Hoofdstuk 16.

Schuilplaats

 

12 januari, 1999

Ik ben blijkbaar ziek geweest.

Tante Shelagh zegt dat ik zes dagen bewusteloos ben geweest. Ik heb liggen ijlen, zegt ze, en ik heb hoge koorts gehad Zelf heb ik het gevoel dat ik morsdood ben. Ik herinner me niet eens wat er met me is gebeurd. En niemand zegt iets. Ik begrijp er helemaal niets van.

Waar is Linden? Ik wil mijn broer zien. Toen ik vanmorgen wakker werd, zaten er acht heksen uit Vinneag, die genezingsrituelen hielden, om mijn bed. Ik hoorde Athar en Alwyn in de gang snikken. Toen ik vroeg of ze binnen mochten komen om met me te praten, keken de heksen uit Vinneag elkaar alleen maar heel ernstig aan en schudden toen hun hoofd. Waarom niet? Ben ik zó ziek? Of is het iets anders? Wat gebeurt er? Ik moet het weten, maar niemand vertelt me iets en ik voel me zo slap als een dweil.

- Giomanach

 

Het huis stond aan de rechterkant van de weg. Toen ik door het raampje aan Robbies kant keek, was het alsof er opeens een koel windje langs mijn gezicht streek. Ik zette de auto aan de kant van de weg.

De muren waren niet langer wit, maar geschilderd in een bleke koffiekleur met donkerrode accenten. De keurige tuin voor het huis was weg, evenals de grote kruiden- en moestuin aan de zijkant. In plaats daarvan stonden er rododendronstruiken die de ramen aan de voorkant op de begane grond aan het zicht onttrokken.

Ik bleef stil zitten om de aanblik van deze plek in me op te nemen. Dit was het. Dit was het huis van Maeve, en mijn eigen huis gedurende de eerste zeven maanden van mijn leven. Robbie zat naar me te kijken, maar hij zei niets. Er stonden geen auto's op de oprit. Er was geen enkel teken dat er iemand thuis was. Ik wist niet wat ik moest doen. Nadat er een aantal minuten was verstreken, keek ik Robbie aan en haalde diep adem.

'Ik heb je iets te vertellen, ' begon ik.

Hij knikte, met een sombere uitdrukking op zijn gezicht.

'Ik ben een heks naar het bloed, zoals Cal een paar weken geleden al zei. Maar mijn ouders zijn dat niet. Ik ben geadopteerd. '

Robbie zette grote ogen op, maar bleef zwijgen.

'Ik werd geadopteerd toen ik acht maanden oud was. Mijn echte moeder was een bloedheks uit Ierland. Haar naam was Maeve Riordan en ze woonde in dat huis. ' Ik wees uit het raam. 'Haar coven in Ierland werd uitgeroeid, en zij en mijn biologische vader zijn naar Amerika ontsnapt. Ze vestigden zich hier. Eenmaal hier, hebben ze gezworen nooit meer aan magie te doen. '

Ik haalde opnieuw diep en trillerig adem. Het verhaal klonk als een goedkope film, en nog een hele slechte ook.

Maar Robbie knikte me bemoedigend toe.

'In ieder geval, ' vervolgde ik, 'kregen ze mij toen. Daarna is er iets gebeurd - ik weet niet wat - en heeft mijn moeder me ter adoptie gegeven. Vlak daarna zijn zij en mijn vader in een schuur opgesloten en verbrand. '

Robbie knipperde met zijn ogen en werd een beetje wit om zijn neus. 'Jezusmina, ' zei hij zachtjes en hij wreef over zijn kin. 'En wie was je vader?'

'Zijn naam was Angus Bramson. Hij was ook een heks, uit dezelfde coven in Ierland. Ik geloof niet dat ze getrouwd waren. ' Ik zuchtte. 'Dat is dus de reden waarom ik zo sterk ben in Wicca, waarom die bezwering die ik voor je deed, werkte en waarom ik zoveel energie kan sturen tijdens een cirkel. Het komt doordat ik een afstammeling ben van een bloedlijn van heksen die honderden of duizenden jaren teruggaat. '

Robbie bleef me een hele tijd zitten aankijken. 'Ik ben verbijsterd, ' mompelde hij eindelijk.

