna de autosleutels en zijn exemplaar van de huurovereenkomst in ontvangst nam. Nadat hij alles in zijn zakken had gestopt, draaide hij zich om en liep naar de plek waar Sabrina stond te wachten. Nu glimlachte hij niet meer. Er stond geen enkele uitdrukking op zijn gezicht te lezen en hij hield zijn ogen strak op Bristow gericht. 'Valt deze man je lastig?' 'Hé, wacht 's even.' Bristow grinnikte nerveus. 'Ik stond gewoon wat te praten met deze dame hier...' 'Opgerot jij.' Bristow keek verbijsterd. Hij slikte even en zei:'Er is geen enkele reden om zo'n toon tegen me...' 'Ben je soms doof of zo?' Nats rauwe Newyorkse accent paste helemaal niet bij zijn oriëntaalse uiterlijk en zijn stemmige kostuum. Als ze Bristow had verteld dat dit een Japanse gangster was, dan zou hij dat ongetwijfeld geloofd hebben. 'Deze dame is niet van jouw attenties gediend, oké?' 'Jezus, wat heb ik nou weer gedaan?' 'Smeer hem nou maar en bemoei je in het vervolg met je eigen zaken,' zei Nat. 'Anders ruk ik je luchtpijp uit je keel.' Bristow griste zijn handbagage mee en ging er haastig vandoor. Zijn gezicht was roder dan ooit en zijn mond maakte boze bewegingen. Sabrina keek Nat met grote ogen aan. 'Ik wilde alleen maar een excuus om hem af te schudden.' ' Wel...' Nat haalde zijn schouders op. 'Als je iets doet, waarom zou je het dan niet meteen goed doen?' Hij nam haar bij de arm en liep met haar naar de bagageband. 'Ik weet dat het geen zin heeft om je te vragen wat je hier uitvoert, Sabrina, want je zult me toch alleen maar leugens vertellen, maar je kunt me toch wel zeggen of dit je eerste keer is in Tanger of niet, hè?' 'Ja, ik ben hier nooit eerder geweest, maar ik moet naar Tetoean.' 'Prima. Ik moet naar een stadje dat Martil heet, en dat ligt een paar kilometer verderop. Kom, we halen onze koffers en daarna geef ik je wel een lift naar je hotel.' 'Geweldig.' 'Wees daar maar niet al te zeker van. Ik vind het hartstikke leuk om je te laten zien hoeveel ik weet van dit land en door een hoop gegeeuw laat ik me echt niet ontmoedigen. Tegen de tijd dat we in Tetoean zijn, heb je er misschien hartstikke spijt van dat je niet bij die vent met die rooie oogjes bent gebleven.' Nat Takahasji stuurde het kleine rode Peugeootje door Tanger met een soort achteloze roekeloosheid dat Sabrina maar één keer eerder had gezien, in Saigon, waar iedereen bij het rijden voor honderd procent op de voorzienigheid leek te vertrouwen. Om de zoveel meter drukte hij op de claxon om de menigte voor hen uit elkaar te doen stuiven. 'Beschaafde mensen die zich genoodzaakt zien om een tijd in dit deel van de wereld door te brengen,' vertelde hij Sabrina, 'weten dat de claxon in Arabië dezelfde functie heeft als elders de rem. Als je de techniek eenmaal beheerst, zal je merken dat die een heel eigen, en tamelijk charmante, logica heeft.' Om Sabrina een eerste indruk te geven van wat Tanger te bieden had, reed Nat via een grillig kronkelende route de stad uit, zodat ze door een netwerk van straatjes kwamen, die allemaal vol restaurants, bars en nachtclubs zaten. 'Dit was vroeger een heel internationale stad,' zei hij. 'Opwindend. Gevaarlijk. Er zaten hier smokkelaars, spionnen, allerlei soorten ballingen, het was een heel interessante stad.' 'Zat jij er toen ook al dan?' 'Toen was ik nog niet eens geboren. Maar ik heb de verhalen gehoord en een paar oudgedienden gesproken. Als je nog iets wilt kunnen proeven van de exotische slonzigheid van de jaren dertig moet je eens een kijkje in de oude stad nemen. Dat is een doolhof van straatjes en steegjes, en geheimzinnige deuren die half schuilgaan in de schaduwen. Zo nu en dan ga ik er wel eens heen. Het is fascinerend.' Sabrina probeerde zich voor te stellen hoe de Arabieren in de oude stad zouden reageren op een keurig geklede Japanner die liep rond te neuzen in hun territorium. 'Wat brengt jou hier, Nat?' 