4

Craig Harrison

 

Ook al wist ik dat iedereen in mijn familie er blij mee was, toch voelde ik me een bedriegster in mijn nieuwe kleren. De lichtere kleuren, de snit, de dure kleding en nieuwe schoenen waren een radicale verandering voor me. Gedeeltelijk moest ik toegeven dat ik er inderdaad aantrekkelijker in uitzag, maar net als daarvóór maakte die gedachte, die mogelijkheid, me nerveus, zelfs bang. Ik wist wat er zou gebeuren zodra de voorjaarsvakantie was afgelopen en ik in de schoolbus verscheen en daarna op school. Alle ogen zouden op mij gericht zijn en wie weet met wat voor verschrikkelijke dingen ze nu voor de dag zouden komen? Ik voelde me dodelijk verlegen.

Ik droeg mijn nieuwe kleren naar elk restaurant en ik trok zelfs iets nieuws aan als we thuis aten. Alsof ze een stier was en ik al die tijd rood had gedragen, leek Rachel vriendelijker te worden en zich minder met me te bemoeien toen ik mijn nieuwe, lichtere, minder hobbezakkerige kleren droeg. Het leek bijna of ik naar haar kant was overgelopen, de kant waar vrouwelijkheid het belangrijkst was. Ik was verbaasd en zelfs een beetje geschokt toen ze op een avond met haar make-upkoffertje naar mijn kamer kwam en aanbood me te laten zien hoe ik mijn toch al knappe uiterlijk nog mooier kon maken.

‘Nu je je beter kleedt, moet je ook nog wat meer doen. Het is belangrijk dat je het ene voordeel aanvult met het andere, om het evenwicht goed te bewaren,’ zei ze, staande in de deuropening.

Even wist ik niet wat ik moest antwoorden. Was dit dezelfde vrouw die mijn schaduw niet naast zich leek te kunnen verdragen, laat staan mijn ware ik? Was dit dezelfde vrouw die elke blik, elk woord tegen mij leek te rantsoeneren? Waarom zou ze iets dat met mij te maken had plotseling zo belangrijk vinden? De gedachten tolden door mijn hoofd, zochten naar een boosaardige motivering.

Misschien wilde ze me veranderen in een promiscue jong meisje, zodat ze kon zeggen: ‘Zie je wel, ik heb het je gezegd.’

Misschien hoopte ze dat ik in moeilijkheden zou komen, net als mijn moeder, en worden weggehaald of weggestuurd.

Misschien gebeurde dit allemaal tegen de wens van mijn vader en zou mijn volgzaamheid hem afkerig van me maken, wat ze altijd gewild had.

Misschien hoopte ze dat ik haar zou afwijzen, zodat ze zou kunnen zeggen: ‘Ik heb geprobeerd aardig tegen haar te zijn, maar er is geen land met haar te bezeilen.’

Ik leek niet veel keus te hebben.

‘Dank je,’ zei ik, en ze kwam binnen en zette haar koffertje op de toilettafel, na eerst de boeken te hebben weggeruimd. Ik had die tafel eigenlijk nooit voor iets anders gebruikt dan voor mijn huiswerk. Anders dan de meeste meisjes op school, haalde ik in minder dan een minuut een borstel door mijn haar en ging meer dan één keer naar school met restjes van het ontbijt in mijn mondhoeken of op mijn kin.

‘Ga zitten,’ zei ze en schoof een stoel bij.

Ik gehoorzaamde, en een paar minuten staarde ze me aan in de spiegel. Te oordelen naar de uitdrukking op haar gezicht dacht ik dat ze haar koffertje dicht zou klappen en zeggen: ‘We kunnen niet veel aan je doen.’ In plaats daarvan frutselde ze aan mijn haar, pakte toen de borstel en veranderde iets aan mijn lokken. Het was voor het merendeel lukraak, maar met een paar flinke slagen van de borstel wist ze er enige stijl aan te geven.

‘Zie je wat ik wil doen?’ vroeg ze.

‘Ja.’

‘Laat het een tijdje groeien, maar hou deze stijl. Die past bij de vorm van je gezicht. Je lijkt veel op een actrice in Los Angeles die we kennen, een jonge actrice.’

