Hoofdstuk 6.
Imbolc, 1993
Er is een Zoeker gekomen. Hij kwam twee dagen geleden aan en heeft een kamer genomen boven de pub in Goose Lane. Hij heeft gisteren een hele tijd met oom Beck zitten praten. Oom Beek zegt dat hij met iedereen gaat praten en dat we allemaal heel eerlijk moeten zijn. Maar ik mag die man niet. Zijn huid is wit, hij glimlacht niet en als hij me aankijkt, zijn zijn ogen net twee zwarte gaten. Ik krijg het ijskoud van hem.
- Giomanach
'Een rat!' gilde Mary K. de volgende ochtend recht in mijn gezicht. Niet de allerprettigste manier om wakker te worden. 'O god, Morgan, een rat! Niet bewegen!'
Natuurlijk bewoog ik wel, en de kleine Dagda ook. Hij kroop dicht tegen me aan, legde zijn oortjes plat en ging gehurkt liggen. Maar hij was toch dapper genoeg om flink tegen Mary K. te blazen. Ik sloeg mijn arm beschermend om hem heen.
Mam en pap kwamen met grote ogen mijn kamer binnenhollen.
'Het is geen rat, ' zei ik met een kraakstem van de slaap en ik schraapte mijn keel.
'O, nee?' vroeg pap.
Ik ging rechtop zitten. 'Het is een jonge kat, ' zei ik volstrekt overbodig. 'De poes van Jenna heeft jongen gekregen en die probeert ze te slijten. Ik heb er een genomen. Mag ik hem houden? Ik betaal zijn eten, zijn kattenbak en alles, ' liet ik erop volgen.
Dagda kwam op vier pootjes overeind en keek nieuwsgierig naar mijn familie. En alsof hij wilde bewijzen hoe schattig hij wel was, deed hij zijn bekje open en begon te miauwen. Iedereen smolt onmiddellijk. Ik verborg mijn glimlach.
Mary K. kwam op bed zitten en stak vriendelijk haar hand uit. Dagda baande zich behoedzaam een weg over mijn dekbed en likte aan haar vinger. Mary K. giechelde.
'Hij is wel erg lief, ' zei mijn moeder. 'Hoe oud is hij?'
'Acht weken, ' zei ik. 'Oud genoeg om bij zijn moeder weg te kunnen. Dus het is goed?'
Mam en pap keken elkaar aan.
'Morgan, een kat kost meer dan alleen eten en een kattenbak, ' zei mijn vader. 'Ze moeten gevaccineerd worden, gecontroleerd worden... '
'Gesteriliseerd worden, ' voegde mam eraan toe.
Ik grinnikte. 'Gelukkig hebben we een dierenarts in de familie, ' verwees ik naar de vriendin van mijn tante Eileen. 'Ik heb trouwens geld opzij gelegd van het werk dat ik afgelopen zomer heb verdiend. Ik kan het allemaal betalen. '
Mam en pap haalden allebei hun schouders op en glimlachten toen.
'Dan vind ik het goed, ' zei mam. 'Na de kerk kunnen we misschien naar de winkel gaan om de spullen te halen die hij nodig heeft. '
'Hij heeft honger, ' verkondigde Mary K. die hem tegen haar borst hield. Ze sprong meteen overeind en holde de kamer uit. Ze hield hem in haar arm als een baby. 'Er is nog wat kip van gisteren. Ik zal hem daarvan wat geven. '
'Geef hem geen melk, ' riep ik haar achterna, 'dat is niet goed voor zijn buikje... '
Blij leunde ik achterover in mijn kussen. Dagda was een officieel lid van ons gezin geworden.
Het was de op een na laatste zondag voor Thanksgiving, dus had men de kerk versierd met gedroogde bladeren, vuurdoorntakken met felrode bessen, dennenappels, en roestkleurige chrysanten in potten. Er hing een mooie, warme en gastvrije sfeer. Ik bedacht dat het leuk zou zijn om met Thanksgiving zulke natuurlijke versiering te gaan zoeken voor thuis.
Op een of andere manier - zeker doordat ik nog steeds niet goed wist hoe ik Wicca met mijn kerkbezoek moest combineren - voelde ik een vreemde afstand tot alles wat er om me heen gebeurde. Ik ging staan toen dat van me werd verwacht, ik knielde op het juiste moment, ik volgde in het gebed en zong de liederen mee. Maar ik deed het zonder deel uit te maken van de gemeente. Ik liet mijn gedachten ongebreideld dwalen.
Er was een ijl, winters zonnetje doorgebroken. De sneeuw van gisteren was voor het grootste deel weggesmolten en de gebrandschilderde ramen van de kerk gloeiden met vurig rood, diepblauw, heldergroen en kristalachtig geel. Er hing een flauwe geur van wierook en terwijl ik dieper in mezelf wegzonk, voelde ik het gewicht van de mensen om me heen. Hun gedachten en continue hartslag begonnen bij me binnen te komen. Ik haalde diep adem en deed mijn ogen dicht, om mezelf ervoor af te sluiten.