'Het gewone.' Hij zweeg even om zich beter te kunnen concentreren en stuurde de wagen voorzichtig de hoek om, zodat ze vanaf de Place de France de lange en uitgestrekte Rue de la Liberté op reden. 'Ik moet een planning opstellen voor het initiëren van VN-activiteiten in Marokko op het gebied van ontwikkeling, handel, economische mobilisatie, een doeltreffend gebruik van de natuurlijke hulpbronnen -en zelfs geboortebeperking. In feite over alles wat maar enigszins in het beleid te passen valt dat we hier op gezag van de Algemene Vergadering proberen uit te voeren.' 'Indrukwekkend.' 'Ik doe dat al zo lang dat het lijkt alsof ik helemaal niets hoef uit te voeren. Ik heb al jaren geen enkele uitdaging gehad. Eigenlijk zou ik eens een tijdje voor de UNACO moeten gaan werken. Dat zou me weer een stuk scherper maken.' Zoals de meeste functionarissen en employés van de VN wist Nat van het bestaan en het doel van de UNACO, maar was het hem niet helemaal duidelijk wie de agenten waren en wie de administratief medewerkers. Hij wist eigenlijk ook niet precies wat een UNACO-agent eigenlijk deed. Zo nu en dan ging er onder niet nader toegelichte omstandigheden eens eentje dood en dan waren de andere werknemers van de VN zich er weer even van bewust dat er mensen in hun midden waren die dingen deden die ontzettend gevaarlijk waren. 'Waarschijnlijk ga jij je overal waar je werkt, snel vervelen,' zei Sabrina om van onderwerp te veranderen. 'Kijk maar eens in je stamboom. Volgens mij zijn jouw voorouders krijgslieden geweest, samoerai. Mensen die altijd vinden dat de problemen van het moderne leven niet voldoende uitdaging voor hen vormen.' 'Ik stam af van een lange reeks boekhouders,' zei Nat. 'In mijn hele stamboom is geen enkele krijger te bekennen. Zelfs tijdens de oorlog niet. Mijn grootvader werkte toen als salarisadministrateur in Kobe.' Nat leunde zover naar voren dat zijn voorhoofd bijna het glas raakte. 'Kijk, Sabrina, daar is het. De soek. Kijk maar eens goed, dit is de grote markt.' Achter de vele lange rijen stalletjes en kraampjes stonden vrouwen -Nat zei dat het boerinnen waren - met grote breedgerande hoeden op die groenten en fruit verkochten. 'Geweldig,' zei Sabrina oprecht. 'Absoluut geweldig.' De mengeling van geroezemoes en rijke geuren en aroma's die nu de wagen binnendrong, had een hypnotiserende uitwerking op haar. Een van de eerste dingen die ze altijd deed als ze in het buitenland kwam, waar dan ook, was het opsnuiven van wat ze als de essentie van het land beschouwde en die liet ze dan net zo lang op zich inwerken tot ze het idee had dat ze erbij hoorde en niet langer alleen maar toeschouwer was. Zo deed ze het al sinds haar kinderjaren en met een hevige scheut in haar maag drong het tot haar door dat de ziel van Marokko hier aan haar geopenbaard werd. Zoiets halfzachts zou ze nooit hardop zeggen, maar ze wist dat het waar was. Toen merkte ze dat Nat aandachtig naar haar verrukte gezicht zat te kijken. 'Dit bevalt me wel,' zei ze. 'Dat hoopte ik al. Persoonlijk vind ik het altijd heel indrukwekkend.' Hij minderde vaart, zodat ze een verweerde, oude koperslager aan het werk kon zien. Hij was bezig met een schaal, en de enige gereedschappen die hij gebruikte om het voorwerp een elegante vorm te geven, waren een steen en een met een doek omwikkelde hamer. Een klein meisje stak haar hoofd door het open raampje aan Nats kant van de wagen en lachte hem vriendelijk toe. Hij glimlachte terug. 'Betoverend,' zei Sabrina. 'Precies.' Nat woelde even door de haren van het kind en reed toen langzaam verder. 'Maar pas op dat je er niet aan verslaafd raakt, hoor. Het gaat je in het bloed zitten.' Hij keek Sabrina eens aan en ze zag dat hij het meende. 'Zal ik je eens iets vertellen? Als ik niet regelmatig een shot Marokko kreeg, zou ik mijn werk niet kunnen doen.' Hij lachte. 'Zo, nou heb ik het gezegd. Mijn geheime passie, als je wilt kun je me ermee chanteren.' Nadat ze over een stoffige, brede straatweg Tanger uit gereden waren, zetten ze koers naar het zevenenvijftig kilometer verderop gelegen Tetoean. Nat gaf een dot gas en draaide zijn raampje omhoog tegen het opwaaiende stof. 