5

De plaats delict

 

Plotseling begreep ik het begrip selectieve amnesie heel goed.

Natuurlijk wist ik op welke datum Harry Pearson gestorven was, maar noch mijn grootmoeder, noch mijn grootvader, noch iemand in de familie noemde die ooit of zinspeelde erop. Misschien leden zij ook aan selectieve amnesie, of misschien vonden ze het verstandiger erover te zwijgen, zelfs tegen zichzelf. Ik had gehoord dat (oen ik nog heel jong was, niet ouder dan drie misschien, een van de kranten een artikel had gewijd aan de moord, wat de belangstelling weer had doen opleven, maar sindsdien was er nooit meer over geschreven.

‘Ik dacht dat je daarom vandaag hiernaartoe was gekomen,’ zei Craig.

Ik schudde ontkennend mijn hoofd. Hij keek sceptisch.

‘Wil je soms beweren dat je niet wist dat het op de dag van vandaag gebeurd is?’

‘Ik was het vergeten.’

‘Wauw. Interessant. Maar goed, vandaag is de datum. Ga mee naar boven. We zijn een soort historische onderzoekers of zoiets.’

Langzaam, met zwaar aanvoelende benen, liep ik de trap op, de trap die mijn moeder zo vaak beklommen had. Ik had het gevoel dat ik mijn grootmoeder achter me aan sleepte, omdat ze me bij mijn middel had vastgepakt en probeerde me te beletten verder te gaan. Ik wist dat ze overstuur zou zijn als ze wist dat ik hier in huis was.

‘Boven is ook alles veranderd,’ legde Craig uit toen ik op de overloop stond. ‘Mijn moeder heeft overal nieuwe verlichting laten aanbrengen, waaronder die kroonluchters.’ Hij wees naar de twee in de gang boven. ‘Ze heeft de vloeren laten vernieuwen, de muren beplakt met dit behang, andere deuren erin laten zetten en alles in de badkamer vervangen. Mijn kamer werd van boven tot onder veranderd, alles werd weggebroken, ook alle leidingen en sanitair en kasten. Ze heeft een deel van de muur laten weghalen om de kamer groter te maken. En daarna liet ze de muur aan de andere kant uitbreken om daar een badkamer te kunnen bouwen voor mij. Dat was een enorm karwei. Mijn vader klaagde dat de verbouwing net zoveel kostte als hij voor het huis had betaald.

‘Maar omdat we al het materiaal tegen groothandelsprijs konden krijgen en goede afspraken konden maken wat het arbeidsloon betreft, had hij geen poot om op te staan.’ Hij boog zich naar me toe en fluisterde, alsof er nog meer mensen in huis waren: ‘Eerlijk gezegd zou mijn moeder hier nooit zijn komen wonen als hij al die verbouwingen niet had goedgekeurd. Een lijk in je huis is een lijk. De meeste mensen zouden de koude rillingen krijgen, maar dit huis was te mooi om het te laten schieten. Zeker voor die prijs.’

‘Ik begrijp het,’ zei ik. ‘Ik denk dat het heel slim was van je ouders om het te kopen.’

Hij knikte.

‘Mijn vader is een goede zakenman. Het schijnt in de familie te zitten, dus is er alle hoop voor mij.’

Hij ging naar rechts en deed de deur van zijn kamer open. Toen spreidde hij zijn armen uit en riep: ‘Ta-da. Dit is het. De plaats delict.’

Hij deed een stap opzij. Ik aarzelde. Hoe vaak had ik me niet verbeeld dat ik hier was, had ik gedroomd dat ik die kamer zag en Harry Pearson op de grond zag liggen terwijl mijn moeder over hem heen gebogen stond? Het was mijn ergste nachtmerrie.

‘Het lichaam van Harry Pearson lag languit bij de deur. Hij lag met zijn gezicht omlaag, beide armen boven zijn hoofd gestrekt.’ Craig keek naar de grond alsof het lichaam daar werkelijk lag. Er liep een ijskoude rilling over mijn rug en ik huiverde. Hij draaide zich naar me om. ‘Je weet hoe ze het gedaan heeft, hè?’