Pas toen ik hen uit mijn waarneming had gebannen, opende ik mijn ogen weer. Ik voelde me vredig en vol blijheid. De muziek was prachtig en de woorden van de preek waren ontroerend. Alles leek tijdloos en traditioneel. Dit waren niet de ruwe bast, de aarde en het zout van Wicca, en ook niet het aarden van energie en de werking van formules. Maar het was mooi op zijn eigen manier.
Ik stond automatisch op toen het tijd was voor de communie. Ik liep achter mijn ouders en zusje aan naar de reling voor het altaar. De hoge altaarkaarsen brandden helder en ze weerkaatsten in het koperwerk en het donkere, gladgewreven hout. Ik knielde op het platte kussen dat geborduurd was door het vrouwengilde. Een paar jaar geleden had mijn moeder zelf zo'n kussen gemaakt.
Ik wachtte met gevouwen handen, terwijl Vader Hotchkiss de wijn voor iedereen apart zegende. Ik voelde me vredig en zag ernaar uit om naar huis te gaan waar Dagda was, om in het Boek der Schaduwen van Maeve te lezen en om onderzoek te doen naar de runen. Toen Cal gisteravond in de lucht rond onze cirkel runen had getekend, leek dat de energie op een heel nieuwe manier te richten. Ik hield van runen en wilde er meer over weten.
Naast me nam Mary K. een slokje van de wijn. Ik ving een vleugje van de fruitige geur op. Nu was ik aan de beurt. Vader Hotchkiss stond voor me en veegde de grote zilveren bokaal af met een linnen doek.
'Dit is het bloed van onze Heer Jezus Christus, ' mompelde hij. 'Drink dit in zijn naam, tot uw verlossing. '
Ik stak mijn hoofd naar voren om een slokje te nemen.
Geheel onverwacht wankelde Vader Hotchkiss mijn richting uit. De beker gleed uit zijn handen en viel met een metalige klank op de witmarmeren vloer. Vader Hotchkiss greep de houten reling vast die tussen ons in stond.
Ik legde mijn hand op de zijne en keek hem onderzoekend aan. 'Is alles in orde met u, Vader?'
Hij knikte. 'Neem me niet kwalijk, mijn kind. Ik gleed uit. Heb ik op je kleren gemorst?'
'Nee, hoor. ' Ik keek naar beneden en er was inderdaad geen wijn op mijn jurk gekomen. Diaken Carlson haastte zich naar ons toe om een andere gewijde bokaal te brengen en Vader Hotchkiss deed een stapje opzij.
Mary K. bleef met een onzeker gezicht op me staan wachten. Ik zat nog steeds geknield en bleef maar kijken naar de donkerrode wijn die over het witte marmer stroomde, gehypnotiseerd door het kleurcontrast.
'Wat gebeurde er nou?' fluisterde Mary K. 'Gaat het?'
Toen drong het tot me door. Was ik het geweest die Vader Hotchkiss had laten struikelen? Ik snakte naar adem en sloeg mijn hand voor mijn mond. Zou er, te midden van al mijn gedachten aan Wicca, een kracht zijn geweest die besloot dat ter communie gaan niet zo'n goed idee was? Ik zette grote ogen op en kwam snel overeind. Mary K. liep terug naar de bank waar onze ouders zaten. Ik liep achter haar aan.
Nee, dacht ik, het was maar toeval. Het heeft niets te betekenen.
Maar vanbinnen zei een lief heksenstemmetje: Toeval bestaat niet. Alles heeft een betekenis.
Maar wat had het te betekenen? Dat ik niet meer ter communie moest gaan? Dat ik helemaal moest stoppen met naar de kerk gaan? Ik keek naar mijn moeder die naar me glimlachte, zonder zich bewust te zijn van de verwarring die door me heen raasde. En daarvoor was ik dankbaar.
Ik kon me niet voorstellen dat ik de kerk uit mijn leven zou bannen. Katholiek zijn maakte deel uit van wat ons gezin bij elkaar hield. Het was een deel van mij. Misschien moest ik maar een tijdje niet meer ter communie gaan, totdat ik erachter was gekomen wat het allemaal te betekenen had. Ik kon toch nog wel naar de kerk gaan? Ik kon toch nog wel meedoen? Of niet?
Ik ging met een zucht naast Mary K. zitten. Ze keek me aan, maar zei niets.
Met elke deur die Wicca voor me opende, bedacht ik, leek een andere deur dicht te gaan. Ik moest op een of andere manier een balans zien te vinden.
Na de lunch bij de Widow's Diner gingen we bij de supermarkt langs. Ik kocht een kattenbak en een schep, een pak kattenbakkorrels en een zak kattenvoer. Mam en pap droegen geld bij voor een paar kattenspeeltjes. Mary K. kocht wat kattensnoep.
Dat ontroerde me intens en ik omhelsde hen, midden op de dierenafdeling.
Natuurlijk merkten we, toen we thuiskwamen, dat Dagda een plasje op mijn donzen dekbed had gedaan. Hij had ook een deel van mams varenplant opgegeten en weer uitgekotst op het tapijt. Vervolgens had hij blijkbaar in een krabrazernij zijn kleine, maar uiterst destructieve nageltjes gescherpt aan de armleuning van paps gemakkelijke stoel.
Nu lag hij te slapen op een kussen, opgerold als een wollige slak.
'God, wat is het toch een dotje, ' zei ik hoofdschuddend.