♥ 4 ♥
Mi casa es su casa
Pauls vlucht had vertraging. Ze kwam in de verleiding om haar Volvo stationcar uit 1982 ergens te parkeren en naar hem op zoek te gaan tussen zijn gate en de bagageband. Maar tegen de tijd dat ze een plekje had gevonden en was teruggelopen naar de aankomsthal, stond hij waarschijnlijk al op de stoep op haar te wachten. Daarom was ze gedwongen om rondjes te blijven rijden, benzine te verspillen en te luisteren naar het tikkende geluid dat de Volvo maakte als ze een hoek omging.
Net toen ze een plekje langs de stoep had gevonden, vlak voor de bagagehal, ging haar mobieltje over.
“Hola! Ik pak net mijn bagage. Over twee minuten sta ik bij de uitgang.”
“Oké. Ik sta vlak voor de bagagehal achter een enorme oranje bus. Je kunt me niet missen.”
De zenuwen leken een strakke band om haar maag te vormen en haar handpalmen voelden zweterig aan. Elke keer dat hij terugkwam van een reis werd ze bevangen door een nerveuze opwinding. Het was twee weken geleden sinds ze elkaar voor het laatst hadden gezien.
Toen ze opkeek, liep er een bewaker van het vliegveld naar de stationcar toe. Ze deed net alsof ze hem en de enorme stok waar hij driftig mee liep te zwaaien niet zag. In plaats daarvan gebruikte ze de achteruitkijkspiegel om lippenstift op te doen.
“U moet rondjes rijden, mevrouw. U mag niet parkeren langs de stoep.” Hij zwaaide naar haar met zijn stok.
Ze deed net alsof ze hem niet hoorde. Hij tikte hard met zijn stok op de ruit. “U moet een rondje rijden,” zei hij. “Het is verboden om langs de stoep te parkeren.”
Met haar meest oprechte glimlach draaide ze haar raampje omlaag. “Mijn vriend komt over een minuut naar buiten. Ik had hem net nog aan de telefoon. Hij is letterlijk onderweg.”
De man schudde het hoofd en zijn hals leek op een dikke plak ham boven zijn dichtgeknoopte overhemd. Ze vermoedde dat hij een kogelvrij vest droeg en ze begreep heel goed waarom hij dat nodig had. “U moet hier weg, mevrouw.”
“Maar hij komt eraan. Over een minuut is hij hier.”
“Het kost mij maar een minuut om u een bekeuring te geven.” Hij stak zijn hand uit naar het bonnenboekje in zijn achterzak.
“Goed, goed. Ik ga al!” Ze keek om zich heen terwijl ze wegreed van de stoep. Het grootste deel van het verkeer was verdwenen en behalve de enorme oranje bus waren er niet veel andere auto’s.
Haar nervositeit werd verdreven door woede. Ziedend maakte ze voor de twintigmiljoenste keer een rondje om terminal 2. Ze reed nog geen vijf seconden toen haar mobieltje ging.
“Waar ben je? Ik dacht dat je naast de oranje bus stond.”
“Sorry, ik moest weg van die stomme stoepbewaker. Ik kom eraan.”
Toen ze weer bij de terminal kwam, zag ze de stomme bewaker anderen bedreigen met zijn stok. Op het moment dat ze langs hem reed, deed ze net alsof ze haar gezicht moest krabben met haar middelvinger.
Ze zag Paul meteen, want hij was een kop groter dan de meeste mensen die op de stoep stonden te wachten. Hoelang Pauls reizen ook duurden, het bruine kleurtje dat hij kreeg door het surfen bij Pacific Beach, leek nooit te verdwijnen. Het verbaasde Cate altijd dat hij er zo gezond en fris uitzag na een lange vlucht. Zijn blonde haar was netjes gekamd en zijn spijkerbroek was kreukvrij. Verdomme, wat was het toch een schatje. Hij glom bijna in vergelijking met de verkreukelde en uitgeputte menigte die op de stoep stond. Hij ontblootte zijn regelmatige, witte tanden voor haar, stak een pezige arm omhoog en rolde zijn koffer de straat op.
Vlak voor hem kwam ze tot stilstand. Zijn lichaam voelde warm aan toen ze hem omhelsde. Hij gaf haar een zoen op haar wang en overhandigde haar een klein bosje zonnebloemen.
