3

Geef jezelf een kans

 

Natuurlijk verwachtte ik dat mijn vader zijn hoofd zou schudden, een paar excuses mompelen en de zolder zou ontvluchten, maar in plaats daarvan liep hij naar de kleine bank die mijn grootvader hier had geplaatst en ging zitten. Ik bleef bij het raam staan.

‘Als ik je zo bij dat raam zie staan, in het licht van de middag, dan doe je me heel erg aan haar denken. Er is een opvallende gelijkenis. Vroeger vond ik dat ik daarmee bofte. Niemand die jou zag zou denken dat je Jesse Steins dochter was. Ik kon blijven doen alsof ik niet verantwoordelijk was. Ik was toen nog heel onvolwassen.’

‘Ik ben ongeveer net zo oud als zij toen ze hier op zolder leefde, hè?’

‘Ja, maar natuurlijk kende ik haar al langer. De waarheid, en zelfs je tante Zipporah kent de volle omvang daarvan niet, is dat ik je moeder een paar keer heimelijk ontmoet had voor ze hier kwam. Ik wist hoe close je tante en je moeder waren, en ik was bang dat het je tante van streek zou brengen.’

‘Dus toen dacht je niet dat ze gek was, anders zou je niet met haar hebben afgesproken, hè?’

‘Nee, dat dacht ik niet,’ antwoordde hij glimlachend. ‘Maar ze was nogal ongewoon, onvoorspelbaar. Je wist nooit wat ze zou zeggen of doen. Ze kon van de ene seconde op de andere van stemming veranderen en vond het heerlijk om dingen te doen en te zeggen die shockeerden. Ik had nog nooit een meisje gekend zoals zij en heb ook nooit meer zo iemand ontmoet. Ze was als een wilde merrie die onmogelijk te temmen was. Ze kon er niet tegen om te worden opgesloten, niet fysiek of mentaal of emotioneel. Daarom weet ik zeker dat ze het hier verschrikkelijk vond.’

Hij lachte.

‘Waarom is dat zo grappig?’

‘Dat is het niet, maar ze vertelde me eens dat ze nooit verliefd zou worden, want verliefdheid maakte een slavin van je, beroofde je van je onafhankelijkheid. Ze zei dat ze liever hopen keren verliefd werd, zelfs op dezelfde man, wat ik denk dat bij mij het geval was.’

‘Waarom wilde je haar helpen? Waarom verborg je haar hier stiekem toen je hoorde wat ze had gedaan?’

Hij wendde zijn blik af en bleef zo lang zwijgen dat ik dacht dat het hiermee gedaan was. Hij had me alles verteld wat hij ooit zou willen of kunnen. Ik staarde uit het raam en toen weer naar hem.

‘Ik was egoïstisch,’ zei hij ten slotte.

‘Egoïstisch? Hoe?’

‘Ik had een manier gevonden om haar onder controle te houden. Macht over haar te hebben. Ze had me nodig, was van me afhankelijk. De korte tijd die we hier hadden voordat alles misliep, was ironisch genoeg de gelukkigste tijd die ik met haar beleefd heb. We deden net of we getrouwd waren en in ons eigen huis woonden. Feitelijk voelde ze zich het meest op haar gemak als ze iets fantaseerde.

‘Het was heel verkeerd en later heel pijnlijk. Ik had de mensen verraden die het meest van me hielden, me vertrouwden en in me geloofden. Om die reden alleen al wilde niemand liever dan ik dat Karen de waarheid vertelde over wat er bij haar thuis was voorgevallen. Het zou geen volledig excuus zijn voor wat ik had gedaan, maar het zou helpen het te verklaren en het in zekere zin te rationaliseren. Niemand was meer teleurgesteld dan ik toen je tante en ik die avond ontdekten dat het verhaal van je moeder een totaal verzinsel was.’

‘Totaal?’

‘Het was gewoon te fantastisch, te bizar. Ze had haar stiefvader afgeschilderd als een soort Norman Bates uit Psycho. Ze vertelde Zipporah en mij over een paar dingen bij haar thuis die, zoals we ontdekten, niet klopten. Alle verhalen over een gescheiden appartement voor Harry Pearsons moeder bleken bijvoorbeeld gelogen, en daarom was alles waarvan ze beweerd had dat daar gebeurd was, nietwaar.’