Niemand had me ooit vergeleken met een actrice of een model, zelfs mijn grootvader niet.

‘Er zijn een paar elementaire dingen wat betreft make-up die je moet weten,’ ging ze verder. Ze demonstreerde hoe ik de nadruk kon leggen op mijn ogen. Op dat moment kwam het schokkendste van alles. ‘Je hebt Jesses ogen,’ zei ze.

Het scheen haar niet van streek te brengen en ze zei het niet kwaad. Het kwam er heel nuchter uit.

‘Hij heeft mooie ogen,’ ging ze verder.

Ik geloof niet dat ik een spier bewoog of zelfs maar ademhaalde. Mijn hart stond misschien zelfs even stil, elk onderdeel van me, elk orgaan van mijn lichaam, scheen te wachten tot de bom zou vallen, tot ze er iets afschuwelijks aan zou toevoegen. Maar er kwam niets.

‘Dat was het eerste wat me in hem aantrok,’ ging ze verder. ‘Goed dan,’ vervolgde ze, ‘omdat je zoveel thuis bent, zie je een beetje bleek, dus iets hiervan op je wangen kan geen kwaad.’

Ze liet me zien hoe ik de make-up moest combineren en aanbrengen en ging toen over op de lippenstift. Ik had wel een lippenstift, maar die was verdroogd en ze zei dat de kleur niet alleen verkeerd was maar zelfs onflatteus.

‘Je moet geen koplamp maken van je lippen. Subtiel is het sleutelwoord, Alice. Het enige wateen gezicht als het jouwe nodig heeft zijn hier en daar een paar suggesties. Je moet alles zien als een vinger die naar dit of dat aspect wijst en niets meer. De meeste meisjes van jouw leeftijd overdrijven. Hun gezicht schreeuwt, en evenmin als je in één kamer wilt zijn met iemand die tegen je schreeuwt, wil je naar iemand kijken alsof je in een spotlight kijkt.’

Ze deed een stap achteruit om me op te nemen.

‘Nou?’ vroeg ze. ‘Wat denk je van jezelf?’

‘Ik… keurig,’ stotterde ik, en ze lachte.

‘Nee, Alice, het is niet keurig. Het is mooi. Jesse kijkt soms naar een meisje in Californië en zegt dan iets als: “Ze is zo mooi, ze zou zich moeten laten registreren, zoals iemand een vuurwapen moet registreren.” Dat zal hij nu ook over jou zeggen.’

Ik staarde haar aan in de spiegel. Was dit een droom? Of een valstrik? Ze was zo vriendelijk en praatte tegen me alsof ze mijn oudere zus was. Ik wist echt niet wat ik moest zeggen. Mijn gedachten draaiden in mijn hoofd rond als een draaimolen. Ik voelde me zelfs een beetje duizelig.

‘Waar heb je dat allemaal geleerd?’ vroeg ik ten slotte.

Ze lachte.

‘Wat een malle vraag. In mijn familie waren de vrouwen vastbesloten op de cover van een tijdschrift te komen. Ik had tantes die door een nieuwe rimpel in zo’n diepe depressie raakten dat ze bijna moesten worden opgenomen. In mijn familie legden we geld opzij voor plastische chirurgie zoals andere mensen geld opzij leggen voor een brand- of levensverzekering. Oud en lelijk worden was net zo’n bizarre gedachte als je huis tot op de grond toe zien afbranden. Dat was de wereld waarin ik ben opgevoed.’

‘Maar zo lijk je nu helemaal niet,’ zei ik, niet zeker wetend of dat wel de juiste opmerking was. Het beviel haar; ze glimlachte.

‘Om de een of andere stomme reden, die ik niet kan peilen, denken de meeste vrouwen die ik ken dat ze een keus moeten maken tussen hersens en uiterlijk. Ik ken andere vrouwelijke advocaten die zich met opzet zo mannelijk mogelijk kleden als ze naar de rechtbank gaan. Ze denken dat het belangrijk is. Misschien is het wel zo, maar daar geef ik nooit aan toe. Ik moet de rechter, de jury en mijn getuigen tonen dat ik niet alleen een vrouw ben, maar ook een advocaat die het tegen alle anderen in de rechtszaal kan opnemen. Je mag nooit toegeven aan die bekrompen denkwijze,’ ging ze verder. ‘Je bent jezelf. Laat niemand je omvormen tot een simpel stereotype. Dat heb ik nooit toegestaan.’

