8
Er zal niets veranderen
Er moesten een paar dingen vermaakt worden aan mijn baljurk, die eind van de week werd bezorgd. Craig was druk doende met de halve finale van het honkbalkampioenschap, die vrijdag op een neutraal veld zou worden gespeeld. Hij had me elke dag opgehaald om naar school te gaan maar kon me niet één dag die week thuisbrengen. Ik vond hem verstrooid en weinig spraakzaam, maar de reden ontdekte ik pas vrijdagochtend.
Die ochtend was hij nog stiller dan anders. Eerst dacht ik dat het was omdat hij zich zenuwachtig maakte over de wedstrijd, maar algauw besefte ik dat het een ernstigere oorzaak had. Ik kende hem nu goed genoeg om te weten wanneer hij van streek was. Als hij in een sombere stemming was, zette hij die meestal van zich af zodra hij me zag en werd hij vrijwel onmiddellijk weer aardig en grappig. Hij deed altijd erg zijn best elke depressie of somberheid van mij te verjagen.
‘Het laatste wat ik wil zien,’ zei hij meer dan eens, ‘is dat je weer dat timide, bange muisje wordt van vroeger. Je bent te mooi en hebt te veel te bieden om weg te kruipen op een zolder, Alice. Dat zal ik niet toestaan.’
Maar wat, zoals ik me altijd al had afgevraagd, kon hij nu doen als de schaduwen te donker en machtig werden en me terug wilden? Ik kon aan zijn gezicht zien dat hij er niet omheen kon me slecht nieuws te melden.
‘Ik zit met een klein probleem,’ begon hij, ‘maar voor ik het je vertel, wil ik je verzekeren dat er niets zal veranderen.’
‘Wat is er?’
‘Er zal niets veranderen.’
‘Oké, Craig, wat is het?’
‘Mijn moeder is een snob. Ze is altijd een snob geweest. Nog voordat ze met mijn vader trouwde. Ze had geld en beschouwde zichzelf als een soort royalty. Haar vader was een heel succesvol civiel advocaat en zij en mijn oom Steve, haar jongste broer, werden enorm verwend. Mijn vader zal de eerste zijn om dat toe te geven. Ik bedoel, ik hou van mijn moeder, zoals je kunt verwachten, en ik hou ook van mijn oom, maar ik ben niet blind en stom.’
‘Waar stuur je op aan, Craig?’
‘Ik had haar moeten vertellen dat ik je gevraagd had voor het schoolbal en dat we elkaar geregeld zagen. Ze kwam erachter door een van de roddeltantes bij de kapper en was kwaad omdat ik het haar niet verteld had.’
‘Ze heeft het recht om kwaad te zijn. Waarom had je het haar niet verteld?’
‘Omdat ik precies wist hoe ze zou reageren. Ik wilde wachten met het haar te vertellen tot het te laat was voor haar om er iets over te zeggen of tegen te doen.’
‘Wat bedoel je? Wat zei ze en wat kan ze ertegen doen?’
Hij zweeg terwijl we naar school reden. Ik zat geduldig te wachten. Als iemand wist hoe moeilijk het was om woorden en daden van onze ouders uit te leggen, te beredeneren en te verdoezelen, dan was ik het wel, dacht ik.
‘Ik ben niet helemaal nauwkeurig en eerlijk geweest met wat ik je verteld heb.’
‘Bijvoorbeeld?’
‘De reden waarom ik begon de moord op Pearson in ons huis te onderzoeken. Het stoorde me totaal niet dat we in dat huis gingen wonen en ik dacht niet vaak aan je moeder tot -’
‘Tot wat?’
‘Tot ik aan jou begon te denken. Je hebt me al een tijd geïntrigeerd, Alice. Ik meende het toen ik zei dat ik voortdurend naar je keek en hoopte dat je enige belangstelling voor me zou tonen. Het kwam niet door het huis en wat daar gebeurd is dat ik probeerde alles over je moeder te weten te komen; dat kwam door jou. Ik dacht dat ik er op een dag misschien op een intelligente manier met je over kon praten en je belangstelling wekken.’