‘Maar waarom zou ze haar stiefvader dan zoiets verschrikkelijks aandoen?’

‘Zoals ik al zei, ze was een heel gecompliceerd persoontje. Ik denk dat er gewoon iets in haar knapte. Die vraag zal beantwoord moeten worden door mensen die ervoor opgeleid zijn, door ervaren psychologen, of misschien hebben ze dat al gedaan.’

‘Weet je dat niet?’

Hij schudde zijn hoofd en iets van schaamte was te zien op zijn gezicht.

‘Nee, ik heb me niet op de hoogte laten houden van haar toestand.’

‘Heb je haar ooit verteld dat je wist dat wat ze jou en tante Zipporah had verteld niet de waarheid was?’

‘Ja, natuurlijk. Hier op zolder,’ zei hij, om zich heen kijkend. ‘Ze stond bij dat raam toen we het haar vertelden.’

‘Wat zei ze?’

‘Ze zei dat haar moeder loog, dat de politie loog, dat iedereen loog behalve zij.’

‘Wat deed ze toen?’

‘Ze liep gewoon de deur uit en ging naar huis, of probeerde dat. Je tante en ik belden je grootvader, en hij belde de politie. Ze pakten haar op toen ze over straat liep alsof er niets aan de hand was, er niets gebeurd was. Ik denk dat ze in een soort shocktoestand verkeerde. Ze werd naar een psychiatrische inrichting gebracht, en hun diagnose was dat ze aan waandenkbeelden leed, en, nou ja, de rest weet je.’

‘Nee, dat weet ik niet. Praten over mijn moeder is praktisch verboden in dit huis. Oma raakt zo overstuur als haar naam genoemd wordt, dat ze bijna flauwvalt. Ben je haar nooit gaan opzoeken? Niet één keer?’

Hij staarde me aan en ik zag dat hij naar de deur van de zolder keek.

‘Dat héb je gedaan, hè?’ zei ik agressief.

‘Niemand weet het,’ zei hij bijna fluisterend. ‘Zelfs je grootvader niet.’ Hij dacht even na en zei toen: ‘Misschien heeft het geen zin meer om het nog geheim te houden.’

‘Vertel me erover. Alsjeblieft,’ smeekte ik en schoof dichter naar hem toe. ‘Hoe was ze toen je haar bezocht?’

‘Ze was weer de oude Karen,’ begon hij. ‘Ze deed wat ze zo goed kan om opgewassen te zijn tegen de realiteit die ze meer dan wat ook haatte.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Ze had een heel nieuw scenario ontworpen om te verklaren waar ze was en waarom ze daar was. Ze gedroeg zich totaal niet als een patiënte in een kliniek. Het was of alles, en iedereen die daar werkte, er uitsluitend was om haar op haar wenken te bedienen.

‘Om te beginnen zag ze er heel mooi uit – stralend zelfs. Ik had verwacht een verslagen, timide jonge vrouw aan te treffen, verdiept in haar eigen waanzin, ontoegankelijk, zo gesloten als een oester. Ik was bang dat ze me niet alleen zou negeren, maar zich misschien tegen me zou keren, woedend zou worden.’

‘En?’

‘Ze was precies het tegenovergestelde, opgewekt, vrolijk, weer zoals ze was toen Zipporah haar leerde kennen. Ze kwam haar kamer uitgestormd, de gang op, om me te begroeten. Haar haar was langer en ze had iets slims gedaan met haar pony. Ze stak haar hand uit en – ik zal het nooit vergeten – zei: “Jesse, wat lief van je om die hele reis te maken om mij te bezoeken. Hoe gaat het met je ouders en je zus? Je moet me alles vertellen wat je gedaan hebt. Je mag niks achterwege laten.”

‘Ik keek even naar de verpleegster die met me mee was gelopen door de gang en zag dat ze glimlachte. Later kwam ik erachter dat iedereen dol was op je moeder. In tegenstelling tot wat ik had verwacht, was ze niet alleen niet depressief, maar vrolijkte ze de andere patiënten op en maakte het zelfs het verplegend personeel gemakkelijk. Het was opmerkelijk. Ik had het gevoel dat een mantel van schuldgevoelens van me was afgenomen. Ik moest onwillekeurig zelf ook lachen.’

