8
Zo ongeveer rond de tijd dat Sabrina Carver het Witte Huis verliet, was Peter Leder klaar met eten. Hij zat in Bistro Alfons, in de Blissestrasse in Wilmersdorf, een wijk in Berlijn. Het was tien voor halfelf 's avonds en Leder probeerde altijd zo rond een uur of elf in bed te liggen. Hij besloot dat hij genoeg dessert had gehad en legde zijn lepel neer. 'Dat was uitstekend,' zei hij. 'Dit is het enige restaurant dat ik ken waar ze vanille in de zabaglione doen.' In 1969, toen hij vierendertig jaar oud was, was er een zweer in zijn twaalfvingerige darm geknapt. De daaropvolgende bloeding had hem bijna zijn leven gekost en tijdens een spoedoperatie was een groot deel van zijn maag weggenomen. Hij had de bloeding bijna niet overleefd, maar de operatie was een succes en na een lange herstelperiode had hij het ziekenhuis gezond en wel weer kunnen verlaten. Maar zijn maag was sindsdien niet groter dan een tennisbal. De rest van zijn leven was hij gedoemd om heel kleine maaltijden te eten. Als hij te veel tegelijk at, had dat heel onplezierige gevolgen en tegen de tijd dat hij veertig was, had hij geleerd om nooit iets te eten of te drinken als de druk in zijn maag hem vertelde dat hij zijn taks had bereikt. 'Dat wil niet zeggen dat ik niet van mijn eten en drinken kan genieten,' zei hij nu, nadat hij zijn tafelgenoot had uitgelegd waarom hij van die kleine porties nam en waarom het hem zoveel tijd kostte om die op te eten. 'Ik moet gewoon verstandig zijn en vertrouwen op het geduld van de pechvogels die met me uit eten gaan.' Zijn gast, Stefan Fliegel, zei dat hem nauwelijks iets ongewoons was opgevallen. Het was duidelijk dat dat niet waar kon zijn, want zijn gastheer had de hele avond zitten boeren, hikken en slikken, maar Fliegel wist dat Peter Leder wel van hielenlikkerij hield. Die tactiek had tot deze ontmoeting geleid en Fliegel zag geen reden om er nu ineens geen gebruik meer van te maken. 'Het enige wat me dwarszit,' zei Leder, 'is dat mijn kwaal me in een aantal opzichten een stuk ouder heeft gemaakt. De artsen hebben me verteld dat dat komt door een gebrek aan voedingsstoffen. Mijn lichaam schijnt ze gewoon niet te kunnen opnemen in de mate waarin ik er behoefte aan heb. Daarom heb ik er allerlei pillen en poeders bij moeten slikken. Die zijn op zich tamelijk voedzaam maar ik ben er wel voortijdig oud van geworden.' 'U ziet er niet ouder uit dan u bent,' zei Fliegel gladjes. 'En ik weet toevallig dat u eenenzestig bent, één jaar jonger dan ik.' 'En kijk nou eens,' zei Leder terwijl hij met zijn servetje wuifde,'naar het verschil tussen ons.' 'Ik wilde net zeggen dat ik geen enkel verschil zie, Herr Leder.' De waarheid was dat Stefan Fliegel voor Leders zoon aangezien zou kunnen worden. Leder zag er twintig jaar ouder uit dan hij werkelijk was, terwijl Fliegel, die elk jaar een deel van zijn tijd op de stranden van de Italiaanse meren doorbracht, er uitzag als een man van vijftig. Fliegel was ook knap van uiterlijk en redelijk atletisch gebouwd, terwijl Leder een kromme rug en een potbuikje had, en daarnaast ook nog een vlekkerige huid, diepe groeven en rimpels in zijn gezicht en vlekken op zijn tanden van het ijzerhoudende drankje dat hij jarenlang had gedronken. 'Ahem,' zei Leder en hij bette zijn mond met zijn servet om aan te geven dat hij van onderwerp wilde veranderen. 'Ik zie geen reden om dit nog langer uit te stellen... ik heb besloten uw subsidieaanvraag goed te keuren.' 'O...' Fliegel leunde achterover. Zijn mond was halfopen gezakt. 'Zoals ik u al gezegd heb, is het feit dat ik u mee uit eten heb gevraagd geen teken dat ik uw aanvraag zou goedkeuren.' 'Dat begrijp ik, Herr Leder,' zei Fliegel stralend. 'Ik heb regelmatig mensen te eten gevraagd terwijl ik hun aanvragen helaas moest afwijzen. Ik ben eenvoudigweg van mening dat de eettafel een uitstekende plek is om zaken af te ronden, zowel in positieve als in negatieve zin.' 'Ik ben zeer verheugd dat u onze stichting wilt helpen, meneer.' 'Tja, elke behoorlijk geleide organisatie die zich bezighoudt met het verbeteren van het welzijn en de toekomstvooruitzichten van jonge Duitsers uit de achterstandsgroepen verdient de steun van mijn directeuren en mijzelf.' 