Ik knikte, al kende ik geen van de gruwelijke details. Ik had het gevoel dat er een zware steen op mijn tong lag.

‘Ze heeft hem met een mes in zijn keel gestoken,’ zei hij.

Ik hoefde dat niet te horen. Ik wilde al die bijzonderheden niet weten. En toch luisterde ik, gevangen in een web van een afgrijselijke tegenstrijdigheid. Ik was als een mot die naar de vlam werd getrokken. Kom er te dichtbij en je steekt jezelf in brand. Craig glimlachte.

‘Ik ken natuurlijk het hele verhaal. Ik kon niet anders dan nieuwsgierig zijn naar iets dat zich had afgespeeld in het huis dat we hadden gekocht en waar we gingen wonen, en in de eerste plaats naar de kamer waar ik zou slapen,’ ging hij verder, alsof hij me een excuus verschuldigd was.

Ik knikte, maar kon mijn blik niet afwenden van de plek waar Harry Pearsons lichaam zou zijn gevonden.

‘Hij lag niet half in de kamer, maar met zijn hele lichaam.’

Ik keek naar hem op.

‘En?’

‘Er stonden geen foto’s van je moeder in de kranten,’ ging hij verder, mijn vraag negerend. ‘Ze werd nog steeds beschouwd als een minderjarige, maar ik vond haar foto in een van de oude jaarboeken in de schoolbibliotheek. Ga je daar weleens heen om ze te bekijken?’

‘Nee.’

Omdat mijn vader eindexamen had gedaan aan een high school in Yonkers, New York, zou ik geen foto van mijn moeder hebben gevonden in zijn jaarboek, en tante Zipporah had me nooit een foto van haarzelf in een jaarboek laten zien.

‘Er waren alleen groepsfoto’s van haar met de klas, en haar gezicht is zo klein dat je een vergrootglas nodig hebt om het te onderscheiden. Ze was heel mooi,’ zei hij. ‘Nu je uit je schulp gekropen bent, zie ik dat jij ook heel mooi bent, je lijkt op haar.’

‘Ik zat niet in een schulp.’

‘O nee?’ Hij glimlachte.

‘Nee!’

‘Oké. Niet dan.’ Hij draaide zich weer om naar zijn kamer. ‘Ik geloof dat mijn bed op dezelfde plaats staat waar dat van haar heeft gestaan, tussen die twee ramen. Mijn moeder heeft de ramen laten vervangen door meer praktische ramen, maar daar waren ze toen en daar zijn ze nu nog.’

Ik liep langzaam naar binnen en keek om me heen. Het was moeilijk je voor te stellen dat dit ooit de kamer van mijn moeder, of van welk meisje dan ook, was geweest. De meubels waren van zwaar, donker eikenhout. Op een standaard in de hoek hingen een paar halters. Boven het hoofdeinde van het bed hing een spandoek van school ter ere van het kampioenschap van het basketballteam van vorig jaar. Op de boekenkast stonden zijn trofeeën.

Het meest interessante vond ik een olieverfschilderij van een honkbalspeler met opgeheven bat. De schilder had zijn beweging en de spanning in de onderarmen, hals en schouders goed getroffen. Er was net genoeg te zien van zijn profiel om zijn intensiteit weer te geven.

‘Dat is mooi,’ zei ik, met een knikje naar het schilderij. ‘Prachtig in de details.’

‘Ja. Ik zag het in een galerie in New York en mijn vader heeft het voor me gekocht. Het heet Hitter’s Dream. Ik heb gehoord dat jij ook schildert.’

‘Van wie heb je dat gehoord?’

‘Dicky Steigman zit in je schildersklas. Meneer Longo is onder de indruk van je prestaties. Ik ben het met hem eens. Ik heb een van je schilderstukken gezien.’

‘Wanneer?’

Niets van wat ik ooit had gedaan werd tentoongesteld.

‘O, op een dag toen er niemand in het lokaal was. Ik ging er in mijn eentje naar binnen en vond het op Longo’s lessenaar. Het was van een havik of een andere grote vogel die boven een vijver vliegt.’

‘Dat is stiekem,’ zei ik.

Hij haalde zijn schouders op.