‘Wanneer was dat? Ik bedoel, was ik al geboren?’

‘Ja. Het was bijna een jaar later.’

Ik aarzelde om het te vragen, maar flapte er toen uit: ‘Herinnerde ze zich dat ze van mij was bevallen?’

‘Ze heeft er met geen woord over gerept en ik was bang iets te zeggen voordat zij het deed.’

‘Dus ze heeft helemaal niet naar mij gevraagd?’

‘Nee. Het spijt me, Alice. Ik weet zeker dat het te maken had met haar geestestoestand.’

Ik knikte. Mijn grootmoeder had me de waarheid verteld, maar ik voelde me daardoor niet opgewekter. Integendeel, ik voelde me nog eenzamer, nog verlorener.

Ik ging op de bank zitten.

‘Het lijkt zo ongelooflijk,’ mompelde ik teleurgesteld.

‘De psychiaters schrijven het toe aan het defensiemechanisme van de hersenen. Het was te moeilijk voor haar om het onder ogen te zien, het te erkennen, wat dan ook. Ik heb het eens selectieve amnesie horen noemen. Dat hebben we allemaal in zekere zin.’

‘Wat herinnerde ze zich dan wél?’

‘Schijnbaar al het andere, maar niets specifieks in verband met Harry Pearson. Ze vermeed nare dingen, babbelde over het dorp, de mensen, lachte over dingen die ze had gedaan met Zipporah. Na een tijdje besefte ik dat ze gedeeltelijk zo onophoudelijk praatte om mij te beletten te praten, vragen te stellen waarschijnlijk.’

‘Hoe verklaarde ze dat ze daar was?’

‘Dat was waarop ik zinspeelde. Ze vertelde me dat ze werd bestudeerd door een paar van ’s werelds beroemdste psychotherapeuten. Ze had ermee ingestemd omdat ze iets waardevols wilde doen in haar leven. Ze vertelde me dat ze als gevolg daarvan werd behandeld als een soort prinses, en dat alles wat ik zag, al die mensen, tot haar beschikking stonden. Ze kon alles bestellen wat ze wilde eten. Ze had haar eigen televisietoestel, kleren, tijdschriften, boeken, alles. “Ik hoef maar iets te vragen en het gebeurt,” vertelde ze me. Ze verzekerde me dat ik op een dag over haar zou lezen in tijdschriften en boeken.

‘Ze gedroeg zich alsof de kliniek een paleis was. Haar paleis. Ze leidde me rond en stelde me aan iedereen voor, zei dat ik haar eerste liefde van high school was. De manier waarop sommige leden van het personeel reageerden deed me denken dat ze dachten dat ze de waarheid vertelde. Ze was in die inrichting omdat ze zich vrijwillig daarvoor had opgegeven. Het leek inderdaad of ze kon doen en laten wat ze wilde.

‘Tegen het eind van mijn bezoek vroeg ze me of ik niet vond dat ze geluk had gehad dat ze uit ons slaperige dorp ontsnapt was en iets interessants deed met haar leven. Natuurlijk zei ik ja en ze zei dat ik niet bang hoefde te zijn, dat ik ook wel een manier zou vinden om daar weg te komen en iets waardevols te doen.

‘Ik vroeg haar of ze iets nodig had – wat ze maar wilde. Ze glimlachte en vroeg op haar beurt: “Maar, Jesse, wat zou ik in vredesnaam willen dat ik nog niet heb?”

‘Ik gaf haar een zoen op haar wang en liep naar buiten. Voor ik bij de deur was hoorde ik haar praten en lachen met een paar verpleegsters, alsof mijn bezoek niet meer dan een korte onderbreking was geweest, alsof wat ze gezegd had waar was. Ik was de jongen op wie ze als jong meisje verliefd was geweest, een souvenir dat in een oud album was geplakt en in essentie vergeten.

‘Maar dat bezoek heeft me veel goed gedaan. Zoals ik zei, ik voelde me ontheven van mijn schuld. Misschien wist ze wat ze deed. Misschien was dat haar geschenk aan mij. Ik ben nooit teruggegaan, heb haar nooit geschreven of gebeld. Daarom weet ik niets over haar huidige toestand. Het spijt me,’ ging hij verder, toen ik bleef zwijgen. ‘Sorry dat ik je niets kan vertellen om je te helpen meer begrip te krijgen.’