‘Is dat niet wat er gebeurd is?’ vroeg ik. Ik had het gevoel dat ik uiteindelijk toch gemanipuleerd was. Hij hoorde de geprikkelde klank in mijn stem.
‘Ja, maar ik was al een tijdlang in je geïnteresseerd,’ antwoordde hij snel. ‘Maar goed, mijn moeder ontdekte het van dat onderzoek en werd kwaad en maakte allerlei rotopmerkingen. Alles wat ik je verder verteld heb is waar: hoe ze het huis heeft gerenoveerd om alle sporen van het gebeuren en die geschiedenis en alles wat eraan herinnerde, uit te wissen.’
‘En dan begin je met mij uit te gaan en vraag je me voor het schoolbal,’ zei ik begrijpend. Hij gaf geen antwoord, dus werd ik nijdig.
‘Ze vindt dat gestoord, hè? Ze denkt dat ik gestoord ben, net als mijn moeder, en ze wil niet dat je iets met me te maken hebt en zeker niet met me uitgaat en me vraagt voor het schoolbal.’
Hij probeerde niet het te ontkennen.
‘Wat zij denkt en wat zij wil vind ik niet belangrijk,’ zei hij. ‘Ik laat mijn leven niet door haar bepalen.’
‘Geweldig,’ zei ik en draaide me mokkend om. ‘Wat word ik geacht te doen?’
‘Niks. Zoals ik je in het begin zei, er zal niets tussen ons veranderen.’
‘En je vader? Wat zegt hij ervan?’
‘Mijn vader zoekt altijd de makkelijkste uitweg. Hij geeft haar haar zin en gaat zijn eigen gang.’
‘Wat wil je nu precies zeggen, Craig?’
‘Nou ja, ik kan je niet meer mee naar huis nemen. Ik wilde dat je begreep waarom niet.’
‘En? Kom op, wat nog meer?’
‘Mijn vader dreigt mijn auto af te nemen en mijn toelage. Maar,’ ging hij snel verder, ‘ik heb zelf geld. Ik heb een hoop geld opzijgelegd en daar kunnen ze niet aan komen. Ik kan gemakkelijk een auto huren voor de avond van het schoolbal, of we kunnen met de anderen meegaan in de limousine.’
Ik voelde me vanbinnen verschrompelen. Ik kreeg bijna geen adem meer. Ik was een paria in dit dorp. Hij had gelijk toen hij zei dat er niets veranderd was. Dat was er ook niet. Ondanks de verandering in mijn uiterlijk en mijn sociale verkeer, bleef ik een uitgestotene.
‘Ik ben niet trots op mijn ouders,’ ging hij verder. ‘Eerlijk gezegd, Alice, brand ik van verlangen om uit huis te gaan, naar de universiteit, en mijn eigen leven te beginnen. Dus waag het niet om te denken dat iets van wat ik nu zeg of doe jouw schuld is.’
‘Het geeft me niet zo’n prettig gevoel, Craig.’
‘We negeren het gewoon,’ zei hij. ‘Vergeet mijn ouders. Het is trouwens niet jouw probleem. Het is mijn probleem en ik zal het oplossen. De enige reden dat ik het je nu vertel is dat ik dacht dat je misschien niet zou begrijpen waarom ik je niet aan mijn ouders voorstelde, of voor het geval -’
‘Voor het geval wat?’
‘- de roddels zich verspreiden en je grootouders het horen. Mijn moeder kan heel gemeen zijn als ze haar zin niet krijgt.’
‘Fijn, hoor. Weer een hond in dit dorp die probeert me te bijten,’ mompelde ik.
‘Luister naar me, Alice.’ Hij ging langzamer rijden en stopte aan de kant van de weg zodat hij zich naar me om kon draaien. ‘Ik vertel je dat als de keus gaat tussen jou en mijn ouders, vooral mijn moeder, ik jou kies.’
‘Dat waardeer ik, Craig. Ik vind het alleen vreselijk om de oorzaak te zijn van iemands verdriet.’