Ik zat stil te luisteren. Ze zag mijn verbijstering.

‘Sorry,’ zei ze. ‘Het is niet mijn bedoeling om te preken, maar het is een van mijn vaste ergernissen. Denk je dat je dit voortaan zelf kunt?’ vroeg ze, met een knikje naar me in de spiegel.

‘Ja.’

‘Mooi. Vergeet het niet. Geef je haar volume en gebruik ook een conditioner.’ Ze betastte een paar lokken. ‘Het zou best wat zachter en soepeler kunnen. Hoe vaak was je je haar?’

‘Niet vaak.’

‘Verander dat in vaak. Weet je, ik heb een paar smaragden oorbellen die je goed zouden staan. Ik zal ze voor je achterlaten.’ De volgende ochtend gingen ze terug naar Californië.

‘Dank je.’

‘Graag gedaan.’ Ze draaide zich om en wilde weggaan.

‘Je make-upkoffertje,’ riep ik haar na toen ze bij de deur was. Ze draaide zich om en schudde haar hoofd.

‘Nee, dat is nu jouw make-upkoffertje. Ik heb het voor je gekocht toen we met z’n allen gingen shoppen.’

Mijn kaak leek met scharnieren vastgeschroefd. Ze glimlachte niet. Ze knikte en liep weg.

Ik bekeek mezelf in de spiegel. Het was of iemand die binnen in me had liggen slapen was ontwaakt. Ik kon haar bijna horen zeggen: ‘Hallo. Mag ik me even voorstellen?’ Alleen was het mijn moeder en niet ikzelf.

‘Ik ben Karen Stoker.’

Ik duwde me van de tafel af en pakte de spons om die naar mijn gezicht te brengen zodat ik alle make-up eraf kon vegen, maar iets sterkers pakte me bij mijn pols en belette het me. Ik bleef bijna een volle minuut naar mijn spiegelbeeld staren voor ik de spons neerlegde en het koffertje sloot. Toen stond ik op en liep als in trance de trap af.

Tante Zipporah was twee dagen nadat ze gekomen was teruggekeerd naar New Paltz, omdat ze zich ongerust maakte dat ze Tyler zo lang alleen liet in het café. Natuurlijk beloofde ik haar vaker te bellen. Ik wist niet wat voor nieuwe krantenkoppen ze verwachtte, maar ik kon zien dat ze er op een paar hoopte.

Rachel bracht de tweeling naar bed, maar mijn grootouders en mijn vader zaten in de zitkamer zachtjes te praten toen ik beneden kwam. Ze zwegen en keken verbaasd op toen ik binnenkwam. Ik was het meest geïnteresseerd in de reactie van mijn vader. Hij sperde zijn ogen open en glimlachte toen. Als ik op mijn moeder leek joeg hem dat geen angst aan en stootte het hem niet af.

‘Zo, wie hebben we hier?’ zei mijn grootvader schertsend. ‘Ik wist niet dat we gasten hadden vanavond.’

‘Je ziet er fantastisch uit, Alice,’ zei mijn vader. ‘Rachel heeft er verstand van, hè, ma?’

‘Ja. Heel goed. Niet te veel en niet te weinig.’

‘Misschien moet Rachel jou ook eens les geven, Elaine,’ zei mijn grootvader. Op het moment dat hij het zei, konden we allemaal met hem meevoelen. Hij had een enorme blunder gemaakt.

Ik kon me niet herinneren dat het gezicht van grootmoeder Elaine ooit zo vuurrood was geweest. Ik wist zeker dat ik uit elk oor een rookpluim zag komen. Mijn grootvader liet zich op de grond vallen en smeekte om vergeving. Hij begon haar voeten te kussen.

‘Ik meende het niet. Ik maakte maar gekheid.’

‘Sta op, idioot,’ zei ze tegen hem.

Mijn vader lachte hysterisch. Zelfs ik begon te lachen en een ogenblik, een lang en kostbaar ogenblik, waren we werkelijk een familie, lachten om elkaars zwaktes en onze liefde.

