Hoofdstuk 19.

Een cirkel van twee

 

Ze pushen me om me met haar te verenigen. En dat wil ik ook. Godin, wat wil ik dat graag! Ze is een vlinder, een bloem die ontloken is, een donkere robijn, geslepen uit een stoffige steen. En ik kan haar nóg prachtiger maken. Ik kan haar in vuur en vlam zetten, zodat haar macht uitstraalt naar iedereen om haar heen. Ik kan haar onderwijzen, ik kan haar helpen om bij magie te komen die heel diep in haar zit. Samen zullen we niet te stoppen zijn.

Wie had ooit gedacht dat dit kon gebeuren? Op het eerste gezicht zou je niet zeggen dat er een tijgerin in haar sluimert. Ze verslindt me met haar liefde, haar standvastigheid maakt me nederig, haar schoonheid en macht maken me hongerig.

Zij zal de mijne zijn. En ik de hare.

- Sgàth

 

Ik staarde Cal aan. Ik hield van hem, maar ik was volkomen de kluts kwijt.

'Ik dacht dat je ook wilde, ' zei hij zacht.

Ik knikte. Dat was ook zo - tenminste, voor een deel. Maar wat mijn hersens wilden en wat mijn lichaam wilde, waren twee verschillende dingen.

'Als je je druk maakt om de anticonceptie, daarvoor zorg ik, ' zei hij. 'Ik zou je nooit willen kwetsen. '

'Dat weet ik wel. ' Ik voelde dat de tranen kwamen opzetten. Ik drong ze terug, met veel wilskracht. Wat een afgang was dit, en ik wist niet waarom.

Cal rolde bij me vandaan. Hij legde zijn arm over zijn voorhoofd en keek me aan. 'Wat is het dan?' zei hij.

'Ik weet het niet, ' fluisterde ik. 'Ik wil het wel, maar ik kan het niet. Ik ben er nog niet klaar voor. '

Met zijn andere hand pakte hij de mijne en hield hem vast. Afwezig streek hij met zijn duim over mijn handpalm. Ten slotte kwam hij overeind en ging met gekruiste benen voor me zitten. Ik ging tegenover hem zitten.

'Ben je nu kwaad?' vroeg ik.

Hij glimlachte een beetje zuur. 'Ik overleef het wel. Het is in orde. Maak je geen zorgen. Ik... ' Hij maakte zijn zin niet af.

'Het spijt me, ' zei ik verdrietig. 'Ik weet niet wat er mis is met mij. '

Hij boog zich naar me toe en duwde mijn haar uit mijn nek om me daar een kus te geven. Ik huiverde bij de warmte van zijn lippen. 'Met jou is helemaal niets mis, ' fluisterde hij. 'We hebben onze hele toekomst nog voor ons. We hebben geen haast. Ik ben er zodra je er wel klaar voor bent. '

Ik slikte en vreesde dat ik zou gaan huilen als ik mijn mond weer opendeed.

'Luister, ' zei hij, terwijl hij de spanning uit mijn nek masseerde, 'laten we een cirkel doen. Geen gewone cirkel, maar zoiets als een gezamenlijke meditatie. Dat is ook een manier om dicht bij elkaar te zijn. Oké?'

Ik knikte. 'Oké, ' perste ik eruit.

Ik stak mijn handen naar hem uit en we hielden elkaar losjes vast, met de knieën tegen elkaar. We sloten allebei onze ogen en begonnen systematisch alles buiten te sluiten: de emoties, de gewaarwordingen, het besef van de buitenwereld. Ik geneerde me dat ik niet met hem naar bed wilde, maar liet dat gevoel bewust los. Het was haast alsof ik het van me af zag vallen. Mijn ogen prikten niet meer en mijn keel ontspande zich.

Geleidelijk aan begon onze ademhaling synchroon te lopen en langzaam en kalm te worden. Ik mediteerde bijna iedere dag en raakte gemakkelijk in een lichte trance. Ik merkte niet meer dat ik Cal aanraakte. We voelden ons één, ademden als één, en dreven als een eenheid naar een plaats waar diepe vrede en rust heersten. Dat luchtte op.

Ik werd me bewust van de kracht van Cals geest die zich met de mijne verbond, wat heel opwindend en intiem was. Het was heel bijzonder dat we dit konden delen. Ik dacht aan alle niet-heksen in de wereld die waarschijnlijk nooit in staat zouden zijn een dergelijke intimiteit met hun geliefde te voelen. Ik ademde lang uit, met een zucht van tevredenheid.