‘Jij bent de oorzaak niet!’ riep hij uit. De frustratie was te zien in zijn gezicht, zijn ogen. ‘Zij is de schuld van haar eigen verdriet. En van dat van mijn vader. En van mij!’
Hij zag eruit alsof er elk moment een ader kon springen in zijn gezicht.
‘Oké, oké.’
‘Als je hierom het schoolbal afzegt, zal ik me nog veel ellendiger voelen, Alice.’
Ik knikte.
‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Maar we maken er toch iets leuks van, beter dan ooit, en als ze zich opvreet van narigheid, moet ze dat zelf weten.’
Ik haalde diep adem. Zou mijn leven altijd zo blijven, vol dramatische ups en downs? Mijn grootmoeder en ik waren zo gelukkig toen we mijn jurk gingen kopen. Iedereen in mijn familie was gelukkig. Als ze dit hoorden, zou het ook voor hen verschrikkelijk zijn. Ze zouden kwaad en verdrietig zijn ter wille van mij. Misschien zouden we het op de een of andere manier voor ze verborgen kunnen houden.
Ik zal net zo zijn als mijn moeder, dacht ik. Ik zal net doen alsof. Ik zal fantaseren. Ik zal verhalen verzinnen. Ik zal alles doen om de duisternis buiten ons bolwerk te houden.
‘Oké,’ zei ik knikkend. ‘We zullen ze negeren. Hoe je het ook wilt doen, ik vind het best.’
Hij glimlachte. ‘Goed zo. Ik wist dat je tegen de situatie opgewassen zou zijn. Daarom was ik niet bang je de waarheid te vertellen.’
‘Dat moet je altijd doen, Craig, me de waarheid vertellen, wat het ook is. Als iemand ertegen kan, ben ik het wel.’
Hij lachte en boog zich naar me toe om me te kussen. ‘Als vandaag niet de halve finale gespeeld werd, zou ik je vragen met me te spijbelen en een eind te gaan rijden, misschien wel naar New York City.’
‘En ons nog dieper in de nesten werken? Laten we alsjeblieft geen olie op het vuur gooien.’
‘Ja, je hebt gelijk. Bovendien mag ik niets doen waarvoor ik geschorst zou kunnen worden en uit het team gezet.’
‘Zo, dus nu weten we eindelijk wat het belangrijkst voor je is,’ zei ik plagend.
Lachend reed hij weer weg. ‘Weet je wat ik heb gedaan nadat zij en ik die ruzie hadden gisteren?’
‘Geen idee.’
‘Ik heb de tekening die je van me hebt gemaakt toen ik aan het batten was, op de muur gehangen. Ze kreeg bijna een hartaanval.’
Dat is precies wat ik nodig heb, dacht ik. Nog een dode in dat huis.
Craig bleef zijn woord getrouw. Toen we parkeerden op het schoolterrein liet hij me beloven dat ik nooit iets over zijn probleem zou zeggen. Hij zwoer dat hij het ook niet zou doen. Op school werd trouwens toch alleen maar gesproken over de honkbalwedstrijd. We speelden tegen een school die bijna twee keer zo groot was als de onze, een school die al vier keer het kampioenschap had gewonnen. Wij moesten het nog voor de eerste keer winnen. Bijna al onze docenten eindigden hun les met de beste wensen voor het team.
Craig kon me niet naar de wedstrijd brengen. Zijn coach stond erop dat hij meereed in de teambus, maar hij gaf zijn auto aan een van zijn beste vrienden, Gerry Martin, met de uitdrukkelijke opdracht me naar de wedstrijd te brengen. Ik was net zo zenuwachtig als de spelers. De meeste leerlingen van onze school woonden de wedstrijd bij. Het was een keiharde strijd tussen twee werpers. Volgens Gerry gooide Bobby Robinson minstens even goed als hij altijd al deed, zo niet beter, maar de tegenstanders beschikten over een net zo getalenteerde werper, en tegen de tijd dat de negende inning begon hadden beide teams twee hits gescoord. Mickey Lesman maakte een fout waardoor een van hun spelers bij het begin van de inning op het eerste honk kwam te staan en die door een bal hoog het verre veld in op het tweede kon komen. Daarna lukte het hun de bal voor de derde keer te raken en scoorden ze een run. Bobby stuurde de volgende twee spelers met drie slag naar de kant, maar wij hadden op dat moment al drie man uit. Een van onze kanshebbers was Craig. Hij was al een keertje uitgegaan omdat hij geen contact met het honk had gehouden, uitgetikt was en met drie slag naar de kant gestuurd. Toen hij deze keer naar de slagplaat kwam, was er bij ons al één man uit. Iedereen van onze school hield zijn adem in. Ik zag sommige meisjes mijn kant uit kijken.