‘Zou je het me hebben laten zien als ik het gevraagd had?’

‘Waarschijnlijk niet,’ bekende ik. Het laatste wat ik wilde was dat de andere leerlingen de draak zouden steken met mijn schilderwerk.

‘Zaak geseponeerd.’

Ik draaide me om en keek uit het raam. Het bood uitzicht op de voorkant van het huis, maar vanaf hier kon ik ook de straat en een stukje van het dorp zien. Had mijn moeder zich hier net zo gevangen gevoeld als op onze zolder? Het was een ruime kamer, maar lang zo groot niet als de zolder.

‘Wat weet je precies van de zaak Pearson?’ vroeg hij.

‘Niet veel. Mijn grootouders praten er niet graag over,’ zei ik.

Hij staarde me aan met het gezicht van iemand die niet zeker weet of hij nog meer moet zeggen.

‘Nou?’ drong ik aan.

‘Zoals ik al zei, ik woon in dit huis en slaap in haar kamer. Ik was onwillekeurig nieuwsgierig. Maar zelfs mijn ouders hebben geen idee wat ik allemaal te weten ben gekomen. Dat is trouwens maar heter ook. Ze beschuldigden me ervan dat ik een macabere nieuwsgierigheid aan de dag legde, en mijn moeder wil er niets over horen.’

‘Wat ben je dan te weten gekomen?’

‘Ik weet wat ze beweerde dat er met haar gebeurd was en dat uiteindelijk niemand haar geloofde omdat ze zoveel dingen verzon. Sommige dingen waren echt te ongeloofwaardig. De meeste trouwens, denk ik.’

‘Ik moet weg,’ zei ik. Praten over mijn moeder alsof ze iemand anders was stoorde me, en ik was bang voor wat hij nog meer zou kunnen zeggen. ‘Ik heb mijn grootouders niet verteld dat ik een eindje ging wandelen.’

‘Rustig maar,’ zei hij. ‘Ik rij je wel naar huis. Misschien interesseert het je te horen wat ik van dit alles denk.’

‘Nee,’ zei ik en liep naar de deur.

‘Waarom niet?’

‘Om te beginnen heb ik genoeg van mensen die de spot met me drijven,’ zei ik, terwijl ik even bleef staan. ‘Briefjes in mijn kastje stoppen, achter mijn rug over me fluisteren. Stiekem naar mijn schilderstukken kijken,’ voegde ik er als laatste aan toe.

‘Wacht even,’ zei hij toen ik naar buiten liep. Hij volgde me naar de trap. ‘Ik drijf niet de spot met je en ik fluister niet achter je rug. Ik wil niet zeggen dat ik andere meisjes dat niet heb horen doen, maar dat zijn idioten.’

‘Wat wil je nou precies?’ vroeg ik en draaide me boven aan de trap om.

‘Ik wilde je alleen mijn ideeën vertellen, dat is alles.’

‘Wat voor ideeën?’

‘Over je moeder, de zaak. Ik heb je verteld waarom het me intrigeert, en dat wil beslist niet zeggen dat ik me vrolijk zou maken over jou. Niet alles hoeft over jou te gaan. Dat zegt mijn moeder altijd tegen me over mijzelf,’ voegde hij er glimlachend aan toe.

‘Oké. Wat dan?’ Ik sloeg mijn armen over elkaar en verplaatste mijn gewicht op mijn rechterbeen. Tante Zipporah vertelde me dat mijn moeder hetzelfde deed als ze zich ergerde.

‘Ga een paar minuten mee terug naar mijn kamer. Ik moet je iets laten zien,’ zei hij. Hij draaide zich om en liep terug alsof hij er niet aan twijfelde dat ik hem zou volgen.

Hij is wel verrekte zeker van zichzelf, dacht ik, maar in plaats van te concluderen dat hij een arrogante knul was, benijdde ik hem om zijn zelfvertrouwen en liep achter hem aan. Hij ging aan zijn bureau zitten.

‘Kom binnen,’ zei hij. ‘Ik bijt niet.’

‘Ben je niet bang dat ík dat zal doen?’

Hij lachte. ‘Misschien vind ik dat wel prettig.’