Ik wachtte tot het allerlaatste moment voor ik die avond mijn make-up verwijderde. Ik was nu bang dat ik niet na zou kunnen doen wat Rachel voor me gedaan had, maar ze verzekerde me dat het niet moeilijk was.

‘Het is geen hersenchirurgie,’ zei ze. ‘Hoewel, als je ziet hoe de meeste meisjes van jouw leeftijd zich opmaken, zou je denken dat ze een lobotomie hebben gehad.’

Iedereen moest erom lachen. Voor het eerst sinds ik me kon herinneren speet het me werkelijk Rachel, mijn vader en de tweeling te zien vertrekken. Ik had het gevoel dat ik net een reis met hen had ondernomen die te snel geëindigd was.

De volgende ochtend stonden we allemaal buiten op de oprijlaan terwijl mijn vader de huurauto inlaadde. Er was geen wolkje aan de lucht te bekennen, en er stond een zachte bries in een periode van een late-voorjaarswarmte, die de naderende zomer aankondigde. Ik had nog bijna twee maanden school voor de boeg voordat ik naar New Paltz zou gaan om in het café te werken van tante Zipporah en oom Tyler. Deze zomer zou ik worden gepromoveerd tot serveerster.

Voordat ik naar beneden ging om te ontbijten, maakte ik me weer op, zodat Rachel me kon controleren voor ze wegging. Ze vertelde me dat ik het perfect had gedaan.

‘Uitstekend,’ zei ze. ‘Het zal prima gaan.’

We genoten weer van een uitvoerig ontbijt, stelden het eind ervan zo lang mogelijk uit, maar eindelijk moesten ze naar het vliegveld, wilden ze op tijd zijn voor hun vliegtuig.

De tweeling wilde niet weg en jammerde en smeekte om langer te mogen blijven. Ze werden een beetje gesust door de belofte om gauw terug te komen en het vooruitzicht dat ze misschien zelfs een tijdje zouden mogen blijven zonder hun ouders. Het was duidelijk dat ze wisten dat ze met heel wat konden wegkomen als ze alleen waren met hun grootouders.

Ik gaf allebei de jongens een knuffel, toen holde mijn grootvader een paar keer achter ze aan om de auto heen in de verwachting dat ze daardoor uitgeput zouden raken en ze rustig zouden blijven tijdens de rit naar de luchthaven. Zoals gewoonlijk vergiste hij zich in hun energie, en ze smeekten hem om achter hen aan te blijven rennen.

‘Haal ze weg voor ze mijn dood op hun geweten hebben!’ riep hij hijgend.

Hij en mijn vader omhelsden elkaar en mijn vader omhelsde en zoende mijn grootmoeder en hield haar nog wat langer vast. Rachel omarmde en zoende mijn grootvader en grootmoeder en pakte toen mijn hand en trok me een eindje opzij.

‘Denk aan je leven als een pleidooi in de rechtszaal. Wees zorgvuldig in het leggen van de fundering en houd dan een krachtig pleidooi voor jezelf. De rest van de wereld is de jury, en ze hebben één duidelijk vermogen. Ze kunnen onoprechtheid zien, maar een gebrek aan zelfvertrouwen zien ze veel gemakkelijker. Veel geluk, Alice.’

Ze omhelsde me niet echt. Ze hield mijn schouders even vast en draaide zich toen om en zette de tweeling in de auto.

‘Hé,’ zei mijn vader. Hij keek naar mijn grootouders, pakte mijn hand en samen liepen we de oprijlaan af.

‘Ik hoop dat onze komst je goed heeft gedaan, Alice. Ik ben blij dat we de kans kregen voor dat gesprek op zolder en we elkaar een paar heel persoonlijke geheimen konden toevertrouwen.’

‘Ik ook.’

‘Ik denk dat je nu wel weet dat je grootouders een SOS voor je hadden gestuurd. Niemand kan het ze kwalijk nemen dat ze om hulp vroegen, zeker ik niet. Ze hebben hun taak als ouders volbracht toen ze mij en Zipporah opvoedden. Ik denk dat het enige wat we nu voor je wensen is dat je jezelf een kans geeft. Trek de wereld in en vecht. Je bent te jong om je op te sluiten. Je hebt geen reden om je voor iets of iemand te verstoppen.