‘Jesse!’ hoorden we Rachel roepen.

Hij keek naar mij.

Ik moest het snel kwijt, ik moest kwijt wat knaagde aan mijn hart, mijn ziel.

‘Als de enige verklaring voor wat ze deed waanzin is,’ zei ik, ‘dan ben ik bang dat wat die waanzin ook mag zijn, op een dag ook van mij bezit zal nemen.’

Ik geloofde niet dat hij er ooit aan gedacht had dat ik die angst zou kunnen hebben. Even keek hij geschokt.

‘Jesse!’ riep Rachel weer.

‘Ik kom!’

Hij stond op. ‘Het wonder van de genetica is dat we allemaal verschillend zijn, Alice,’ zei hij zacht. ‘Je lijkt op haar, maar je bent haar niet, en bovendien groei je op onder andere omstandigheden, andere condities. Ook dat speelt een rol.’

Hij keek naar de deur.

‘We zullen er nog wat meer over praten als we kunnen, maar wat je voelt en denkt is wat oma en opa bang maakt, Alice. Je moet dit doorbreken. Stort je in het leven, zodat je al je mogelijkheden kunt ontwikkelen.’

‘Ik weet het. Word lid van een club, maak vrienden.’

‘Er is niks mis met gelukkig zijn,’ zei hij en liep naar de deur.

‘Tenzij het allemaal maar schijn is,’ merkte ik op. Hij bleef staan bij de deur.

‘Dat zal het voor jou niet zijn,’ zei hij. ‘Geef jezelf een kans.’ Hij knikte naar het schilderij. ‘Dat is een opmerkelijk doek voor iemand die zo jong en onervaren is als jij. Opa heeft gelijk: je gaat iets doen met je kunst.’

Hij liet de deur open en liep de trap af. Ik keek weer naar het raam. Denkend aan de foto’s zag ik in mijn verbeelding mijn moeder daar staan, luisterend naar mijn vader en mijn tante, die haar onthulden dat ze tot de conclusie waren gekomen dat ze het hele verhaal had verzonnen en daarom iets heel slechts en verschrikkelijks had gedaan. De twee mensen die ze vertrouwde en van wie ze afhankelijk was verstootten haar en zetten haar op zee in een klein bootje overboord. Ze zou weldra aan de genade van wind of storm zijn overgeleverd, en er zou niemand zijn om haar te redden, zelfs haar eigen moeder niet. Geen wonder dat ze versuft was weggelopen.

Ik had mijn moeder nooit ontmoet, maar ik kon om haar huilen, want in mijn hoofd en hart huilde ik om mijzelf.

Ik stond op en verliet de zolder, deed de deur zachtjes achter me dicht. Ik kon de tweeling beneden horen. Ze waren wakker geworden en holden door het huis, speelden verstoppertje met mijn grootvader. Ik realiseerde me al snel dat mijn vader en Rachel in hun kamer waren en de deur hadden gesloten. Moest hij nu al de prijs betalen voor het kwartier dat hij mijn vader was geweest?

Toen hij de kamer uitkwam, zag ik dat hij rode oren had. Wat er onder vier ogen ook was gezegd, het had hem geraakt. Het was gemakkelijk je Rachel voor te stellen als een bij of een horzel. Er lag een scherpte in al haar bewegingen en gebaren, een bijtende precisie in haar woorden. Ik ging mijn grootmoeder helpen met het avondeten en vermeed Rachel zo lang mogelijk.

Het was niet de gezelligste maaltijd die we met z’n allen hadden. Niets wat de tweeling aan tafel deed deugde in Rachels ogen, en het duurde niet lang of we voelden ons allemaal nerveus en geprikkeld. Er lag een verontschuldigende blik in de ogen van mijn vader. Ik zag dat ook mijn grootvader zich ongelukkig begon te voelen. Ik was blij toen we klaar waren met het dessert en ik mijn grootmoeder kon helpen in de keuken en een tijdje kon ontsnappen. Terwijl ik haar hielp drong het tot me door hoe goed gepland de samenzwering was. Ze deed me verbaasd staan met haar nieuwe aanbod.