‘Leuk, hoor. Wat wil je me laten zien?’ vroeg ik en liep naar hem toe. Hij opende een la rechts van hem en haalde er een dossier uit. Hij legde het op zijn bureau en sloeg het open. De bovenste pagina was een kopie van een artikel over de moord op Pearson. Ik vond de kop gruwelijk ironisch: ‘Recept voor moord. Apotheker vermoord in Sandburg.’

‘Heb je dit weleens gelezen?’

Ik schudde mijn hoofd.

‘Ik heb zoveel mogelijk gekopieerd in de openbare bibliotheek.

‘Hier,’ zei hij, en stond op. ‘Ga zitten en lees. Je zult nog meer vinden in die map. Zelfs het politierapport.’

Ik keek hem verbaasd aan.

‘Hoe ben je daaraan gekomen?’

iemand van het politiebureau heeft een broer die bij ons in de houthandel werkt en hij heeft me een gunst bewezen. Wist je dat jouw grootvader voor mijn grootvader heeft gewerkt in de houthandel?’

Ik schudde mijn hoofd.

‘Dat is zo. Hij is jong gestorven. Dat wist je toch?’

Ik schaamde me te bekennen hoe weinig ik wist over de familie van mijn moeder, dus gaf ik geen antwoord.

‘Ga je gang. Lees maar. Wil je wat drinken? Frisdrank, sapje?’

‘Wat koud water graag,’ zei ik, starend naar de papieren op het bureau. Mijn ogen werden er als door een magneet naartoe getrokken. Langzaam ging ik op de stoel zitten.

‘Ik kom zo terug. Neem de tijd ervoor.’

Ik kon zien hoe opgewonden hij was dat ik dit alles zou gaan lezen. Ik hoorde hem haastig de trap afgaan om mijn water te halen en zo gauw mogelijk terug te komen. Ik glimlachte in mezelf en begon toen te lezen. Het was of ik een verboden deur opende.

Het eerste artikel ging over de ontdekking van Harry’s lichaam en toen de speurtocht naar mijn moeder. Er waren volgende artikelen over de voortgezette zoektocht, en in elk artikel werden de gruwelijke details herhaald. Te oordelen naar de data van de kranten leek er geen dag voorbij te zijn gegaan zonder dat er over de zaak geschreven werd. De verslaggever die de artikelen schreef maakte zinspelingen op de Doral-zaak, alsof ze op de een of andere manier met elkaar in verband stonden. Het was de enige andere beruchte moord in het dorp en de ironie was dat ik in Doral House woonde en met beide misdaden in aanraking was geweest.

Mijn tante Zipporah werd nooit met name genoemd, maar er werd gezinspeeld op een ‘intieme vriendin’ die dit en dat beweerde. Het was me duidelijk wie die vriendin was. Er werden veel uitspraken toegeschreven aan Darlene Pearson, die volgens de verslaggever aanvankelijk in een shock had verkeerd. Hoe dan ook had ze geen verklaring voor het gebeurde. Volgens haar was het als een donderslag bij heldere hemel. Een tijdlang, in het begin, had ze er zelfs aan getwijfeld of mijn moeder het gedaan had en was ze ongerust dat ze was ontvoerd door de dader. Dat idee verdween snel toen iemand met de informatie kwam dat mijn moeder naar New York City gevlucht was.

En ten slotte kwam het verhaal dat ze was opgepakt door de politie. Iemand op het politiebureau meldde dat hij uit anonieme bron had vernomen dat ze zich schuil had gehouden op de zolder van Doral House, en weer werd de eventuele moord op Brandon Doral geciteerd alsof er een direct verband bestond met de Pearson-zaak.

Craig had alles bewaard, ook de daaropvolgende artikelen over de rechtszaak en ten slotte de eis dat mijn moeder zou worden opgenomen in een psychiatrische inrichting.

‘Wat vind je ervan?’ vroeg hij, terwijl hij me een glas water overhandigde.

Ik pakte het aan en nam een slok. ‘Hoe bedoel je?’

‘Staat er iets in wat je niet wist?’

Hoe moest ik verklaren dat ik het meeste ervan niet had geweten?