‘Ik weet dat ik dat allemaal gemakkelijk kan zeggen. Ik heb het recht niet je iets voor te schrijven. In zekere zin heb ik me zelf verstopt en jou in de steek gelaten, maar ik probeer het zoveel mogelijk goed te maken. Ik beloof je dat ik het zal blijven proberen.’

‘Waarom was Rachel deze keer zo aardig tegen me?’ vroeg ik, achteromkijkend naar de auto. ‘Ik dacht dat ze kwaad op je was omdat we samen op die zolder waren.’

‘Dat was ze eerst ook, maar… kun je een geheim bewaren?’

Daar moest ik om lachen, en hij ook.

‘Je grootmoeder en ik hebben wat psychologie op haar toegepast. We zijn naar haar toegegaan om hulp te zoeken voor jou, en er is niets waar Rachel zo dol op is als op verantwoordelijkheid. Ze is een beetje een controlfreak, maar een ander geheim is dat ik dat nodig heb. Ik ben niet dom. Ik besef wat haar sterke punten zijn en hoe die ons allebei helpen om succes te hebben. Toen jij haar project werd, kwam alles in een heel ander licht te staan.

‘Dus,’ eindigde hij, ‘stel haar niet teleur. Ze is een harde.’

‘Oké,’ zei ik.

‘Ik heb het je nooit met zoveel woorden gezegd, Alice, maar ik hou van je en ik wil dat je gelukkig bent.’

Ik knikte, kneep mijn ogen samen om de tranen onder mijn oogleden gevangen te houden. Ze stonden op het punt om los te breken.

Hij kuste mijn wang en liep toen haastig naar de auto.

Mijn tranen ontsnapten.

Hij zwaaide. Ze reden achteruit, zwaaiden door de ramen en reden toen snel weg, verdwenen zoals een droom dat kan; hun beeld bleef een ogenblik hangen, herinneringen die werden meegevoerd door de wind en ons met lege ogen achterlieten.

Mijn grootvader sloeg zijn arm om mijn grootmoeder en zij legde haar hoofd op zijn schouder en ze liepen terug naar het huis. Op dat moment begreep ik pas goed hoe moeilijk het is om een ouder en een grootouder te zijn en weer een afscheid te moeten incasseren. Ook al hadden ze elkaar, toch konden ze de leegte in hun hart niet vullen. Het was tegelijk de vloek en de zegen van zo’n liefde.

In plaats van hen te volgen naar binnen begon ik aan een wandeling naar het dorp. Ik was niet van plan de hele weg af te lopen, maar ik was zo in gedachten verdiept dat ik niet lette op tijd en afstand en voor ik het besefte was ik in het dorp.

Ik ging zelden alleen naar het dorp. Ik had er niet veel te doen en ik voelde me vooral niet op mijn gemak onder de spiedende blikken van de oudere inwoners die mijn hele verhaal kenden. Sommigen spraken tegen me, vroegen hoe het met mijn grootouders ging. Misschien was het mijn verbeelding, maar ik had het gevoel dat ze vroegen hoe ze het volhielden met een kleindochter als ik in huis. Een van de huizen waarvoor ik onwillekeurig belangstelling had was het huis dat van mijn moeder was geweest. De mensen die er nu woonden, de Harrisons, waren al jaren eigenaar van de houthandel. Onlangs hadden ze die uitgebreid met een supermarkt voor ijzerwaren en gereedschap. Ze waren nu een van de rijkste families, niet alleen van het dorp maar van de hele county. Natuurlijk, ook al hadden ze hier niet gewoond, hadden de Harrisons de geschiedenis van het huis moeten kennen. Ik had begrepen van mijn grootvader dat de dood van Harry Pearson in het rapport vermeld moest zijn dat een makelaar aan een potentiële koper aanbood.