Tijdens de meditatie voelde ik Cals gedachten. Ik las de intensiteit van zijn hartstocht, voelde zijn verlangen naar mij en ik kreeg er kippenvel van. Ik voelde hoe hij mijn magische kracht bewonderde en ook zijn enthousiasme om me vooruit te laten gaan - sterker en sterker te worden, even sterk als hij. Ik probeerde mijn eigen gedachten met hem te delen, maar ik wist niet of hij ook in mijn geest keek. Ik bracht mijn verlangens en hoop voor onze toekomst tot uiting. Ik probeerde in golven van pure emotie over te brengen wat ik voelde, op een manier die woorden niet konden zeggen.

Ten slotte dreven we weer uiteen, als twee blaadjes die los van elkaar op de aarde vielen. Ik gleed weer in mezelf terug en we bleven zo een poosje naar elkaar zitten kijken. Dit was een verbondenheid, zo hecht als ik nog nooit met een ander mens had gevoeld. Ik wist het. Maar die wetenschap gaf me ook een gevoel van kwetsbaarheid en maakte me nerveus.

'Vond je het fijn?' vroeg ik, om de sfeer een beetje minder geladen te maken.

Hij glimlachte. 'Ik vond het geweldig. '

Ik bleef hem nog een tijdje aankijken, liet me wegzinken in zijn ogen, genoot van de stilte en de gloed van de kaarsen. Vaag werd ik me bewust van het tikken van een klok in de buurt. Ik keek op.

'O, mijn god! Is het al één uur?' snakte ik naar adem.

Cal keek ook en grinnikte. 'Hmm. Moet je op een bepaalde tijd terug zijn?'

Ik klom van het bed. 'Officieel niet, ' zei ik, terwijl ik op zoek ging naar mijn schoenen. 'Maar ze verwachten wel dat ik bel als het later wordt dan twaalf uur. En als ik nu bel, maak ik ze allemaal wakker, natuurlijk. ' Snel legde ik mijn cadeaus op een stapeltje. De athame van Maeve stopte ik weer in mijn jas. We renden naar beneden. Er ging een steek van verlangen door me heen. Ik wilde hier blijven, bij Cal, in de warme knusheid van zijn kamer.

Een koude wind blies in mijn gezicht toen we de voordeur uitliepen.

'Jasses, ' kreunde ik, en ik trok de kraag van mijn jas dichter om mijn nek.

Met gebogen hoofd holden we naar de Explorer van Cal.

'Misschien moeten we toch je ouders maar bellen om te zeggen dat je blijft slapen, ' stelde hij ondeugend voor.

Ik moest lachen toen ik eraan dacht hoe dat bij pap en mam zou overkomen. Ik legde voorzichtig mijn mooie verjaardagsgeschenken op de achterbank. Toen ik op het punt stond voorin te stappen, bleef ik staan door het geluid van een auto die kwam aanrijden. Ik keek naar Cal. Hij kneep zijn ogen samen en maakte een alerte, gespannen indruk. Hij had zijn hand op het portier aan de andere kant.

'Is dat je moeder?' vroeg ik.

Cal schudde zijn hoofd. 'Dat is haar auto niet. '

Ik tuurde met samengeknepen ogen naar de naderende koplampen en gebruikte mijn heksenzicht. Mijn hart sloeg over. Het was een grijze auto. De auto van Hunter.

Hij stopte vlak voor ons.

'O, god, wat komt hij hier doen?' kreunde ik. 'Het is één uur in de nacht!'

'Weet ik het, ' zei Cal kortaf. 'Maar ik heb nog een appeltje met hem te schillen. '

Hunter liet zijn motor lopen, toen hij uitstapte en naar ons toe kwam. In het schijnsel van de koplampen was hij alleen een silhouet, maar ik kon zien dat zijn groene ogen ernstig stonden. Zijn verkoudheid leek over te zijn. Zijn adem was net witte rook.

'Hallo, ' zei hij geaffecteerd. Alleen dat stemgeluid was al tenenkrommend. 'Kijk eens aan, daar zijn jullie allebei. Dat treft wel heel slecht. '

'Hoezo?' vroeg Cal met een zachte stem. 'Was je van plan ook op mijn huis runensigils te plaatsen, net als bij Morgan?'

Een glimp van verrassing ging over Hunters gezicht.