“O, wat leuk,” zei ze en ze pakte de bloemen aan. “Ze zijn prachtig.”
“Ik heb ze net op het vliegveld gekocht.”
“Dat was heel lief van je.”
“Heb je honger?” vroeg hij toen Cate de kofferbak opende.
“Ik ben uitgehongerd.”
“Mooi zo. Ik heb trek in sushi. Heb je zin om naar Zao’s te gaan?”
Ze antwoordde instemmend.
Terwijl Cate hem naar het restaurant reed, praatten ze over Pauls reis. Hij vertelde haar hoe vernederend het was geweest toen zijn bagage grondig overhoop was gehaald door de beveiligingsbeambten van het vliegveld.
“Ze staken mijn reiskaarsen omhoog en een van de beambten begon te lachen,” zei hij, nog altijd pissig.
Cate was die hele reiskaarsen vergeten. Zijn zus had ze hem met kerst gegeven. De vierkante kaarsen zaten in een doosje en moesten ervoor zorgen dat mensen die vaak op reis waren zich op hun gemak voelden in vreemde hotelkamers. Hij was zo vaak op reis dat het een aardig gebaar was geweest, maar Cate had niet verwacht dat hij ze echt zou meenemen. Elke keer dat hij het over de kaarsen had, stelde ze zich voor hoe hij het bad in zijn hotelkamer liet vollopen en in warm, zeperig water zat te weken terwijl zijn kaarsen vlakbij stonden te branden. Iets in dat beeld zat haar niet helemaal lekker. Als zij reiskaarsen had gekregen, waren ze op de rieten stoel in haar slaapkamer beland.
“Daarna moest ik mijn schoenen uittrekken en ze een voor een omhoog steken. Ik ben een van de conservatiefste mensen op het vliegveld en dan fouilleren ze mij. Alsof ik een bom of drugs meesmokkelde in mijn schoen.”
“Nou, ik vind niet dat je eruitziet als een terrorist.” Ze kneep even in zijn hand. “Volgens mij pikken ze op goed geluk mensen uit de rij. Elke tiende of twintigste persoon. Het had vast niks met jou te maken.”
Met een warme glimlach keek hij haar aan voor hij van het ene radiostation naar het andere begon te draaien.
Een parkeerplaats in Prospect Street kon ze wel vergeten. In de drukste straat in La Jolla zaten de beste restaurants, kunstgalerieën en kledingboetieks. Ze verspilde geen seconde aan het zoeken naar een plek maar reed rechtstreeks naar de parkeerhulp.
Toen ze naar Zao’s liepen, voelde ze haar haren zachter worden door het vocht van de oceaan. Tegen de tijd dat ze hun eten bestelden, zou haar steile haar zacht golven. Ze namen de roltrap omhoog naar het sushi-restaurant.
“Shit,” mompelde Paul toen hij de rij wachtenden buiten zag. “Ik hoop niet dat we tijden moeten wachten.”
“Het duurt een uur voor er een tafel vrijkomt,” zei de gastvrouw boven de moderne muziek uit die in het restaurant klonk. “Maar als u een plekje kunt vinden, bent u van harte welkom om plaats te nemen in de bar.”
Nadat ze zich met moeite een weg hadden gebaand door de mensenmenigte, vonden ze twee lege krukken bij de bar. “Wat wil je drinken?” vroeg Paul toen ze gingen zitten.
“Water lijkt me het beste omdat ik nog moet rijden.”
Hij haalde zijn schouders op. “Oké.” Voor zichzelf bestelde hij een wodka-martini met Stolichnaya-wodka.
“Heb je nog plannen voor het weekend?” Hij liet zijn ogen over de menukaart glijden. “Zullen we zaterdag naar het strand gaan?”
“Kon dat maar. Ik moet naar Vegas voor het vrijgezellenfeest van Val.” Ze sloot de menukaart, licht geërgerd dat zij een verplichting had als bruidsmeisje tijdens het enige weekend dat Paul thuis was. “Denk je dat je me zaterdagochtend naar het vliegveld kunt brengen?”
Hij knikte. “Hoeveel bruiloften heb je dit jaar nog?”
“Drie. Van mijn nicht Val, van Leslie en van Beth.”