Het huis maakte een welvarende indruk, met bakstenen muren en perfect gesnoeide heggen. Mijn grootvader zei dat het gazon een obsessie was van Dan Harrison, die het groenste, weligste gras wilde hebben van het hele dorp. Zijn gazon bleef inderdaad langer groen dan dat van wie ook. Ze hadden een paar veranderingen aangebracht aan de ramen, het dak gerenoveerd en een vlaggenstok neergezet, maar verder was het huis, althans aan de buitenkant, nog hetzelfde als toen mijn moeder en mijn grootmoeder, Darlene Pearson, er woonden met Harry. Ik was nieuwsgierig hoe het er vanbinnen uitzag, vooral de voormalige kamer van mijn moeder. Ik voelde een overweldigende behoefte om in die kamer te staan en uit dezelfde ramen te kijken. Dat was míjn obsessie.

Craig, de zoon van de Harrisons, zat bij mij op school en was een van de populairste leerlingen. Momenteel was hij klassenvertegenwoordiger van onze klas, captain van het baseballteam en een van de vijf sterren van het honkbalteam. Hij was een van die mensen die in alles gezegend lijken te zijn. Hij was intelligent, knap en stamde uit een rijke familie. Onwillekeurig vroeg ik me af wat het was dat bepaalde dat hij geboren zou worden in de wereld waarin hij verkeerde en ik in die van mij. Waren we zondaren voordat we geboren werden? Of was die Bijbelse uitspraak die ik gehoord had waar: de zonden van de vaderen zullen bezocht worden aan de zoons, maar in mijn geval, de zonden van de moeder aan de dochter?

Ik slenterde over het trottoir en bleef staan voor het huis van de Harrisons. Ik geloof niet dat ik er ooit langsliep of - reed zonder ernaar te kijken en eraan te denken. De vlag klapte en wapperde in de wind. Ik zag hoe de gazonsproeiers het graszaad en de blaadjes van het opkomende voorjaarsgras doordrenkten. Mevrouw Harrison had een rij bontgekleurde bloemen aan de voorkant van de veranda geplant. Het was een perfect huis, zoals afgebeeld kon staan in een huis-en-tuintijdschrift. Niets deed denken aan het kwalijke verleden.

Ik wilde omkeren en weggaan toen ik iemand hoorde vragen: ‘Ben jij dat?’

Ik draaide me naar links en zag Craig Harrison achter een heg tevoorschijn komen. Hij had een heggenschaar in de hand. Hij droeg een heel strak T-shirt, dat zijn gespierde borst benadrukte, een honkbalpet achterstevoren op zijn hoofd en jeans. Een paar pieken lichtbruin haar staken onder de zijkanten van zijn pet uit en het haar over zijn voorhoofd leek erboven te zweven zonder zijn huid te raken. Zijn ogen waren lichtgroen, maar in het zonlicht kregen ze een warmere smaragdgroene kleur. Met zijn een meter vijfentachtig, brede schouders en smalle middel leek hij een prima kandidaat voor Mr. Tiener America. Ik vond altijd dat zijn flauwe glimlachje iets ondeugends had. Hoewel ik de meeste jongens op school probeerde te negeren, vooral degenen die grijnzend loerden en fluisterden als ik langskwam, vond ik Craig wel een blik waard.

‘Nee,’ zei ik. ‘Het is iemand anders.’

Ik begon weg te lopen.

‘Hé, wacht even,’ riep hij en kwam haastig om de heg heen naar het trottoir. ‘Waarom zo’n haast?’

‘Ik heb een afspraak met de tandarts,’ zei ik.

‘Hè?’ Hij staarde me even aan en toen lachte hij. ‘Oké. Sorry. Ik herkende je niet zo gauw. Leuke outfit,’ zei hij en nam me langzaam van top tot teen op, alsof hij me wilde opslaan in een geheugenbank. ‘Ik wist wel dat er een leuk meisje school in die aardappelzakken die je draagt.’

‘Dat zijn geen aardappelzakken.’

‘Wat dan ook.’ Hij kwam dichterbij ‘Ik heb je nog nooit met lippenstift en zo gezien. Wat is er aan de hand? Ben je jarig of zo?’

‘Nee. Wat heeft dat er nou mee te maken?’ vroeg ik spottend.

Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik heb gehoord dat sommige moeders hun dochters pas toestemming geven om zich op te maken als ze een bepaalde leeftijd hebben bereikt.’