Craig nam alle tijd, taxeerde elke worp zorgvuldig, en wist het te brengen tot twee slag drie wijd. Helaas liet hij zich verleiden tot het uithalen naar een lage bal, en miste. Drie slag. Ik voelde hoe aan onze kant alle hoop vervloog. Het leek wel een fietsband die leegliep. Toen onze laatste speler werd uitgetikt, was de wedstrijd afgelopen en waren we uit de kampioenscompetitie gewipt.
Er heerste een begrafenissfeer toen Gerry en ik naar de auto liepen. Ik had het gevoel dat een paar van de andere leerlingen, vooral de meisjes, naar me keken alsof ik op de een of andere manier verantwoordelijk was voor Craigs mislukte batten. In zeker opzicht was het misschien wel waar, dacht ik, want ik wist dat, ook al deed hij onverschillig over zijn moeilijkheden thuis, het toch aan hem moest knagen.
Hij weigerde erover te praten. Hij gaf zichzelf en zijn gretigheid de schuld. Ik durfde niet te suggereren dat het iets te maken had met ons probleem met zijn ouders, of liever gezegd, zijn probleem. Ik wist wat hij wilde: we moesten doen alsof het probleem niet bestond, en al moest ik er voortdurend aan denken, toch praatten we er niet over. Het enige wat hij tijdens het weekend zei was dat er niet een echte wapenstilstand was, meer een korte periode van rust. Zijn vader had de dreigementen op tafel gelegd, en hij en zijn moeder spraken zo min mogelijk met elkaar. Het was een van die situaties waarin beide partijen wachtten tot de ander zou reageren.
Maar in de week van het schoolbal trok Craigs vader zijn privileges in omdat hij onverzettelijk bleef. Hij nam Craig zijn auto af, zodat hij me niet naar school of naar huis kon brengen. Hij hoefde niet met de bus. Hij had met een van zijn teamgenoten naar school gekund en mij zelfs laten afhalen, maar in plaats daarvan nam hij, uitdagend als hij was, dezelfde bus als ik en ging naast me zitten. Het wakkerde de roddels over ons aan, en omdat ik ’s morgens niet langer afgehaald werd, raakten ook mijn grootouders ervan op de hoogte.
We waren er bijna in geslaagd hen buiten al het tumult te houden, maar toevallig was mijn grootmoeder thuis toen ik de eerste dag met de bus moest, en aan haar gezicht kon ik zien dat ze al een hoop vragen had. Het roddelnetwerk was in actie gekomen en hun oren tuitten toen ik thuiskwam uit school. Zoals gewoonlijk wachtten ze met de discussie tot we aan tafel zaten.
‘Is er een probleem tussen jou en Craig, Alice?’ begon mijn grootvader. Aan de blik van mijn grootmoeder kon ik zien dat zij en mijn grootvader hadden besproken hoe ze mij en Craig moesten aanpakken. Ze hadden een strategie ontworpen. Per slot was mijn grootvader niet voor niets advocaat.
‘Niet tussen ons, nee,’ antwoordde ik.
‘Waarom komt hij je dan niet afhalen om naar school te gaan?’
‘Zijn vader heeft zijn auto afgenomen.’ Ik wilde niet liegen; ik wilde alleen niet alles er meteen uitflappen.
‘Waarom?’
Ik legde mijn vork neer en vouwde mijn handen.
‘Craigs moeder is overstuur omdat hij met mij omgaat. En vooral omdat hij me heeft gevraagd met hem naar het schoolbal te gaan.’