'Ik beloof je dat ik me niet met je zaken zal bemoeien,' zei hij, 'maar één ding moet je me wel vertellen. Ben je van plan om in Tetoean zaken te doen met mensen die ruwweg - of heel nauwkeurig - omschreven zouden kunnen worden als, eh, niet geheel en al gezagsgetrouwe burgers?' Sabrina knikte. 'Dat zou heel goed kunnen,' zei ze. 'Wel, mijn tweede belofte is dat ik je zelfredzaamheid niet zal onderschatten. Maar wees voorzichtig. Ook vroeger waren de misdadigers hier bepaald niet kinderachtig als het op zelfbescherming aankwam, en sindsdien is het heel veel erger geworden.' 'Wat bedoel je met "sindsdien"?' 'Het afgelopen jaar of zo.' 'Vertel me daar eens wat meer over, wil je?' 'Het heeft iets te maken met een nieuw soort besmetting,' zei Nat. 'Vroeger was je een extremist als je iemands arm brak om vijf dollar van hem te kunnen stelen. Tegenwoordig is het extremismé om zoveel mensen te vermoorden als je maar kunt, en niet omdat je iets van ze wilt, maar omdat je door hen te vermoorden aandacht kunt krijgen voor je politieke stellingname.' 'Je zei besmetting.' 'Precies. De misdadige impulsen van vroeger zijn geïnfecteerd geraakt met politiek, en de gevolgen daarvan zijn catastrofaal. Al die zogenaamd politieke standpunten trekken mensen aan die toch al een neiging tot gewelddadig gedrag hebben. Goedkope politieke retoriek maakt het hun mogelijk om hun agressie ergens op te botvieren en dat nog nobel te laten lijken ook. Een grote winkelstraat vol mensen opblazen, wordt nu als politiek extremisme beschouwd, terwijl we heel goed weten dat het niet meer is dan het gedrag van een stel nare kleine mannetjes met psychopathische aanvechtingen.' 'Maar wat heeft dat met mij te maken?' zei Sabrina, hoewel ze vermoedde dat ze wel wist wat hij zou gaan zeggen. 'Er kan van alles gebeuren,' zei hij. 'Als je twee jaar geleden in Tetoean op de verkeerde plekken rondhing, kon je een klap voor je kop krijgen. Heden ten dage maken ze je gewoon af. Alle remmingen zijn verdwenen en dat komt door de politiek.' 'Ik zal voorzichtig zijn.' 'Dat is niet voldoende,' zei hij en hij keek Sabrina even dringend aan. 'Wat er ook gebeurt, zorg ervoor dat je niet fysiek in het nadeel komt te verkeren, hoe klein of onbelangrijk dat nadeel ook mag lijken. En kijk regelmatig achter je. Er lopen hier een paar groeperingen rond die als stelregel hebben: bij twijfel, doodmaken. Het leven goedkoop en er zijn hier te veel mensen die dat beseffen.' Toen ze in Tetoean aankwamen, reed Nat rechtstreeks naar de wijk Bab Ceuta. Ze stapten uit en bleven even naar een moslimbegraafplaats staan kijken. Daarachter lag de oude joodse wijk. 'Het is prachtig,' zei Sabrina. 'Ja, inderdaad, en dit is precies de juiste tijd van de dag om ernaar te kijken. Laat de schoonheid ervan tot je doordringen en probeer niet te vergeten dat er daar voor mensen als wij overal gevaar loert. Laat je niet in slaap sussen door de schoonheid ervan." Als Philpott ooit ontslag nam, dacht Sabrina, zou het nog niet zo'n gek idee zijn om Nat Takahasji in zijn plaats te benoemen. Hij kon flink doorzeuren en was soms een beetje een oud wijf, maar dat betekende wél dat hij een waarschuwing er goed wist in te hameren. Sabrina vroeg zich af of hij werkelijk geloofde dat ze heel goed in staat was om voor zichzelf te zorgen. Het leek erop dat maar weinig mannen dat konden geloven. 'Waar logeer je?' vroeg Nat. 'Hotel National heet het. Het heeft één ster. Wel eens van gehoord?' 'Ja, hoor, dat is daar ergens.' Hij wuifde naar links. 'In de Rue Mohammed Ben Larbi Torres. Het is oud, het is rustig en het heeft een rustige binnenplaats.' 'Is het er ook veilig?' 'Ik denk van wel, maar probeer ervan uit te gaan dat het nergens veilig is.' Hij legde zijn hand even op haar arm. 'Kom mee, dan rijd ik je even naar je hotel.'