‘Heb je zin om morgen te gaan shoppen met mij en Rachel en Zipporah? Zipporah komt tegen het eind van de ochtend. We willen samen lunchen en dan naar een paar warenhuizen.’

‘Wat wil je kopen?’

‘Je hebt nieuwe kleren nodig, Alice.’

‘Wil Rachel ook mee?’

‘Ja. Je weet hoeveel gevoel voor mode Rachel heeft. Ze is beter op de hoogte dan Zipporah en ik. Je grootvader en Jesse gaan met de tweeling naar het pretpark. Oké?’

Ik haalde mijn schouders op.

‘Mij best.’

‘Je zult je beter voelen als je nieuwe kleren hebt, Alice. Dat is bij mij altijd het geval. Soms geven nieuwe kleren je meer zelfvertrouwen.’

‘Nieuwe kleren zorgen niet voor nieuwe vrienden, oma,’ zei ik.

Ze sloeg zo hard op de keukentafel, dat ik zeker wist dat haar hand pijn deed.

‘Moet je altijd zo negatief zijn, Alice? Moet je elke hand bijten die probeert je te voeden?’

Ik gaf geen antwoord, maar ik voelde de tranen branden onder mijn oogleden.

‘We zullen allemaal plezier hebben,’ zei ze vastberaden. ‘Of we willen of niet.’

Ik moest bijna lachen.

‘Oké, oma. Het spijt me.’

‘Goed. Ik maak het hier wel af. Ga jij maar met de tweeling spelen.’

Ze lagen tegen en op opa Michael in zijn studeerkamer en keken televisie alsof hij een groot menselijk kussen was. Maar zodra ze me zagen sprongen ze overeind om met het mechanische bowlingspel te gaan spelen dat in zijn studeerkamer stond.

‘Goddank! Versterking,’ riep mijn grootvader uit.

Ik vond het niet erg met de tweeling te spelen. Ondanks Rachels voortdurende geklaag over hun gedrag, vond ik ze heel intelligent en opmerkzaam. Natuurlijk vroeg ik me af wat – zo al íéts – we gemeen zouden hebben omdat we dezelfde vader hadden. Hun extraverte, uitbundige persoonlijkheid was zo heel anders dan die van mij. Op een dag, dacht ik, zouden ze te horen krijgen dat ik niet hun tante was maar hun halfzus. Hoe zouden ze reageren, wat zouden ze voelen? Zouden ze me dan een griezel vinden? Zouden ze dan niet veel met me te maken willen hebben? De banden die me met de familie verbonden, waren zo broos dat er niet veel voor nodig zou zijn om ze te breken.

Die avond ging ik slapen, denkend aan alles wat mijn vader me eindelijk verteld had. Ik vroeg me af of dit betekende dat er andere deuren voor me open zouden gaan en ook tante Zipporah wat openhartiger zou worden. Van allemaal was zij het minst onwillig geweest om over mijn moeder te praten, maar toch had ik het gevoel dat ze dingen verzweeg. Misschien, heel misschien, hadden ze over me gediscussieerd en besloten dat ik nu oud genoeg was om te weten wat zij wisten. Weer had ik het gevoel dat dit geen gewone familiebijeenkomst was. Dit leek het begin van een nieuw tijdperk, en ik popelde van verlangen om te weten wat dat me precies zou brengen en hoe het me zou veranderen.

Gelukkig kwam tante Zipporah nog voordat de dag begonnen was, dus hoefde ik niet te vechten tegen de ernstige gedachten van de vorige nacht. Toen ik beneden kwam om te ontbijten, zat ze in de keuken met mijn grootmoeder en vertelde het ene verhaal na het andere over alles wat er in het café was gebeurd. Onwillekeurig was ik jaloers op hun relatie. Zelfs met mijn geringe ervaring wat betreft andere moeders en dochters, kon ik zien en begrijpen dat tante Zipporah en mijn grootmoeder een speciale band hadden. Ze leken zelfs meer op zussen als ze lachten en praatten en hun ervaringen uitwisselden alsof ze leeftijdgenoten waren. Soms vond ik het leuk om erbij te zitten en naar hun gebabbel te luisteren, en dacht er dan aan hoe het voor mij geweest zou zijn als ik was opgevoed door mijn moeder. Zou mijn relatie met haar net zo intiem zijn geweest?