‘Nee.’

‘Heb je het politierapport gelezen?’

Eerlijk gezegd was ik ervoor teruggedeinsd. Ik stelde me de bloederige feiten voor. Hij pakte het rapport op en bekeek het.

‘Harry Pearson was niet klein, weet je. Hij was een meter vijfentachtig en woog ongeveer vijfennegentig kilo. Je moeder was ongeveer even lang als jij, een meter zestig. Ik ben een meter tweeentachtig.’

‘En?’

‘Ga eens staan,’ zei hij.

‘Waarom?’

‘Doe het nou maar.’

Ik deed wat hij vroeg en hij pakte mijn schouders beet en draaide me naar zich toe.

‘Oké. Hier,’ zei hij en stopte een pen in mijn rechterhand. ‘Doet net of dat een mes is. Zwaai ermee naar mijn hals. Stoot me in mijn hals.’

‘Hè?’

‘Doe het! Wees maar niet bang. Doe het hard en snel. Doe het!’ Hij schreeuwde het bijna.

Ik stond in de kamer die van mijn moeder was geweest en speelde de misdaad na die mijn moeder had gepleegd, beeldde een nachtmerrie uit. Was het een ziekelijk genoegen van hem? Zou hij erover opscheppen tegen zijn vrienden en me nog belachelijker maken op school?

‘Ik probeer je iets duidelijk te maken. Alsjeblieft, doe het nou maar.’

Ik begon mijn hoofd te schudden en toen, ik kan niet uitleggen waarom, hief ik mijn hand op en stootte naar hem. Hij wist mijn uitval gemakkelijk te pareren. Hij hield mijn pols vast en glimlachte.

‘Dat bewijst niets,’ zei ik. ‘Hij kan een andere kant hebben opgekeken, het geen moment verwacht hebben.’

‘Een andere kant opgekeken?’

‘Ja. Laat me los.’

Hij liet me los en ik legde de pen neer.

‘Waarom sloeg je naar me met je rechterhand?’ vroeg hij.

‘Hoe bedoel je? Je stopte de pen erin en zei dat ik het moest doen.’

‘Ben je rechtshandig?’

‘Nee.’

‘Weet je waar de wond was?’

‘Dat heb ik je gezegd. Ik ben niet aan het politierapport toegekomen.’

‘De wond was aan de linkerkant van Harry Pearson.’

‘Nou en?’

‘Ze moet het mes dus in haar rechterhand hebben gehouden. Daarom zei ik dat je het moest doen.’

‘Geweldig,’ zei ik. Ik wilde nu alleen nog maar weg uit deze kamer en dit huis. Ik bewoog me weer in de richting van de deur.

‘Wacht. Net als jij, was je moeder linkshandig en ik was er niet bij om het in haar rechterhand te stoppen. Toe dan. Lees,’ drong hij aan en schoof het politierapport naar me toe.

Ik staarde hem even aan, liep toen langzaam weer terug en ging op de stoel zitten. Hij gaf me het politierapport en ik las het snel door. Toen keek ik naar hem op.

‘Wil je zeggen dat je niet gelooft dat ze het heeft gedaan?’

‘Nee. Waarschijnlijk heeft ze het wel gedaan, maar niet met voorbedachten rade zoals die verhalen suggereren. Als je in paniek raakt of bedreigd wordt of met iemand worstelt, doe je alles wat maar in je vermogen ligt. Eigenlijk denk ik dat Harry al op de grond lag toen ze in paniek op hem toestak.’

‘Op de grond lag?’

‘Misschien worstelde hij met haar en greep ze naar het mes. Daarom hield hij zijn armen uitgestrekt.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Mijn theorie.’

‘Waarom heeft de politie daar niet aan gedacht – dat ze linkshandig was en hebben zij zich niet hetzelfde afgevraagd als jij?’

‘Ze vonden het niet belangrijk. Ze wisten dat ze Harry gedood had. Ze vertelde een verhaal dat zo onwaarschijnlijk was dat ze niets meer geloofden. Er was geen reden om iets te geloven van wat ze zei, er was geen bewijs, en niemand die een slecht woord zei over Harry Pearson. Bovendien sluit de politie graag een zaak af, ze maken het zich liever gemakkelijk. Er werd een diagnose gesteld en ze werd naar een psychiatrische inrichting verbannen. Wat deed de rest er nog toe? Ik krijg de indruk dat haar advocaat in slaap viel in de rechtszaal.’