‘Ik wist het,’ zei mijn grootmoeder. Ze sloeg met haar platte hand op tafel en deed borden en bestek rinkelen. ‘Ik wist het. Die vrouw -’
‘Rustig,’ zei mijn grootvader. Hij wees haar terecht en ze knipperde nauwelijks met haar ogen. ‘Heeft Craig je verteld waarom ze zo overstuur is?’ vroeg hij.
‘Vanwege mijn moeder, om wat er gebeurd is in hun huis, omdat ze denkt dat ik slechte genen van haar geërfd heb of zo. Ze heeft het huis van onder tot boven gerenoveerd om de mogelijkheid uit te sluiten dat er iets in dat huis is dat mijn moeder kan hebben aangeraakt of waarover ze kan hebben gelopen of dat ze zelfs maar kan hebben gezien.’
‘Ja, we wisten dat de Harrisons dat hadden gedaan,’ zei mijn grootvader.
‘Ben je daar in huis geweest?’ vroeg mijn grootmoeder.
‘Eén keer maar. De dag waarop Craig en ik elkaar in het dorp ontmoetten en hij me naar huis bracht. Zijn ouders waren er niet,’ voegde ik er snel aan toe. Ik vroeg me af of ik ze moest vertellen over het onderzoek dat Craig had gedaan naar de moord op Pearson. Iets zei me dat ik daarover moest zwijgen.
‘Heb je het hele huis gezien?’ vroeg ze.
‘Nee.’
Ze zweeg. Ik kon zien dat ze er verder liever niets over hoorde.
‘En wat gaat Craig nu doen? Is hij teruggekomen op zijn besluit om met je naar het schoolbal te gaan?’
‘Nee.’
‘Daar zullen de Harrisons niet blij mee zijn,’ zei mijn grootmoeder tegen mijn grootvader. ‘Het is niet bepaald een aangename ervaring, Michael. Misschien moet je eens met Tom Harrison praten.’
‘Om wat te zeggen? Ze hebben het recht om te controleren wat hun zoon doet, Elaine.’
‘We gaan naar het schoolbal,’ zei ik nadrukkelijk. ‘Dat hebben we al besloten. Craig heeft het geld dat hij nodig heeft, en hij kan over een andere auto beschikken, of we kunnen met een paar anderen meegaan in een limousine.’
‘Niet echt leuk,’ mompelde mijn grootmoeder hoofdschuddend. ‘Dat verdomde mens.’
‘Elaine.’
‘Het is niet eerlijk tegenover Alice,’ zei ze, naar me gebarend alsof ze mijn grootvader moest vertellen waar en wie ik was. ‘Als ik hoor dat ze verhalen rond gaat strooien…’
‘Ik betwijfel of ze dat zal doen,’ zei mijn grootvader, maar niet helemaal overtuigd.
‘Het spijt me, lieverd,’ zei mijn grootmoeder. ‘Als je vindt dat je nu beter niet met Craig naar het schoolbal kunt gaan, maak je dan niet ongerust. Die jurk kun je wel een andere keer gebruiken, dat weet ik zeker.’
‘O, nee, we gaan,’ zei ik. Ik had samen met Craig gewerkt aan mijn zelfvertrouwen en wilskracht. Dit was niet het moment om terug te krabbelen. ‘Ik laat me door niemand zeggen dat ik niet goed genoeg ben.’
‘Goed zo,’ zei mijn grootvader glimlachend. ‘Greta Harrison zal vast wel inzien hoe dwaas ze zich gedraagt.’
‘Reken er maar niet op. Als ze haar neus nog hoger in de lucht stak, zou ze zuurstof nodig hebben,’ zei mijn grootmoeder en ze moesten allebei lachen.