‘Alice!’ riep tante Zipporah zodra ze me zag. Ze holde naar me toe om te omhelzen en te zoenen. Niemand begroette me zo hartelijk en blij. En het was absoluut niet geveinsd. Ik vroeg me vaak af of het kwam omdat ze zoveel van mijn moeder in mij zag en ze zo oprecht van haar had gehouden.

Ze pakte mijn hand en liet me naast haar zitten aan de keukentafel.

‘Vertel me alles wat er in je leven gebeurt. Het kan me niet schelen hoe onbelangrijk jij het vindt.’

‘Er gebeurt niets, tante Zipporah. Er is niets veranderd,’ zei ik en haar gezicht vertrok in een overdreven masker van teleurstelling.

‘Dat kan niet. Niet op jouw leeftijd.’

Ik haalde mijn schouders op.

‘Ik ben saai,’ zei ik.

‘Dat kun jij nooit zijn.’ Ik zag dat mijn grootmoeder grijnsde en haar hoofd schudde terwijl ze bezig was ons ontbijt klaar te maken. ‘Echt, lieverd? Niemand in het verschiet?’ vroeg ze met rollende ogen. Ik moest lachen. ‘Kom nou.’

‘Niemand. Ik heb het te druk gehad,’ voerde ik aan als excuus.

‘Waarmee?’

‘Met schilderen.’

Ze keek naar mijn grootmoeder.

‘Dat is geen leugen. Ze is vaker op die zolder dan ergens anders.’

‘O, Alice. Je moet-’

‘Wat?’ vroeg ik. Haar gezicht verzachtte.

‘Jezelf een kans geven,’ zei ze.

‘Dat proberen we haar allemaal aan het verstand te brengen,’ mengde mijn grootmoeder zich in het gesprek.

‘We zijn allemaal bang om gekwetst en afgewezen te worden, maar zelfs al zou dat gebeuren, dan overleef je het, Alice. Het is mij vaak genoeg overkomen, geloof me,’ zei ze.

‘Ik ben niet bang om afgewezen te worden,’ antwoordde ik. ‘Daar ben ik aan gewend.’

‘O, Alice.’

Ze staarde me even aan. Tante Zipporah leek niet zoveel op haar moeder als ik blijkbaar op die van mij leek. Ze had het gezicht van mijn grootvader, met zijn smallere wangen en scherpere kaak, maar ze had fijne gelaatstrekken en ik vond dat ze perfect gevormde oren bad. Haar donkerbruine haar was nu lang, reikte tot zeker vijf centimeter onder haar slaap. Grootvader Michael noemde haar zijn persoonlijke hippie omdat ze altijd een geweven hoofdband droeg en Indiaanse sieraden: turkooizen kettingen en oorringen, armbanden en ringen, hopen ringen. Meestal had ze niet één kale vinger.

Wat ik had begrepen van haar leven na mijn moeder, waarover soms werd gesproken als AK, After Karen, raakte tante Zipporah in een diepe depressie en kwam daar langzamerhand uit tevoorschijn met een andere kijk op zichzelf en de wereld. Ze was cynischer en een tijdlang baarde ze mijn grootouders ernstige zorgen. Uiteindelijk hervond ze zich, maar dat bracht haar ertoe meer over te hellen naar de kant van de rebellen – de buitenbeentjes, zoals grootvader Michael ze graag noemde. Het leek alsof ze de levenswijze van mijn moeder wilde voortzetten en zo buitensporig mogelijk zijn. Ze vertelden me dat ze op een gegeven moment bijna haar studie eraan had gegeven, maar zich toen had vermand en met goede cijfers was afgestudeerd.