Ik keek weer naar het rapport en een paar van de koppen boven de artikelen. Zou hij gelijk kunnen hebben? Als dat zo was… Ik voelde me duizelig worden en legde mijn hand op het bureau om te beletten dat de kamer om me heen draaide. Toen haalde ik diep adem.

‘Gaat het een beetje?’

‘Ja,’ zei ik snel. ‘Dank je.’ Ik stond op.

‘Hé, geen probleem. Ik ben blij dat ik er met iemand over heb kunnen praten, vooral met jou. Ik heb dat dossier al een tijd niet meer ingekeken, maar er vaak aan gedacht.’

‘Ik moet weg.’

‘Kom,’ zei hij. ‘Ik heb gezegd dat ik je thuis zou brengen.’

‘Dat hoeft niet.’

‘Ik weet dat het niet hoeft. Ik ben een Amerikaanse staatsburger,’ zei hij lachend. ‘Ik heb de vrijheid om mijn eigen keus te maken, maar ik doe het graag, oké? Ontneem me dus niet mijn grondwettelijke rechten.’

Ik moest zelf ook lachen. Na al die ernst was het een opluchting om gekheid te kunnen maken over iets.

‘Oké,’ zei ik. ‘Ik wil er niet van beschuldigd worden dat ik een slecht staatsburger ben.’ We liepen de kamer uit.

Voor ik hem volgde de trap afkeek ik nog even naar de kamer en de gang.

‘Deze kant op,’ zei hij en liep met me naar de deur in de keuken die naar de garage leidde, waar de auto stond.

‘Toen we het huis kochten, was er een kaal stuk grond achter de garage waar ze waren begonnen te bouwen aan wat mijn moeder vermoedde dat een personeelsverblijf moest worden. Ze vond het geen prettig idee dat een hulp bij ons zou inwonen, dus liet ze het verbouwen tot een kleine werkplaats voor mijn vader. Hij zette er een tv-toestel in en gebruikte het om zich in terug te trekken,’ voegde Craig er glimlachend aan toe. ‘Al doet hij net of hij aan kleine projecten werkt.’

We reden de garage uit.

‘Weet je,’ zei hij toen we op de weg waren, ‘ik ben altijd nieuwsgierig naar je geweest. Niet,’ voegde hij er snel aan toe, ‘zoals de anderen op school. Ik weet wat Mindy en Peggy hebben gedaan, maar die heb ik altijd oenen gevonden.’

‘Waar was je dan zo nieuwsgierig naar?’

‘Waarom je zo eenzelvig was bijvoorbeeld. En waar je in de zomer naartoe gaat.’

‘Ik heb nooit iemand gevonden met wie ik bevriend zou willen zijn,’ antwoordde ik.

Hij glimlachte. ‘Kom nou. Je hebt het zelfs nooit geprobeerd, Alice.

Je bent geen lid van een club, van een team. Je gaat niet naar toneelstukken, je zingt niet in een koor, niets.’

‘Nu praat je net als mijn grootouders. Als je zoveel over me weet, waarom vraag je het dan?’

‘Ik weet niet zoveel over je. Dat is het ’m nou juist. En verder,’ hij keek me weer aan, ‘vooral nu ik je zo opgetut zie, zou ik het graag willen.’

Ik zei niets. Ik voelde de hitte naar mijn gezicht stijgen en ik wilde niet dat hij me zou zien blozen, dus keek ik weer uit het raam.

‘Ik ga elke zomer naar het café van mijn tante in New Paltz om daar te werken.’

‘O. En daar blijf je de hele zomer?’

‘Ja.’

‘Ga je dat deze zomer ook doen?’

‘Ja, ik ga werken als serveerster.’

‘Nou, dat is niet zo ver weg.’

Ik keek naar hem.

‘Te ver weg voor wat?’

‘Een paar bezoekjes,’ zei hij.