Ik glimlachte. Craigs moeder keek inderdaad als iemand die dacht dat ze constant op een rode loper liep. De paar keer dat ik haar gezien had sinds Craig en ik met elkaar omgingen, kon ik haar alleen maar aanstaren en aandachtig opnemen. Per slot waren ouders toch minimaal de bron waaruit we onze eigen karaktertrekken putten. Wat zou Craig van die vrouw hebben? Haar arrogantie, die hij afzwakte tot een krachtig zelfvertrouwen? Dat had iedereen nodig; dat was prima. Hij had een paar van haar goede fysieke eigenschappen, haar haar en haar ogen. Maar ik stelde me voor dat hij zoveel meer van zijn vader had, die sterke, knappe man. Tussen de regels door en afgaande op zijn zinspelingen, meende ik begrepen te hebben dat zijn vader gevoel voor humor had en dat de meeste mensen hem graag mochten. Craig zei dat hij de perfecte politicus was, vooral met betrekking tot zijn moeder.
‘Goed, maar laat het ons weten als er iets naars gebeurt, Alice,’ zei mijn grootmoeder. ‘En als jullie iets nodig hebben. Misschien kun je hem je auto lenen, Michael,’ stelde ze voor.
Hij schudde zijn hoofd.
‘We mogen ons er niet te veel mee bemoeien, Elaine.’
‘Je denkt meer als een jurist en minder als een grootvader,’ protesteerde ze, waarop hij een lichte kleur kreeg. ‘Maar waarschijnlijk heb je gelijk,’ ging ze snel verder. ‘Laat het ons in ieder geval weten, Alice.’
Ik knikte en tijdens de rest van de maaltijd praatten we over andere dingen.
Toen de avond van het schoolbal naderde, werd de opwinding op school bijna tastbaar. Er hing een elektrische sfeer in de lucht, lachbuien, gegiechel, glimlachjes; iedereen die ieder ander verzekerde en beloofde dat het een fenomenale avond zou worden. Ik begon medelijden te krijgen met de meisjes die niet gevraagd waren en met een bleek en triest gezicht rondliepen. Het was bijna alsof ze zagen hoe hun jeugd aan hen voorbijging, hen eenzaam en verloren op een straathoek achterliet, bij een bushalte waar nooit een bus stopte.
Mijn grootouders bleven vragen hoe we de tijd wilden doorbrengen tussen het schoolbal en de picknick de volgende dag. Ik ontdekte eindelijk dat een groep van ons de nacht zou doorbrengen in het huis van Ruth Gibson. Haar ouders moesten naar het vijfentwintigjarige jubileum van de broer van haar vader in Dover, Maryland, zodat ze het huis voor zich alleen had, en ze hadden haar toestemming gegeven een paar vrienden uit te nodigen. Het was een van de grotere huizen in Centerville, het naburige dorp. Dat we zo dichtbij ons eigen dorp waren was een beetje een geruststelling voor mijn grootouders, al vond mijn grootmoeder het niet erg prettig dat er geen volwassene was om ons te chaperonneren.
‘Laten ze zelf hun verantwoordelijkheid maar nemen,’ zei mijn grootvader. ‘Alice is een verstandige meid.’
Ze gaf toe, maar ze had minder vertrouwen in me dan hij, en bovendien, zei ze, zich nadrukkelijk tot mij richtend: ‘Soms ben je het niet zelf, maar je vrienden die de moeilijkheden veroorzaken.’
‘De teerling is geworpen op het moment dat je ze afzet bij de kleuterschool,’ mompelde mijn grootvader.
Omdat ik mezelf zo’n beperkt, introvert, bijna kluizenaarsachtig bestaan had opgelegd, hadden ze het nu moeilijk. Ze hadden alles in het werk gesteld om me een socialer leven te doen leiden, en nu ik dat deed, wisten ze niet hoeveel beperkingen ze me moesten opleggen zonder me weer in een kluizenaarster te veranderen. Ik kon ze niet helpen. Ik bevond me zelf in onbekend vaarwater. Ik zou verdrinken of doorvaren. Grootvader Michael had waarschijnlijk gelijk – je gooit de dobbelstenen en je bidt.
Nu alles op een rijtje was gezet, begon onze avond vorm aan te nemen. Maar Craig vertelde me vrijdagavond dat we definitief niet met de limousine gingen.
‘Om te beginnen voel ik er niks voor om naar ze te luisteren en uit te moeten leggen waarom ik niet met mijn eigen auto ben,’ zei hij, ‘en verder ben ik niet van plan mijn tijd met jou te delen met anderen, zelfs niet voor een paar minuten.’