'Vertel mij wat. '

Hij glimlachte meelevend. 'Het zal bij jou thuis wel een gekkenhuis zijn geweest, de afgelopen tijd. '

Ik lachte. 'Dat kun je wel zeggen. We zijn allemaal helemaal door het lint gegaan. Mijn ouders hebben me al die zestien jaar nooit verteld dat ik geadopteerd was. Terwijl mijn hele familie en al hun het vrienden wisten. Ik was echt kwaad. '

'Dat wil ik geloven, ' bromde Robbie.

'En ze wisten hoe mijn echte ouders om het leven zijn gekomen en dat er hekserij in het spel was. Nu zijn ze ontzettend ongerust omdat ik aan Wicca doe. Ze vinden het doodeng. Ze willen niet dat mij iets overkomt. '

Robbie zat met een zorgelijk gezicht op zijn lip te bijten.

'Weet niemand waarom je ouders zijn omgekomen? Ze zijn toch vermoord, nietwaar? Ik bedoel, het was geen zelfmoord of een ritueel met slechte afloop?'

'Nee. De schuur was aan de buitenkant afgesloten. Maar ze moeten wel ergens bang voor zijn geweest, want ze hebben mij vlak voordat ze stierven, laten adopteren. Ik kan er niet achter komen waarom het is gebeurd, of wie het kan hebben gedaan. Ik heb het Boek der Schaduwen van Maeve, en zij schrijft daarin dat ze, sinds ze naar Amerika waren gekomen, helemaal geen magie meer hebben beoefend... '

'Hoe ben je aan je moeders Boek der Schaduwen gekomen?' onderbrak hij me.

Ik zuchtte opnieuw. 'Dat is een lang verhaal, maar Selene Belltower had het, en ik heb het bij haar gevonden. Het zijn allemaal heel vreemde toevalligheden. '

Robbie trok zijn wenkbrauwen op. 'Ik dacht dat toeval niet bestond. '

Ik keek hem geschrokken aan. Je hebt absoluut gelijk, dacht ik.

'Waarom zijn we hier?' vroeg hij.

Ik aarzelde. 'Ik had vannacht een droom... ik bedoel, ik had een visioen. Eigenlijk heb ik geschouwd, in het vuur. '

'Jij hebt geschouwd?' Robbie ging verzitten. Er kwamen rimpels in zijn voorhoofd. 'Je bedoelt dat je hebt geprobeerd om informatie te verkrijgen, zoiets als informatie langs magische weg?'

'Ja, ' gaf ik toe. Ik bleef een tijdje in mijn schoot zitten staren. 'Ik weet het. Jij denkt dat ik dingen doe die ik nog niet behoor te doen. Maar ik denk dat ik dat wel mag. Het is geen echte bezwering of iets dergelijks. '

Robbie bleef zwijgen.

Ik schudde mijn hoofd en keek weer uit het raam. 'Maar goed, ik zat gisteravond dus in het vuur te kijken en ik zag allerlei vreemde beelden en taferelen. Het meest realistische, het meest duidelijke was dit huis. Ik zag Maeve buiten staan en naar de onderkant wijzen. Ze wees en ze glimlachte. Alsof ze me wilde laten zien dat er iets onder dit huis... '

'Wacht even, ' viel Robbie me in de rede. 'Even voor de duidelijkheid. Je had een visioen, daarom zijn we nu hier, en je wilt onder dat huis kruipen?'

Ik moest er bijna om lachen. Dit klonk niet bizar meer, dit klonk absoluut krankzinnig. 'Nou ja, als je het zo wilt stellen... '

Hij schudde zijn hoofd, maar hij glimlachte ook. 'Weet je zeker dat dit het huis is?'

Ik knikte.

Hij zei niets.

'Vind je me een idioot, omdat ik hierheen ben gegaan?' vroeg ik. 'Vind jij dat we moeten omkeren en naar huis gaan?'