Als er zoiets bestond als een magische, innemende glimlach, dan had Craig Harrison die, dacht ik. Ik kon mijn ogen bijna niet van zijn gezicht afwenden. Weer voelde ik de warmte via mijn hals omhoogkruipen.

‘Vind je het prettig om met de bus naar school te gaan?’ vroeg hij.

‘Ik vind het niet erg. Ik gebruik de tijd om te lezen.’

‘Zal ik je morgen komen ophalen?’ vroeg hij toen we Doral House naderden.

‘Waarom zou je? Dat is een omweg.’

‘Hangt ervan af welke weg de mijne is,’ zei hij en glimlachte weer. ‘Ik ben er om zeven uur. De bus komt toch pas om kwart over zeven?’

‘Ja.’

Hij reed onze oprijlaan op en keek omhoog naar Doral House.

‘Jullie huis is het interessantste in deze hele omtrek. Dat vind ik tenminste. Kom je weleens op de zolder?’

‘Natuurlijk. Daar schilder ik.’

‘O? Mag ik die eens zien?’

‘Niet nu, maar misschien een andere keer,’ antwoordde ik.

‘Ik wil me zelfs aanbieden als model,’ voegde hij er met een ondeugend lachje aan toe.

‘Dat geloof ik graag. Bedankt. Voor alles.’ Ik stapte uit.

‘Tot morgenochtend.’

Hij zwaaide en reed weg. Ik keek hem na. Waarom deed hij dit? Was hij werkelijk in me geïnteresseerd of wilde hij me gebruiken als een amusante afleiding voor hemzelf en zijn vrienden? Hoe weet je of je iemand kunt vertrouwen, vooral iemand als hij, die, voor zover ik het kon beoordelen, elk meisje op school kon krijgen?

Het was aardig van hem om te denken dat mijn moeder niet zo slecht was als ze was afgeschilderd, en toch vroeg ik me af of hij me dat allemaal alleen maar zei en liet zien om mijn vertrouwen te winnen. Mijn familie had gelijk, dacht ik, ik moest meer uitgaan, zodat ik niet zo naïef en hulpeloos zou zijn in de omgang met mensen, en vooral met jongens.

‘Ben jij dat, Alice?’ hoorde ik mijn grootvader roepen toen ik binnenkwam. Hij zat in de zitkamer te lezen. Mijn grootmoeder was in de keuken, waar ik haar kon horen rondscharrelen. Ze stak haar hoofd om de hoek van de deur om me te zien.

‘Ja, opa.’

‘Waar was je?’ vroeg mijn grootmoeder. ‘We wisten niet of je nog buiten was.’

‘Ik ben een eindje gaan wandelen en eindigde in het dorp.’

‘O?’

‘Zou ik het wagen hun te vertellen dat ik in het huis van mijn moeder en zelfs in haar kamer was geweest? Zou ik het wagen hun te vertellen over het onderzoek van Craig Harrison? Ik zou in ieder geval iets over hem moeten vertellen. Hij zou me morgenochtend komen halen, dat had hij tenminste gezegd. Misschien zou hij niet komen.

‘Ja. Ik kwam Craig Harrison tegen,’ zei ik. ‘Hij heeft me thuisgebracht.’

‘Werkelijk?’ hoorde ik mijn grootvader zeggen. Hij verscheen in de deuropening van de zitkamer. Hij keek de gang door naar mijn grootmoeder en toen weer naar mij. ‘We wisten niet dat je bevriend was met hem.’

‘Niet vóór vandaag,’ antwoordde ik. ‘Hij wil me morgenochtend komen afhalen om naar school te gaan. Ik heb gezegd dat het goed was. Oké?’

‘Natuurlijk,’ zei mijn grootvader snel. Toen keek hij naar mijn grootmoeder. ‘Oké, Elaine?’

‘Ik denk van wel,’ zei ze. Ze keek nerveus naar mij. ‘Al heb je kennelijk erg snel toegehapt.’

‘Hé,’ zei hij tegen haar. ‘Jij bent degene die haar door Rachel heeft laten omtoveren in Miss America.’

‘Dat heb ik niet gedaan. Wat wil je daarmee zeggen, Michael Stein?’