Ik wist dat mijn grootouders erg teleurgesteld waren dat ze niet ging lesgeven, maar ze waren gesteld geraakt op Tyler, een hardwerkende jonge zakenman die gek genoeg een stabiliserende invloed had op tante Zipporah. Het enige raadsel dat ik nog moest oplossen was waarom ze geen kinderen hadden, tenminste nog niet. Ze was nog jong genoeg ervoor. Haar vaste antwoord was: ‘Ik ben er nog niet klaar voor.’ Als zij en Tyler daarover onenigheid hadden, dan wisten ze dat goed te verbergen. Niet één keer in al de tijd die ik met hen doorbracht zag ik ze ooit serieus ruziemaken. Als Tyler het niet met haar eens was, schudde hij slechts zijn hoofd en glimlachte, alsof hij wist dat ze zich uiteindelijk tot zijn mening zou bekeren. Meestal was dat ook zo.

Wat me meer amuseerde was de manier waarop ze Rachel behandelde – of moet ik zeggen manipuleerde. Hoewel de meeste mensen moeite hadden tante Zipporah te doorgronden, was dat voor mij geen probleem. Zoals ze een speciale relatie had met haar moeder, had ze een soortgelijke speciale relatie met mijn vader, haar broer. Altijd als ze samen waren, waren ze vrolijk en opgewekt, lachten en maakten grapjes. Het was bijna onmogelijk iets serieus te zeggen of te doen als zij bij elkaar waren. Ik wist dat het Rachel dwarszat. Ze was jaloers, maar wat Rachel ook tegen haar zei of hoe ze haar ook behandelde, tante Zipporah bleef altijd even vriendelijk. Ik lachte heimelijk omdat ik kon zien dat ze haar naar de mond praatte, alsof Rachel degene was die tederheid en liefde nodig had en niet ik, of Jesse, of zijzelf.

Als het op een directe confrontatie aankwam, was Rachel ongetwijfeld een geduchte tegenstandster. Ze was gewoon niet voorbereid op vriendelijke, geweldloze reacties en trok zich terug of zuchtte gefrustreerd en ging op een ander onderwerp over. Ik wist dat mijn vader, net als ik, er stiekem om moest lachen.

Rachel kon agressief zijn en iets zeggen als: ‘Je ziet er werkelijk belachelijk uit in die jurk met zoveel sieraden, Zipporah, vooral op jouw leeftijd.’

Dan knikte en glimlachte tante Zipporah en antwoordde: ‘Ja, ik weet het, maar de meeste mensen zien er belachelijk uit waar ik woon, dus niemand valt het op of trekt zich er iets van aan, maar dank je dat je je bezorgd maakt over mij.’

Hoe kun je zo iemand bestrijden? Was ík maar zo, dacht ik, maar iets in mij wilde klauwen en bijten als een wilde kat en niet poeslief en vriendelijk zijn als een vrouwelijke Gandhi.

‘Hallo!’ zei mijn vader die de keuken binnenkwam. Ze omarmden en knuffelden elkaar. ‘Wanneer ben je vertrokken? Zodra het licht werd?’

‘Het leek me beter om te vertrekken voordat Tyler een karweitje voor me had. Waar is de tweeling?’

‘Rachel kleedt ze aan. Goeiemorgen, mam, Alice. Waar is papa?’

‘Hij gaat een paar verse bagels halen.’

‘Ik mag ze nooit meebrengen uit New Paltz,’ zei tante Zipporah, ‘alleen omdat ze een roze, blauwe en groene kleur hebben.’

Ons gelach voerde de tweeling naar de keuken, en tante Zipporah hield zich uitvoerig met hen bezig. Ze had zelfgemaakte fluiten voor ze meegebracht die iemand op straat verkocht in New Paltz.

‘Ik wil niet dat ze die dingen in hun mond steken voordat ze zijn afgewassen,’ zei Rachel en trok een misprijzend gezicht naar mijn vader.

‘Hoi, Rachel,’ riep tante Zipporah en gaf haar een stevige knuffel.

Rachel schudde haar hoofd. ‘Weet je, Zipporah, als je steeds één ding draagt, je altijd op dezelfde manier kleedt, gaat het eruitzien als een uniform,’ zei ze.

‘Ik weet het. We hebben daar ons eigen kleine leger. Niemand weet dat want het is uiterst geheim, maar we zijn lid van de National Guard.’

Jesse lachte.