Ik wilde niet zeggen dat ik niet bij mijn moeder woonde, maar ik kon zien dat die gedachte bij hem postvatte.

‘Of grootmoeders,’ voegde hij er snel aan toe.

‘Nee, ik heb het zelf besloten.’

‘Wijs besluit. Dus wat ga je doen?’

‘Niks. Ik ging gewoon een eindje wandelen.’

Hij knikte, keek naar zijn huis en toen naar mij.

‘Ik heb je al eerder naar het huis zien kijken, weet je.’

‘Fijn voor je. Veel plezier,’ zei ik en liep door. Snel haalde hij me in.

‘Kalm maar. Ik klaagde er niet over.’

‘Zou me een zorg zijn.’

‘Jee.’

‘Wat is er?’ Ik draaide me met een ruk naar hem om.

‘Ik heb gehoord dat je zonder enige reden behoorlijk rottig kan doen.’

‘Ik doe niet rottig.’

Hij lachte. ‘Als je nu niet rottig doet, zou ik je niet graag meemaken als je dat wél doet.’

Ik staarde hem even aan. ‘Oké,’ zei ik. ‘Ik beken schuld. Dus ik heb al eerder naar je huis gekeken.’

‘Niet meer dan logisch dat je er nieuwsgierig naar bent. Ik was het ook toen we het net gekocht hadden. Ben je weleens binnen geweest?’

‘Nee.’

‘Wil je naar binnen?’

‘Wat denk je?’ viel ik tegen hem uit. Ik dacht dat hij me plaagde en een geintje met me uithaalde, waarover hij later zou opscheppen, maar ik zat er niet echt mee.

‘Ik denk van wel, ja. Maar ik moet je waarschuwen. Het is nu heel anders dan toen we het huis kochten. Mijn moeder heeft het van onder tot boven gerenoveerd. Ze heeft zelfs de keuken verbouwd, aanrechten eruit gehaald, groter gemaakt, nieuwe kasten erin laten maken. We zijn pas acht maanden nadat we het gekocht hadden erin gaan wonen.’

Ik wist niet wat ik daarop moest antwoorden. Ik dacht dat iedereen het zou hebben veranderd. Dat verbaasde me niets.

‘Er was niets meer achtergebleven van je moeder en grootmoeder,’ ging hij verder. ‘Geloof maar dat ik in alle kasten en laden heb gekeken.’

‘Wat had je verwacht te vinden?’

Ik had er iets aan toe willen voegen als ‘lijken’ maar ik deed het niet.

‘Ik weet het niet. Hé,’ zei hij. ‘We hebben iets met elkaar gemeen.’

‘O? Wat dan?’

‘We wonen allebei in een huis waar een moord is gepleegd.’

Ik zei niets. Hij had gelijk, als het legendarische verhaal over de Dorals klopte.

‘En?’ vroeg ik ten slotte.

‘En niks. Kom mee. Ik zal je het huis laten zien.’

‘Misschien vinden je ouders dat niet goed,’ zei ik aarzelend. Nu hij me echt uitnodigde, voelde ik me nerveus en zelfs een beetje bang.

‘Ze zijn er niet. Ze zijn in New York, naar een show. Ze hebben mij hier gelaten om een paar karweitjes op te knappen. Kom. Maak je niet ongerust.’

Hij liep weg, in de verwachting dat ik hem zou volgen. Na een ogenblik liep ik hem achterna. Hij wachtte bij het tuinpad en toen liepen we samen naar de voordeur.

‘Weet je het zeker?’ vroeg ik toen hij de deur opendeed.

‘Waarom niet? Je wil me toch geen kwaad doen?’ vroeg hij plagend.

‘Daar ben ik het nog niet over eens,’ antwoordde ik. Hij lachte.

‘Weet je, ik heb altijd al met je willen praten, maar eerlijk gezegd dacht ik dat je me zou beledigen of voor gek zetten.’

Ik grijnsde sceptisch en gooide mijn hoofd in mijn nek.

‘Nee, ik meen het in alle ernst,’ zei hij. ‘Serieus. Ik heb een paar keer op het punt gestaan een gesprek met je aan te knopen in de gang als ik dacht dat je naar me keek, maar ik wist nooit of het belangstelling of minachting was.’