‘Wat doen we dan?’
‘Maak je niet ongerust. Ik ben bezig met iets heel bijzonders,’ zei hij met een knipoog.
De nacht vóór het schoolbal had ik een afschuwelijke nachtmerrie, waarin ik ontdekte dat Craigs ouders hadden besloten hem gevangen te zetten om hem te beletten met mij erheen te gaan. Hij zat aan een muur geketend, huilend en schreeuwend. Nu was ik net als die andere meisjes, die geen date hadden en hun jeugd voorbij zagen gaan. Ik werd badend in het zweet en met wild bonzend hart wakker. Niets maakte me zo gelukkig als te zien hoe de zon door mijn ramen scheen en de duisternis in flarden scheurde.
Hij belde me die dag twee keer, beide keren om me te verzekeren dat alles goed ging.
‘Mijn moeder besloot vandaag de hele dag te gaan shoppen. Het is haar manier om wraak te nemen op mij en mijn vader, voornamelijk op hem, omdat ze waarschijnlijk een enorme hoop geld zal uitgeven aan allerlei onnodige dingen.’
‘Wat zegt je vader ervan?’
‘Niks. Hij kijkt alleen maar hoofdschuddend naar mij. Ik reageer niet. Ze komen er wel overheen. Ze heeft haar woedeaanval gehad en dat is dat. Zorg ervoor dat je je schoonheidsslaapje doet, zoals de jonge vrouwen in Gejaagd door de wind,’ zei hij lachend.
‘Alsof ik zou kunnen slapen.’
Hij lachte en toen vertelde hij me het geheim van ons vervoer. Hij had een Harold Echerts ‘57 Ford Thunderbird gehuurd, een gerestaureerde oldtimer.
‘Het komt erop neer dat we in de meest opvallende auto op het schoolbal arriveren.’
‘Mocht je die huren?’
De auto stond altijd geparkeerd voor de garage van Echert en trok de aandacht en bewondering van toeristen en dorpelingen. De auto was altijd gewassen en glansde prachtig. Er ging een verhaal dat een filmmaatschappij hem zelfs gebruikt had in een film. Hij was knalrood en had grote witte banden.
‘Mocht? Ik heb er een flinke bom duiten voor neergeteld. Hij heeft een te gek interieur. Ik heb er gisteren een ritje mee gemaakt om te controleren of hij in tiptop conditie is. Wat een vermogen heeft die motor… Wacht maar tot ik je kom afhalen. Mijn vader heeft me een dienst bewezen door mijn auto af te nemen.’
‘Oké,’ zei ik lachend. ‘We zullen hem een kaartje sturen om hem te bedanken.’
Zijn enthousiasme werkte aanstekelijk.
Later op de dag belde hij weer om te informeren of ik gerust had en klaar was voor wat hij de ervaring van ons leven noemde. Bijna twee uur voordat hij zou komen begon ik me al op te tutten. Mijn grootmoeder liep voortdurend mijn kamer in en uit, frutselde aan mijn jurk, mijn schoenen, controleerde mijn make-up en mijn haar en maakte zich drukker over het schoolbal dan ik. Ten slotte zei mijn grootvader dat ze me met rust moest laten.
‘Je maakt haar gek,’ zei hij.
‘Ik wil alleen dat ze -’
‘Dat is ze, dat is ze. Ontspan je nu maar, Elaine,’ zei hij, en eindelijk liet ze zich meetronen om samen met hem te wachten tot ik beneden zou komen.
Ik deed mijn uiterste best om mijn eigen nervositeit onder controle te houden. Voordat ik mijn kamer uitging, belde tante Zipporah om te vragen hoe ik eruitzag en me veel plezier te wensen.
‘Ik was bijna naar je toe gereden om je uit te zwaaien, maar Tyler zei dat ik je zenuwachtig zou maken.’
‘Dat zou je inderdaad,’ zei ik, en ze begon te lachen.
‘Denk eraan dat ik een foto krijg!’
‘Oké.’
‘Veel plezier, schat.’