“Dat is behoorlijk vreemd. Al die mensen die gaan trouwen.”
“Hoezo?” Had hij soms iets tegen het huwelijk?
“Nou, het is toch een gigantische stap. Het is eng. Ik zeg niet dat ik nooit wil trouwen. Op een goede dag is het vast geweldig. Ik bedoel alleen dat een huwelijk me op dit moment doodeng lijkt.”
Even overwoog ze om erop in te gaan. Hoelang duurde het nog voor die goede dag er was? Hoorde zij bij die goede dag, wilde ze vragen. Maar als hij het huwelijk doodeng vond, zou hij waarschijnlijk gillend het restaurant uit rennen als ze hem ging ondervragen over de toekomst. Ook al wilde ze over die dingen praten, ze voelde dat ze er beter even mee kon wachten.
“Dat is ook zo,” zei ze. “Ben je in de stad met Halloween?”
“Halloween?” Paul pakte een stukje brood.
Ze wist dat het geen nut had om dat te vragen. Zijn reizen werden bijna altijd een maand van tevoren gepland, zeker niet eerder, maar vaak wel later. “Ja, ik weet dat het gek klinkt. Maar Beth gaat trouwen met Halloween. En we moeten ons er allemaal voor verkleden.”
Hij haalde zijn schouders op. “Dat weet ik niet. In oktober is het meestal niet zo druk. Misschien ben ik er wel.”
Hij viste de olijf uit zijn martini en stak hem in zijn mond. Cate haatte die olijven.
“Hoe dan ook,” zei hij, nadat hij hem op had. “Wat zullen we bestellen?”
“Yellowtail, natuurlijk,” zei ze. “En een holy moly-rol.”
“Hmm. Dat klinkt goed.” Hij kruiste haar bestelling aan op de bestellijst samen met drie rolletjes die hij lekker vond. “En ik heb echt trek in garnalen, dus daar moeten we ook maar een portie van bestellen.” Hij zette een groot kruis bij ‘garnalen’ voor hij hun bestelling aan de barkeeper gaf.
Het was geweldig om sushi te eten met Paul. Hij vond het heerlijk om alles te proberen, dus bestelden ze altijd een keur aan verschillende rolletjes en sashimi.
Hij keek Cate aan alsof ze iets grappigs had gezegd.
“Wat is er?” vroeg ze. “Waarom kijk je zo naar me?”
Hij begon te lachen. “Hoe dan?”
“Nou ja. Je kijkt gewoon een beetje raar naar me.”
“Ik heb je gewoon gemist, Cate.” Hij pakte haar hand beet.
“Je zegt vanavond wel precies de goede dingen.”
“Ik meen het,” zei hij. “Ik heb je heel erg gemist.”
Waarom belde hij haar dan niet vaker? Ze vergat zijn grillige gedrag echter toen het eten werd geserveerd.
Ze nam een stukje van de holy moly-rol en doopte het in knoflooksaus. Ze was dol op sushi. Gretig verorberden ze de maaltijd en er bleef nauwelijks wat over op het bord. Paul bestelde nog een martini en ze praatte over zijn reis tot de barkeeper de rekening bracht.
Paul pakte hem en stak zijn hand uit naar zijn achterzak. “Godverdomme!” schreeuwde hij, waardoor allerlei mensen een blik over hun schouder wierpen.
“Wat is er?”
“Mijn portemonnee zit nog in mijn rugzak en die ligt in de auto. Shit!”
“Dat geeft niet. Ik betaal wel.”
Ze pakte de rekening uit zijn hand, wierp er een blik op en stopte toen haar creditcard in de leren map.
“Het spijt me. Ik zal volgende keer voor jou betalen,” zei hij.
“Maak je niet druk.”
Ze ondertekende het bonnetje voor zestig dollar, waarvan er eenentwintig van Pauls martini’s waren en gaf de barkeeper een fooi van tien dollar.
Er stond een frisse wind toen ze het restaurant uit kwamen. Paul trok haar dicht tegen zich aan, terwijl ze wachtten tot de parkeerhulp de Volvo haalde. Ze legde haar hoofd tegen zijn borst en genoot van de warme deken die zijn armen om haar lichaam vormden.
“Het is fijn om terug te zijn,” fluisterde hij voor hij een kus op haar hoofd drukte.
