6

 

'Eerlijk zeggen. Heb je je verveeld of heb je het bezoek net zo leuk gevonden als je tegen de gids hebt gezegd?' Karl Sonnemann, die over een week vierenzestig jaar oud zou worden, stond voor Goethes geboortehuis in Frankfurt en wierp het tweeëntwintigjarige meisje een jongensachtige glimlach toe. Zijn handen rustten op de schouders van Charlotte Güstl, een slanke en bevallige studente uit Münster met haar dat de kleur had van verse boter. Charlotte was een van Karls studenten aan de Johann Wolfgang von Goethe Universitat, waar ze literatuur studeerde. En sinds de afgelopen nacht was ze technisch gezien ook zijn maîtresse. 'Ik vond het echt heel erg mooi,' zei Charlotte. 'Ik weet zeker dat ik ervan ga dromen.' 'Ik wist wel dat een bezoek aan zijn geboortehuis bij jou een gevoelige snaar zou raken,' zei Karl. 'Toen ik jou zag in dat kleine kamertje waar hij heeft geslapen, en waar hij zijn dromen heeft gehad, o...' Charlotte sloeg haar handen in elkaar en hield ze onder haar kin. 'Ik kon de krachten die hij hier heeft opgedaan gewoon voelen, of dat verbeeldde ik me tenminste. Dit heeft me een nieuwe kijk op Goethe gegeven, Herr Professor.' 'Karl,' zei hij met een stralende glimlach. 'Noem me maar Karl, hoor, dat heb ik toch al gezegd?' 'Best.' Ze begon een beetje te blozen toen hij haar een arm gaf. 'Het lijkt wel of ik in vierentwintig uur jaren ouder en wijzer ben geworden.' Terwijl ze naar de taxistandplaats liepen, kneep hij haar zachtjes even in haar arm en bedacht hoeveel al die meisjes toch op elkaar leken, de meisjes die hij uitkoos om een paar semesters de zijne te zijn. Het was niet alleen hoe ze er uitzagen, maar ook wat ze zeiden en hoe ze zich aan hem gaven, elk seizoen weer... Heel erg hetzelfde allemaal, maar toch werd hij ze nooit moe, en elk van hen vormde voor hem telkens weer een adembenemende verrassing. Toen hij vijftig was geworden, had een vriend hem met een knipoog gevraagd hoe lang het zou duren voor hij zich zou moeten schikken in zijn leeftijd en zijn hobby vaarwel zou moeten zeggen. Toen had Karl geantwoord dat het nooit zover zou komen en dat hij er tot aan zijn dood mee zou doorgaan. Terwijl hij dat zei had hij vurig gewenst dat het waar zou blijken te zijn, en nu begon hij het idee te krijgen dat die uitspraak inderdaad wel eens bewaarheid zou kunnen worden en dat hij er gewoon nooit mee zou ophouden. De meisjes waren er in de loop der jaren niet minder bereidwillig op geworden. Met zijn charme wist hij ze nog steeds voor zich te winnen en, wat minstens zo belangrijk was, hij kon zien op wie hij de meeste indruk had gemaakt en speelde daar snel en goed op in. 'Ik dacht dat we zouden kunnen gaan lunchen bij Alexanders restaurant,' zei hij.'Dan gaan we daarna weer terug naar de universiteit. Als ik me niet vergis, is het enige wat ik vandaag op mijn programma heb staan een privé-les aan een zekere mejuffrouw Charlotte Güstl.' Ze grinnikte. Het geluid kwam van diep in haar keel en was een variatie op het geluid dat ze die nacht in zijn oor had gemaakt, onder de frisse, gesteven lakens van Hotel Excelsior. Een ogenblik voelde Karl zich overweldigd door de snelheid waarmee het ene geluid het andere opriep, en door de scherpe, duidelijk tastbare herinnering aan haar warmte en nabijheid... 'Daar heb je die jongen weer,' zei Charlotte. 'Welke?' 'Degene die naar je stond te kijken in het Goethe-huis, weet je nog wel? Dat heb ik je verteld.' Karl draaide zich om. Een paar meter verderop stond de jongeman in een etalageruit te turen. Toen ze het Goethe-huis binnen waren gelopen, had Karl hem bij de stoeprand zien staan, waar hij doelloos wat voor zich uit had staan staren, of erg zijn best had staan doen om die indruk te wekken. Eén afschuwelijk ogenblik dacht Karl dat de jongen een privé-detective was, al zag hij er dan nog zo jong en onbedorven uit. Wat als Ursula na zoveel jaren eindelijk argwaan was gaan koesteren en deze gluurder achter hem aan had gestuurd? Karl draaide zich om en moest glimlachen. Zijn verbeelding ging wel met hem op de loop! 'Ik denk dat je verliefd op hem bent. Volgens mij loop jij achter hém aan.' 'O, dat is niet waar!' Charlotte keek oprecht beledigd. 'Hoe kun je zoiets denken!' Ze bleef met een ruk stilstaan en keek over Karls schouder. Hij draaide zich om en zag dat de jongeman nu naast hen stond. Er lag een heel ernstige en doelbewuste uitdrukking op zijn gezicht. Hij wierp een snelle blik op de taxistandplaats achter hen en keek Karl toen recht in de ogen. 'Bent u professor Sonnemann?' 'Waarom wilt u dat weten?' vroeg Karl stug. 'Tja, eigenlijk weet ik vrij zeker dat u het bent,' zei de jongeman. Terwijl hij snel met zijn ogen knipperde, maakte hij een gebaar met zijn ene hand. Zijn andere hand hield hij in zijn zak gestoken. 'Maar sommige vergissingen laten zich achteraf niet meer ongedaan maken.' 'Wat wilt u van ons?' 'U bént dus inderdaad professor Sonnemann? Professor Karl Sonnemann?' 'Ja, ja,' snauwde Karl. 'Nou én?' 'Ik heb een boodschap voor u,' zei de jongeman. Terwijl hij zijn hand uit zijn zak haalde, verscheen er een zwaarmoedige uitdrukking op zijn gezicht. Hij hield een lange, scherpe vleespen vast. 'Dit is voor Yitzhak Brenner.' Hij stak de spies diep in Karls nek. Charlotte begon te gillen, maar Karl voelde niets. Het enige wat hij ervan merkte, was dat hij plotseling zijn spieren niet meer in bedwang had. Charlotte trok haar arm los en rende naar de taxistandplaats. De jongeman ging haar niet achterna. Hij bleef even naar Karls geschrokken gezicht staan staren. Diens ogen waren al glazig en er trok een rilling door zijn lichaam toen het slagaderlijke bloed, en daarmee zijn leven, met een brede straal uit zijn nek spoot. Hij slaakte een diepe zucht, en terwijl het bloed vanuit zijn nek over zijn mooie wollen overjas droop, kwam het schuim hem op de lippen te staan. Charlotte stond nu huilend en smekend bij de taxi's. Karl zakte op zijn knieën en hoestte bloed op. Zijn gezicht zag nu lijkbleek. Er kwamen twee taxichauffeurs op hem af rennen. De jongeman veegde zijn vingers af aan de schouders van Karls overjas en zette het op een lopen. Hij rende de hoek om en verdween in de menigte. Een van de taxichauffeurs zette de achtervolging in. De andere knielde neer bij Karl, die nu doodstil op het trottoir lag. De lange spies stak uit zijn nek.