'Het is te danken aan de vooruitziende blik en de vrijgevigheid van mensen als u dat wij in staat zijn om ons werk voort te zetten.' Fliegel was er trots op dat hij Leders oubollige manier van praten zo goed wist te imiteren. Hij lette er trouwens ook goed op dat hij naar voren leunde als Leder naar voren leunde, en dat hij als de man zijn handen vouwde, dat ook deed. Spiegelen, zo had hij geleerd, was een goede manier om mensen op hun gemak te stellen. 'Wat u de afgelopen jaren bereikt hebt, is heel indrukwekkend,' zei Leder. 'Het viel me op dat u niet alleen een aanzienlijk percentage van uw inkomen doneert, maar ook een groot deel van uw tijd aan de stichting besteedt.' 'Inderdaad.' Fliegel knikte en sloeg vol zorgvuldig ingestudeerde bescheidenheid zijn ogen neer. 'Ons werk vereist tot op vrij grote hoogte een roeping. Als ik niet minstens tien uur voor de stichting werk, krijg ik het gevoel dat ik een verspilde week achter de rug heb.' De ober drentelde al een tijdje om hen heen, en terwijl Fliegel achterover leunde en zijn wijnglas wilde pakken, kwam hij naar de tafel gelopen. Het was niet dezelfde ober van daarnet. Deze was langer van stuk en het viel Fliegel in dat zijn gezicht de serene rust uitstraalde van een engel op een kerkhof. Hij was slank en pezig, een aantrekkelijke combinatie. Dit was het soort jongeman dat zonder enige moeite Fliegels hart kon breken. Fliegel lachte hem toe. 'Heeft het gesmaakt, heren?' Fliegel knikte. De ober keek toe hoe hij een slokje wijn nam en het glas neerzette. 'Had u verder nog iets gewenst?' 'Nou...' Fliegel wilde graag een cognacje, maar hij wist even niet hoe hij het had. Leder vond het duidelijk nogal vervelend dat de ober hem straal negeerde en bovendien stond de gerant vanuit zijn positie in het midden van het restaurant met een bedenkelijke uitdrukking op zijn gezicht naar hen te kijken. Het leek wel of er iets mis was. Bovendien viel het hem op dat de ober niet helemaal de juiste manier van doen had; in feite was de vrijmoedige manier van doen waarmee hij hen tegemoet trad, bepaald 'onoberlijk', en dat gold ook voor de onbeschaamde blik in zijn ogen. 'Verder niets, meneer?' De blauwe ogen waren nu strak op de zijne gericht. 'Dan kan ik nu misschien de eindafrekening presenteren.' Fliegel schrok op. 'Neem me niet kwalijk?' De gerant kwam nu naar hen toe. Voorzichtig baande hij zich een weg tussen de tafeltjes. De ober keek over zijn schouder, zag de man naderbij komen en knikte hem glimlachend toe. 'De gerant,' mompelde hij, en hij knikte opnieuw. De gerant keek hem woedend aan. Hij bleef komen, maar stootte toen per ongeluk een vrouw tegen haar schouder en bleef even staan om zijn verontschuldigingen aan te bieden. 'Ja, de eindafrekening, denk ik.' zei de ober, en hij wierp Fliegel opnieuw een strakke blik toe. 'Ik weet niet waar u het over hebt.' De ober stak zijn hand in zijn jasje en haalde een pistool te voorschijn. Plotseling werd alles om Fliegel heen volkomen onwerkelijk. Dit gebeurde niet. Dit was een herinnering, of iets dat hij zich alleen maar verbeeldde, of... Hij voelde hoe zijn hart hem in de keel klopte, en terwijl de ober het pistool op zijn gezicht richtte, merkte hij dat hij opstond. Fliegel kreeg het gevoel dat hij een grote magneet was, dat hij op de een of andere manier het pistool dwong om op hem gericht te blijven. Hij voelde dat zijn voet bleef haken achter de tafelpoot en greep de tafel vast om niet te vallen. 'De rekening voor Nathan Barash,' zei de ober. Fliegel hoorde het pistool een zacht, metalig geluidje maken. Toen zag hij iets roods opspuiten en hij hoorde een geluid dat hem deed denken aan lege kisten die op de grond vielen. En toen was er niets meer. Net toen het pistool afging, haalde twee tafeltjes verderop een man zijn vingers door zijn haar. Geschrokken door de knal en het gegil van de vrouwen keek hij naar zijn hand, waar net iets op was terechtgekomen, iets warms en nats. Verbijsterd staarde hij naar het Modderige mengsel van bloed en hersenen dat nu aan zijn vingers kleefde. 'Houd hem tegen!' brulde de gerant. Peter Leder staarde naar het lijk van Stefan Fliegel, dat weer was teruggevallen in de stoel. De helft van het voorhoofd en één oog waren verdwenen. De knal van het schot galmde nog na in Leders oren, maar toch hoorde hij het geluid van brekend glas. Hij keek op en zag dat de ober, nog steeds met het pistool in de hand, dwars door de vensterruit van het restaurant was gesprongen en nu dwars over de rijbaan holde, weg van het restaurant en het duister in.