‘Oké,’ zei ik weer, alsof het allemaal van mij zou afhangen.
Eindelijk ging ik naar beneden. Craig kon nu elk moment komen. Mijn grootouders, die allebei net deden of ze verdiept waren in hun lectuur, sprongen overeind uit hun stoel. Mijn grootmoeder kon het niet helpen. Ze moest opstaan om twee haarlokjes vast te zetten die uit mijn haarstukje waren ontsnapt.
‘Je ziet er fantastisch uit, Alice,’ zei mijn grootvader. ‘Het was alsof er een echte prinses de trap afkwam.’
Ik glimlachte naar hem. Als ik iemand kon vinden die maar half zoveel van me hield als hij, dan zou ik een gelukkig mens zijn, dacht ik. We hoorden de deurbel overgaan. Mijn grootmoeder keek even naar mijn grootvader en hij haastte zich om hun camera te halen. Toen liet ze Craig binnen.
Hij zag er erg knap uit in zijn smoking. Hij straalde van opwinding en toen hij me zag keek hij alsof hij geen adem meer kon halen.
‘Wauw! Ik heb de koningin van het bal, dat staat vast. Ik weet wat schoonheid en intelligentie is, of niet soms?’
‘Ach, hou je mond. En geef jezelf niet zoveel complimentjes.’
Hij lachte en overhandigde me mijn corsage. Toen hij me die opspeldde, begon mijn grootvader foto’s te maken. We poseerden voor een paar opnamen en toen volgden mijn grootouders me om de auto te bekijken.
‘Wat een beauty,’ zei mijn grootvader. ‘Ik ben al jaren jaloers op de Echerts vanwege die auto.’
‘Hij rijdt als een droom,’ zei Craig. Mijn grootvader keek door het raam naar de stoelen en het dashboard en floot zachtjes.
‘Wekt oude herinneringen,’ zei hij. ‘Avonden in de drive-in, rondrijden…’
‘Hou die herinneringen maar liever voor je,’ zei mijn grootmoeder.
Hij moest lachen en ze omhelsden me en Craig holde om de auto heen om het portier voor me open te houden.
‘Veel plezier jullie,’ zei mijn grootvader.
‘Bel ons morgenochtend,’ zei mijn grootmoeder. ‘Alsjeblieft. En wees voorzichtig.’
‘Dat zullen we zijn,’ zei Craig.
Hij startte de motor, knikte naar hen en toen reden we weg. Ik voelde me alsof ik de hele tijd mijn adem had ingehouden, wachtend tot ik wakker zou worden en ontdekken dat het allemaal een droom was geweest. Craig gaf een zacht kneepje in mijn hand.
‘We hebben het voor elkaar,’ zei hij. ‘En je bent zo mooi, Alice. Je bent als een ontdekking, een gevonden schat, iemand die te lang weggestopt is geweest. Als we echt tot de society behoorden,’ ging hij lachend verder, ‘zou dit je debutantenbal zijn en jij een echte debutante.’
Ik glimlachte en dacht: Het is waar. Het is alsof we opbloeien. Ik breek los uit de zolder. De schaduwen waren gevlucht. Ons geluk straalde te fel voor ze.
We zweefden weg als twee meteoren op weg naar een ander universum waar geen duisternis en verdriet bestonden. Geen van beiden zeiden we iets. Het was of we slechts aan elkaar hoefden te denken en naar elkaar te kijken om te weten wat er in ons hart school.
‘Ik ben altijd bang om zo gelukkig te zijn,’ zei ik luid fluisterend.
Hij draaide zich om en glimlachte naar me. ‘Waarom?’
‘Ik weet het niet. Het is alsof…’
‘Alsof je alles wat slecht is loslaat?’
‘Ja.’
‘En dat maakt dat je je schuldig voelt?’
‘Ja.’
‘Dan moeten we ons allebei schuldig voelen,’ zei hij. ‘Net als Adam en Eva. We zullen allebei de regels overtreden.’
Hij lachte.
Maar was dat zo grappig? Moesten we erom lachen en gelukkig zijn?
Per slot hadden zij het paradijs verloren.