Hij aarzelde. 'Nee, ' zei hij toen. 'Als jij dat visioen hebt gehad toen je aan het schouwen was, is het zinvol om te kijken of het klopt. Als je daar tenminste onder wilt kruipen. ' Hij keek me van opzij aan. 'Of... wil je soms dat ik eronder kruip?'

Ik glimlachte naar hem en klopte op zijn arm. 'Nee, dank je. Het is heel lief van je, maar dat hoeft niet. Dat kan ik beter doen. Al heb ik geen idee waarnaar ik moet zoeken. '

Robbie keek weer naar het huis. 'Heb je een zaklantaarn bij je?'

'Natuurlijk niet, ' zei ik met een grijns. 'Dat zou al te bestudeerd zijn, vind je niet?'

Hij lachte, terwijl ik uit de auto stapte en mijn jas dicht ritste. Ik aarzelde heel even voordat ik de klink van het tuinhekje opendeed en het pad op liep. Binnensmonds fluisterde ik: 'Ik ben onzichtbaar, ik ben onzichtbaar, ik ben onzichtbaar, ' voor het geval er iemand uit een van de huizen ernaast keek. Het was een truc die Cal me had geleerd, maar die ik nog nooit had uitgeprobeerd. Hopelijk werkte het.

Aan de linkerkant van het huis, voorbij de verwaarloosde rododendrons, vond ik de plek waar ik Maeve in mijn visioen had zien staan. Er was een opening tussen de lage bakstenen fundering en de vloersteunen. De opening was niet meer dan vijftig centimeter hoog. Ik keek om naar de auto. Robbie stond ertegen aangeleund, voor het geval hij me te hulp moest schieten. Ik glimlachte en stak mijn duimen op. Hij glimlachte geruststellend terug. Ik had geluk met zo'n goede vriend.

Ik ging op mijn hurken zitten en keek onder het huis. Ik zag niets dan dikke, zwarte duisternis. Mijn hart bonsde luid, maar mijn antennes pikten geen mensen boven of om me heen op. Straks vond ik daar nog lijken en brokkelige knekels. Of ratten. Ik zou over de rooie gaan als ik op een rat stuitte. Ik zag mezelf al gillend en krijsend onder het huis vandaan proberen te komen. Het had geen zin om te wachten. Mijn magische zicht zou me gidsen. Ik kroop op mijn knieën naar binnen. Zodra ik me onder het huis had gewurmd, stopte ik om mijn ogen te laten wennen.

Na een tijdje zag ik een heleboel troep dat flauw opgloeide: oud isoleerschuim, een stokoude gootsteen met aangekoekt vuil, oude pijpen en brokken metaalplaat. Ik manoeuvreerde me voorzichtig tussen deze wirwar door, keek rond en probeerde een idee te krijgen van waar ik naar zocht. Ik voelde het koude vocht door mijn jeans dringen. Ik nieste. Het was hier vochtig. Vochtig en muf.

Weer knaagden er gedachten in mijn hoofd: Waarom was ik hier? Waarom had Maeve gewild dat ik hier kwam? Denken, denken! Kon het iets zijn wat met het huis zelf te maken had? Ik keek naar boven of ik runen of sigils onder aan de vloersteunen kon zien. Het hout was oud, vies en zwart geworden. Ik zag niets. Ik liet mijn blik van de ene naar de andere kant gaan en begon me een ongelooflijke sukkel te voelen.

Wacht eens. Daar was iets... ik knipperde heel snel met mijn ogen. Iets meer dan vier meter voor me uit, naast een stenen heipaal, daar was iets. Iets magisch. Wat het ook was, ik kon het meer voelen dan zien. Ik kroop naar voren en bukte mijn hoofd voor de waterpijpen en telefoonkabels. Op een bepaalde plek moest ik op mijn buik onder een rioolbuis door schuiven. Als ik hier weer uitkwam, zou ik er verschrikkelijk uitzien - ik voelde mijn haren over de grond slepen en verwenste mezelf dat ik ze niet had opgestoken.

Eindelijk was ik erdoorheen geglipt en kon ik weer normaal kruipen. Ik moest niesen en veegde mijn neus aan mijn mouw af. Daar! Tussen twee steunbalken, praktisch verscholen achter de heipaal, lag een doos. Om erbij te komen moest ik mijn arm om de paal heen strekken. De steunen blokkeerden mijn weg.