'Dus dat weet je?' Hij verlegde zijn aandacht naar mij.

Ik knikte koeltjes.

'Wat weet je nog meer?' vroeg Hunter. 'Wat Cal van jou wil, bijvoorbeeld? Wat jij voor hem betekent? Weet jij eigenlijk wel wat er écht achter zit?'

Ik keek hem woest aan en probeerde een vernietigende opmerking te bedenken. Maar mijn enige gedachte was weer: Waarom kwelt hij ons zo?

Naast mij balde Cal zijn vuisten. 'Ze kent de waarheid. Ik houd van haar. '

'Nee, ' verbeterde Hunter hem, 'de waarheid is dat je haar nodig hebt. Je hebt haar nodig, omdat ze een ongekende, nog niet aangeboorde macht bezit. Je hebt haar nodig, zodat je haar macht kunt gebruiken om de Hoge Raad over te nemen. Daarna kun je beginnen met het één voor één elimineren van de andere clans. Jij bent ook een Woodbane, en ik moet toegeven dat de andere clans gewoon niet goed genoeg zijn.'

Mijn ogen schoten naar Cal. 'Waar heeft hij het over? Jij bent toch geen Woodbane, of wel?'

'Hij ijlt, ' bromde Cal, en hij keek Hunter met louter minachting aan. 'Hij bedenkt en roept van alles om mij te kunnen treffen. ' Cal sloeg zijn arm om me heen. 'Zet maar uit je hoofd dat jij ons uit elkaar kunt drijven, ' zei hij. 'Ze houdt van mij en ik houd van haar. '

Hunter lachte. Het klonk als glas dat kapot sprong.

'Wat een onzin, ' zei hij fel. 'Ze is je lichtende staf - de laatste afstammeling van De Nauwe Poort, de voorbestemde hogepriesteres van een van de machtigste clans van de Woodbanes. Dringt dat tot je door? De Nauwe Poort heeft de zwarte magie afgezworen ! Morgan zou absoluut niet instemmen met wat jij wilt!'

'Hoe weet jij wat ik wel en niet zou doen?' schreeuwde ik, furieus, omdat hij over mij praatte alsof ik er niet bij was.

Cal schudde zijn hoofd. 'Dit heeft geen enkele zin, ' zei hij. 'Wij zijn samen, en daartegen kun je niets doen. Ga terug naar waar je vandaan komt en laat ons met rust. '

Hunter grinnikte zachtjes. 'O nee. Ik vrees dat het daarvoor al veel te laat is. De Raad zou het me nooit vergeven als ik Morgan in jouw klauwen achterliet. '

'Wat?' krijste ik. Bemoeide de Raad zich met wie ik omging, potverdorie! Ik kende de Raad nauwelijks. Hoe kwam het dat ze zoveel van me wisten?

'Jij zou moeten weten wat vergeven is, ' snauwde Cal. 'De Raad heeft het je nooit helemaal vergeven, hè, dat je je broer hebt gedood? Je probeert het nog steeds goed te maken, nietwaar? Je probeert nog steeds te bewijzen dat het jouw schuld niet was. '

Ik staarde die twee aan. Ik had geen idee waarover Cal het had, maar zijn stem joeg me schrik aan. Hij klonk als een vreemde.

'Loop naar de hel, ' grauwde Hunter, en zijn lichaam spande zich.

'Bij Wicca doen we niet aan de hel, ' fluisterde Cal.

Hunter kwam naar ons toe. Zijn gezicht stond strak van woede. Opeens dook Cal de auto in en griste uit de stapel cadeaus de athame die hij me had gegeven had. Mijn hart sloeg volkomen op hol. Dit gebeurt niet echt, dacht ik in paniek. Dit kan onmogelijk echt zijn. Roerloos keek ik toe hoe Cal bij me vandaan liep. Hunter keek van hem naar mij en weer terug.

'Moet je mij hebben?' daagde Cal Hunter uit. 'Moet je mij hebben, Hunter? Kom me dan maar halen. ' Daarna draaide hij zich om en rende de donkere bossen in die aan hun privé-terrein grensden. In een oogwenk was hij uit het zicht verdwenen, verscholen in de duisternis tussen de bomen.

Met verwilderde ogen zocht Hunter de rand van het bos af.

'Jij blijft hier!' commandeerde hij mij, en vloog weg, achter Cal aan.

Ik bleef een ogenblik staan. Toen rende ik hen achterna.