Ze voelde zijn erectie tegen haar been. Lachend negeerden ze de andere mensen die op hun auto wachtten. Het kon hen niet schelen of er iemand naar ze keek. Ineens wilde ze dolgraag naar huis.
Seks met Paul was op zijn minst extatisch te noemen. Dat kwam gedeeltelijk omdat hij ervoor zorgde dat ze zich compleet op haar gemak voelde in de slaapkamer, door haar met complimentjes te overladen en elke stap heel langzaam uit te voeren. Hij hield van haar lichaam, waardoor zij zich volkomen op haar gemak voelde en haar lichaam trots met hem deelde. Bovendien was hij de enige kerel die ze kende die begreep dat voorspel meer was dan een paar natte zoenen en wat vluchtige, intieme strelingen. Haar vorige vriendjes hadden zich altijd naar de eindstreep gehaast waardoor Cate in paniek raakte alsof ze meedeed aan een wedstrijd. En als ze niet snel een hoogtepunt bereikte, zou het voorbij zijn voor ze het wist. Paul hield het eeuwig vol in de slaapkamer.
Ze ademde de geur in van zijn Armani-aftershave, vermengd met alles wat verder bij Paul hoorde. Zijn geur was met niets te vergelijken. Wanneer hij weg was, miste ze zijn geur het meest. Niet alleen zijn aftershave. Zijn haar en zijn adem. Zelfs zijn slechte adem rook niet slecht.
“Ben moet vanavond werken. We kunnen een film huren…en die naakt op de bank bekijken,” zei hij speels.
“Dat lijkt me leuk.”
De Volvo maakte het ratelende geluid toen de bediende achter een Jaguar tot stilstand kwam. Cate betaalde en gaf de parkeerbediende een fooi voor ze achter het stuur ging zitten.
“Je moet dat geluid echt laten nakijken,” zei Paul toen hij naast haar ging zitten.
“Dat weet ik. Maar het is zomer en dan verdien ik niet veel, daarom moet het nog even wachten.”
Hij zette de radio aan waardoor het tikkende geluid werd overstemd.
Bij Blockbuster bekeken ze de planken die vol stonden met videobanden.
“Ame’liel Die heb ik altijd al willen zien,” riep Cate uit.
Paul pakte het hoesje op om te kijken of de film wel aan zijn criteria voldeed. “Is hij ondertiteld?”
“Ja. Het is een Franse film. Hij schijnt echt heel goed te zijn. Ik heb er alleen maar positieve dingen over gehoord.”
Hij schudde het hoofd. “Van wie dan? Van Beth? Nee, bedankt.” Hij zette de band weer op de plank. Eigenlijk hadden Sarah en Miles gezegd dat hij goed was. Dat waren ook vrienden van hem, maar ze kreeg geen kans om dat te zeggen. “Ik ga geen film lézen,” zei hij. “Die moet je maar samen met Jill huren. Wat denk je hiervan?” Hij stak Domestic Disturbance omhoog.
Cate haalde haar schouders op. “Goed hoor.” Vince Vaughn speelde erin mee, dus het moest een behoorlijke film zijn.
Op weg naar de videotheek had Paul zijn portemonnee uit zijn rugzak gehaald, en hij betaalde de film.
Zijn huis was donker toen ze er aankwamen. Zijn huisgenoot was brandweerman en woonde de helft van de week in de kazerne. Ze zagen hem haast nooit. Dankzij die woonsituatie konden ze ‘s-nachts ongestoord naakt en opgekruld onder de dekens op Pauls zachte, ivoorkleurige bank liggen. Ook hadden ze de vrijheid om midden in de nacht naar de badkamer of de keuken te lopen zonder zich aan te kleden.
Paul liet zijn koffer bij de deur vallen. Terwijl hij door de woonkamer liep, deed hij de lampen aan. Hij bleef even staan om door de post te bladeren die zich had opgestapeld tijdens zijn afwezigheid. “Het meeste is rotzooi,” zei hij, voor hij de halve stapel in de prullenbak gooide.
Cate vond zijn huis mooier dan haar eigen appartement. Ze was dol op het geluid van hun schoenen op de hardhouten vloeren en de koele zeebries die ‘s-ochtends vanaf de baai naar binnen waaide.