Behoedzaam reikte ik ernaar. De lucht rondom de doos voelde dik aan, als een soort doorzichtige gel. Ik duwde er met mijn vingertoppen doorheen en voelde ijskoud metaal. Met mijn tanden op elkaar geklemd probeerde ik hem van de grond los te krijgen. Maar hij gaf niet mee. En in die onhandige houding kon ik geen kracht zetten om hem los te wrikken. Opnieuw gaf ik er een ruk aan. Ik haalde mijn vingers open aan het roestige, gebutste oppervlak. Maar het had geen effect. Hij zat muurvast.

Ik had zin om te gaan gillen. Daar zat ik dan, op handen en knieën in de modder, onder een vreemd huis. Ik was hierheen geroepen - en ik was hulpeloos. Ik leunde naar voren, tuurde met samengeknepen ogen naar de doos en concentreerde me tot het uiterste. Daar, in het deksel gegraveerd en nauwelijks zichtbaar onder het stof van jaren, stonden de initialen M. R., Maeve Riordan. Voor mij waren ze zo duidelijk alsof ze door de zon werden beschenen.

Ik begon snel te ademen. Dit was het. Dit was de reden, waarom mijn moeder me hier naartoe had gestuurd. Hij was voor mij bedoeld — deze doos die hier bijna zeventien jaar verborgen had gelegen.

Plotseling flitste een herinnering door mijn hoofd aan die dag, nog niet zo lang geleden, vlak nadat we allemaal voor het eerst hadden kennisgemaakt met Wicca. Er was een blad op Ravens hoofd gevallen en ik had het boven haar hoofd laten zweven door middel van gedachtekracht. Het was niets meer dan een opwelling geweest om haar terug te pakken, omdat ze gemeen tegen me had gedaan. Nu kreeg het een diepere betekenis. Als ik een blad kon laten bewegen, kon ik dan ook iets zwaarders laten bewegen?

Ik sloot mijn ogen en concentreerde me. Ik maakte mijn geest leeg. Al mijn gedachten stroomden weg als water door de afvoer. Ik strekte opnieuw mijn hand en raakte de stoffige doos met mijn vingertoppen aan. Ik had nog maar één gedachte: Wat ooit aan mijn echte moeder had toebehoord, behoorde nu mij toe. De doos was van mij. Ik moest en zou hem hebben.

Toen sprong hij in mijn handen.

Mijn ogen gingen wagenwijd open en ik glimlachte. Ik had het gedaan! Bij de Godin, ik had het gedaan! Ik klemde de doos onder een arm en kroop zo snel als ik kon naar buiten. Het zonlicht leek overdreven fel en de lucht te koud. Ik moest ervan knipperen en kwam met verkrampte spieren overeind. Toen stampte ik met mijn voeten en veegde mijn jas zo goed mogelijk schoon. Daarna ging ik er als een haas vandoor.

Een man van middelbare leeftijd liep over het trottoir in de richting van het huis. Hij sleepte een dikke tekkel aan een riem achter zich aan en kreeg mij in het oog, op het moment dat ik vanachter het huis kwam aanlopen. Hij hield zijn pas in en bleef met een scherpe blik vol argwaan staan.

Ik verstijfde een moment en mijn hart ging tekeer. Ik ben onzichtbaar, ik ben onzichtbaar, ik ben onzichtbaar, slingerde ik hem met zo veel mogelijk gedachtekracht toe.

Een ogenblik later leek zijn blik waziger te worden. Hij keek een andere kant op en begon weer te lopen.

Wauw! dacht ik opgetogen. Wat werd ik sterk!

Robbie, die nog steeds bij Das Boot stond, had alles gadegeslagen. Zonder iets te zeggen opende hij het achterportier en ik zette de doos zachtjes op de achterbank neer. Daarna liet hij zich soepel achter het stuur glijden, ik stapte in, en weg waren we. Ik bleef achteromkijken en zag het huis kleiner worden, tot we een bocht namen. Toen was het uit het zicht verdwenen.