Zoals hij in de deuropening bleef staan leek het me dat mijn antwoord zou bepalen of hij me al dan niet binnen zou laten.

‘Ik ken je niet goed genoeg om een hekel aan je te hebben,’ zei ik. Het antwoord beviel hem. Hij glimlachte en deed een stap achteruit.

‘Kom binnen.’

Langzaam liep ik naar binnen, bleef in de entree staan. De vloer was warm bruin betegeld en aan beide kanten zag ik Weerhaken en een hoedenrek. In de gang lag fraai parket, en de trap was bekleed met dik donkerbruin tapijt in de kleur van de balustrade. Alles zag er splinternieuw, smetteloos, onberispelijk uit. Recht boven de entree hing een kroonluchter met kristallen druppels.

‘Links zijn de keuken en de eetkamer,’ zei Craig. ‘Dit is de zitkamer.’ Hij liep verder de gang in. Ik wierp een blik in de kamer, keek naar de meubels, de schilderijen, de mooie marmeren haard en schouw.

‘Wat zijn dat voor meubels?’ vroeg ik. Ik was niet in veel andere huizen geweest dan mijn eigen huis, maar ik had nog nooit zulke elegante banken, stoelen, tafels en lampen gezien.

‘Allemaal geïmporteerd uit Frankrijk. Dat heeft ook nog ongeveer een jaar geduurd, maar mijn moeder wilde het. Hun slaapkamer is in dezelfde stijl ingericht. Die van mij is heel anders, maar de logeerkamers zijn hetzelfde, net als de eetkamer en het kantoor van mijn vader, waar we eigenlijk onze zithoek hebben gemaakt. Zoals je ziet, staat er geen televisietoestel in de zitkamer. Ik heb mijn eigen tv en mijn ouders ook, maar het grootste scherm is in mijn vaders studeerkamer. Daar kijken hij en ik naar alle sporten. Het is ook de enige kamer in huis waar van mijn moeder gerookt mag worden. Ik rook niet. Jij?’

‘Nee.’

‘Ik bedoel sigaretten,’ zei hij met een spottend glimlachje.

‘Ik rook helemaal niks,’ zei ik nadrukkelijk. Ik wist wat hij bedoelde. Hij haalde zijn schouders op.

‘Weleens geprobeerd?’ vroeg hij.

‘Het interesseert me niet.’

Hij lachte en keek toen weer ernstig.

‘Je weet dat mijn kamer verondersteld wordt die van je moeder te zijn geweest, hè?’

‘Nee, hoe zou ik dat moeten weten?’

‘Ik dacht dat je het misschien wist. Wil je hem zien?’

Eigenlijk had ik me willen omdraaien en weggaan, maar iets sterkers trok me naar die trap. Ik keek hem aan.

‘Kom mee,’ zei hij zonder op mijn antwoord te wachten.

Onder het tapijt lagen de treden waarover mijn moeder zo vaak had gelopen. Langs deze trap was ze weggevlucht. Ik voelde me bijna teruggaan in de tijd, zag haar het huis uit hollen, de duisternis in die ook mij zou omringen.

Hij bleef staan op de trap en boog zich naar me toe.

‘Ik weet alles over de moord,’ zei hij. ‘Ik weet precies wanneer ze Harry Pearsons lichaam hebben gevonden en hoe hij er toen uitzag.’

Hij liep verder naar boven.

Mijn voeten leken aan de trede vastgekleefd. Ik vond de achteloze manier waarop hij over dit alles praatte morbide, maar ondanks alles ook fascinerend.

‘Hé,’ zei hij. Hij bleef weer staan en draaide zich naar me om. ‘Er drong net iets tot me door. Weet je wat zo verbijsterend, zo ongelooflijk is van je komst hier vandaag?’

Ik schudde mijn hoofd. Plotseling, omdat ik me hier bevond, letterlijk op een meter afstand van de kamer van mijn moeder, voelde ik me te zwak om een woord te kunnen uitbrengen.

‘Vandaag. De datum. Snap je het niet?’

‘Nee.’

‘Het is de datum van de moord!’