Rachel schudde weer haar hoofd, zette de tweeling aan tafel en beval ze zich goed te gedragen, anders mochten ze niet naar het pretpark. Mijn grootvader kwam terug met de verse bagels en onze ontbijtreünie begon. Tante Zipporah en mijn vader beheersten de conversatie; zij vertelde het ene verhaal na het andere over mensen, over studenten en het café, en hij herinnerde zich dingen die ze samen hadden gedaan toen ze niet veel ouder waren dan de tweeling nu. Zelfs de tweeling was geïntrigeerd.

Ten slotte kondigde mijn grootmoeder aan dat we moesten afruimen en ons klaarmaken om te gaan. Ik maakte me zenuwachtig over onze shoppingexpeditie. Ik vond het niet prettig om als enige de aanleiding daarvoor te zijn, maar ik hield mijn mond. Eindelijk kon Rachel ook weer wat zeggen en de leiding weer in handen nemen, want mijn grootmoeder was vastbesloten zich aan Rachels advies te houden als het op mijn nieuwe garderobe aankwam.

‘Ik wil dat ze er modern uitziet en toch als een meisje van haar leeftijd,’ verordonneerde mijn grootmoeder.

‘Ik weet precies wat je bedoelt,’ zei Rachel.

‘Daar ben ik juist zo bang voor,’ fluisterde tante Zipporah. ‘Werk maar mee. Mam wil dat je er leuk uitziet, Alice. Ik heb beloofd dat ik aan hun kant zal staan.’

De samenzwering breidt zich uit, dacht ik en maakte me gereed voor onze winkeltocht.

Tijdens de rit naar de winkelcentra praatte Rachel over kleren, maar feitelijk meer over zichzelf dan ik haar ooit had horen doen. Tante Zipporah en ik zaten achterin en luisterden naar wat Rachel begon als een wijze les, die geleidelijk overging in de meest onthullende anekdotes over zichzelf.

‘Ik wilde opstandig zijn en me excentriek kleden toen ik zo oud was als jij, Alice, en zelfs nog toen ik al ouder was. Maar niet zo oud als Zipporah, toen was ik er overheen. Maar ik had een tante die tot de beau monde behoorde, tante Dorothea. We mochten haar nooit tante Dorothy noemen. Het moest Dorothea zijn, en god beware je als iemand het waagde haar Dot te noemen. Over het algemeen vond ik haar duf en snobistisch, maar als ik mezelf toestond naar haar te luisteren besefte ik dat ze iets te bieden had.’

‘En wat was dat?’ vroeg tante Zipporah.

Rachel draaide zich om.

‘Iets dat Alice zal kunnen appreciëren, als schilderes. Zoals een schilderij beter uitkomt door een mooie lijst, komt een vrouw beter uit door mooie, goedpassende kleren. Tante Dorothea was een vrouw met klasse.’ Ze keek me indringend aan. ‘Je bent heel aantrekkelijk, Alice, mooi, om eerlijk te zijn.’

Het was het eerste echte compliment dat ze me ooit had gegeven. Ik kreeg het er bijna benauwd van.

‘Dank je,’ zei ik, met een blik op tante Zipporah die met een brede glimlach terugkeek.

‘Maar het is zonde om jezelf niet mooi in te lijsten,’ ging ze verder. ‘Je wilt toch ook geen afbreuk doen aan een schilderij door het lelijk in te lijsten?’ Ze keek afkeurend naar tante Zipporah.

‘Daar gaan we vandaag iets aan doen,’ zei mijn grootmoeder. Ik zag dat ze in de achteruitkijkspiegel keek om mijn reactie te zien. ‘We zullen aan een hoop dingen iets gaan doen,’ mompelde ze.

Tante Zipporah pakte mijn hand en kneep er even in.

Zolang zij naast me zat was ik niet bang. Het gaf me een heel klein beetje het gevoel dat mijn moeder bij me was.

Later, toen ik een designerbroek paste en een bijpassende blouse, waagde tante Zipporah het in mijn oor te fluisteren: ‘Je bent mooi, Alice, net zo mooi als zij was. Rachel heeft gelijk. Het wordt tijd dat je je plaats op het toneel inneemt.’

Om wat te doen? vroeg ik me af.

Ik had het al moeilijk in de coulissen, laat staan op het toneel.

Het zou niet veel langer meer duren voor het doek opging en ik erachter zou komen.