Bovendien hadden Ben en hij mooie dingen. Lekkere banken die ze bij de Pottery Barn hadden gekocht, in plaats van spullen uit de garage van hun oma. Op zijn salontafel lagen boeken over kunst en hij had originele, ingelijste foto’s die hij tijdens zijn reizen van kunstenaars had gekocht.
“Nou, je kunt wel zien dat ik de stad uit ben geweest,” zei Paul geïrriteerd. Hij wees op de stapel afwas in de gootsteen.
Ben had de gewoonte om zijn afwas daarin te zetten, of nog erger, alles op de salontafel te laten staan. Automatisch begon Cate de vieze kommen en glazen in de vaatwasser te zetten.
Paul trok haar weg. “Doe dat nou niet. Ga maar lekker zitten. Ik ga een fles wijn opentrekken.”
Hij gaf een speels klapje op haar kont en ze liet hem alleen in de keuken.
Dit soort avondjes vond Cate heerlijk. Ze hield ervan om eenvoudige dingen te doen met Paul en ze was dol op de gezellige dingen die ze deden als hij thuis was. Dan bekeken ze een film, dronken een fles wijn en vielen dicht tegen elkaars warme lichaam in slaap. ‘s-Ochtends lagen ze in bed en keken ze naar een aflevering van Trading Spaces, nog altijd in elkaars armen. Daarna gingen ze brunchen in Brockton Villa, waar ze een extra portie aardappels bestelden en van elkaars hoofdgerecht proefden. Dat soort kleine dingen maakte haar gelukkig en ze wenste altijd dat er geen einde zou komen aan die weekenden. Maar vanavond had ze een raar gevoel, alsof er een onbekende angst aan haar zenuwen knaagde.
Misschien kwam dat door hun gesprek tijdens het eten. Was hij bang voor het huwelijk? Of was hij bang om met haar te trouwen? Ze had het gevoel dat ze naar een film keken en de bioscoop uit waren gegaan voor het einde. Nu wenste ze dat ze toch op het gesprek over trouwen was doorgegaan. Alleen had ze niet het gevoel dat ze op een punt waren waar ze die dingen openlijk met hem kon bespreken.
Ze wist dat ze geduldig moest zijn. Alles in hun relatie was langzaam gegaan. Ze waren al drie jaar met elkaar bevriend voor hij de eerste stap had gezet. Ze had altijd gedacht dat zijn vele reizen de belangrijkste reden was waarom er zo weinig schot zat in hun relatie. Zij waren niet elke vrije seconde bij elkaar, zoals Sarah en Miles, omdat hij de helft van de tijd weg was. En als hij thuis was, moest hij duizenden dingen inhalen. Ze voelde zich vaak met de mond vol tanden staan als mensen naar hem vroegen.
“Wat doet Paul op het ogenblik?” vroeg Leslie of Beth dan. “Hij is toch terug van zijn reis?”
Met een ontevreden gevoel stamelde ze dan een antwoord: “Ja, hij is terug, maarre…ik…eh…ik heb hem sinds gisterochtend niet meer gesproken.” Daarna moest ze dan haar best doen om haar ergernis te onderdrukken tot hij belde. Haar verloofde vriendinnen wisten altijd precies waar hun vriendje uithing.
Ze was zo verdiept in haar gedachten dat ze hem niet eens had horen aankomen.
“Het lijkt net alsof je ergens op wacht,” zei hij.
Ze draaide zich om van het raam. Hij hield twee glazen wijn vast. “Wachten? Hoe bedoel je?” Ze pakte een glas aan.
“Het leek net alsof je op iets, of iemand wachtte, zoals je daar bij het raam stond.”
Even kwam ze in de verleiding om te zeggen dat ze ergens op wachtte, maar ze wist niet precies wat ze moest zeggen. Wil je alsjeblieft ontslag nemen en me vertellen dat je een gezamenlijke toekomst voor ons in het verschiet ziet?
Ze schudde het hoofd. “Nee, hoor. Ik wachtte nergens op.”
Lachend trok hij haar in zijn armen. “Mijn kleine Cate. Het is fijn om je weer te zien.”
“Het is ook fijn om jou weer te zien,” fluisterde ze. Toch wilde ze ontdekken waar ze nou precies op wachtte.