Hij lachte en gaf me een knipoog.

‘Ik kom direct helpen met het eten,’ zei ik tegen mijn grootmoeder.

‘Er valt niets te helpen. Ik was net bezig een beetje op te ruimen. Je grootvader gaat met ons eten bij de Chinees in Monticello. We gaan om halfzes weg.’

‘Oké,’ zei ik en liep haastig de trap op naar de zolder. Plotseling had ik het gevoel dat ik daarheen moest. Het was de enige plek waar ik helder kon denken en me op mijn gemak voelde. In mijn hoofd draaide een caleidoscoop van allerlei emoties. Het meisje in me was opgewonden over de manier waarop Craig Harrison met me had gepraat en naar me had geglimlacht. Ik had geen idee gehad dat hij me had gadegeslagen, al die tijd aan me had gedacht. En natuurlijk geen idee dat hij zo’n belangstelling had voor de geschiedenis van mijn moeder en heimelijk zoveel onderzoek had gedaan.

Toen ik dat dossier pas zag, voelde ik me onrustig over wat hij had gedaan. Ik dacht, net zoals zijn moeder hem had verweten, dat het een macabere obsessie van hem was, maar hij leek zo eerlijk en openhartig toen ik er met hem over sprak. Het was niet alleen troostvol, maar ook intrigerend. Als zijn theorie eens juist was?

Was dat niet precies wat ik al zolang had gewenst?

Zijn verklaring waarom niemand iets van wat ze had gezegd wilde geloven was ook logisch. Ik had niet de minste moeite met de mogelijkheid dat mijn moeder had overdreven en zoveel meer in haar verhaal had verweven dan wat er in werkelijkheid was voorgevallen. Craig had mijn tante Zipporah niet over haar horen praten. Hij begreep niet hoe afhankelijk ze was van haar verbeeldingskracht en die gebruikte.

Maar dat betekende niet dat alles wat ze had gezegd per se onwaar was. Nee toch?

Zou er ooit een tijd komen dat ik oog in oog met haar zou staan en haar vertrouwen zou kunnen winnen zodat ik het haar kon vragen?

En als dat zou kunnen en ze vertelde me haar kant van het verhaal, zou ik haar dan geloven?

Ik was geneigd dat te doen. Ik kon toch niet objectief zijn – of wel?

Ik ging op de bank zitten waar mijn vader had gezeten toen hij met me hierboven was en keek uit het raam. Ik gebruikte al mijn verbeeldingskracht om haar te zien zoals hij kennelijk had gedaan. Ik zag in gedachten hoe ze zich naar me omdraaide en glimlachte.

‘Ik wist dat je boven op zolder zou komen,’ zou ze zeggen. ‘Ik heb er altijd op vertrouwd dat je me op een dag te hulp zou komen, mijn enige echte bondgenote, mijn dochter. Je zult een manier vinden om ze allemaal de waarheid te tonen. Je zult me bevrijden zodat ik hier weg kan en weer buiten kan zijn. Ik zal de zolder verlaten.

‘Eindelijk zullen we verenigd zijn, moeder en dochter, we zullen wandelen en praten en lachen over alles wat er met je gebeurt als je opgroeit. Ik zal naast je staan als je verliefd wordt en trouwt en zelf kinderen krijgt.

‘En dan zal ik ervoor zorgen dat je nooit, maar dan ook nooit gevangen komt te zitten op een zolder.’

De tranen stroomden over mijn wangen toen ze zich van me afwendde. Ik was haar zo snel weer kwijtgeraakt.

Wat kon ik doen om haar weer terug te brengen?

Ik keek om me heen en zag het schilderij dat mijn grootvader en vader zo bewonderd hadden, en toen kreeg ik een idee. Misschien was het wel van haar afkomstig.

Ik zou haar schilderen zoals ze bij dat raam stond. Ik zou het niet aan mijn grootouders, aan Zipporah, mijn vader, aan niemand vertellen voordat het schilderij af was.

Op die manier zou ik haar voor eeuwig in mijn ogen, mijn geest en mijn hart sluiten.

En dan zou ze nooit meer verdwijnen.