46
Isabel liep met Isolde mee naar haar auto. Ze omhelsden elkaar innig.
‘Red je het?’ vroeg Isolde.
‘Het zal wel moeten.’
‘Wil je dat ik blijf?’
Isabel schudde haar hoofd.
‘Ga maar. Koen is er. Hij heeft me er altijd doorheen gesleept.’
Isolde stapte in en reed weg. Isabel zwaaide even en wist dat het vertrek van haar zus deze keer een nieuw begin voor hen was. Na haar uitbarsting hadden ze stilletjes naast elkaar op de vloer gezeten. Zonder dat woorden dit bevestigden, werd hun onderlinge band verstevigd.
Isabel liep de woonkamer binnen. De uitbarsting had haar goedgedaan. Het voelde aan alsof er een zwerende wond was opengesprongen. De opgebouwde stress was voor een gedeelte weggevloeid. Ze kon weer helder denken. En wat nog belangrijker was, ze wist welke beslissing ze nu moest nemen. Het was alsof er iets in haar hoofd geknapt was, of misschien juist op z’n plek gevallen was. Ze was zichzelf zat. Ze was het zat om afwachtend met de handen in het haar te zitten, ze was het zat dat haar leven door anderen bepaald werd.
Uit haar handtas viste ze de telefoon die John Oudenaar haar had gegeven. Voordat ze het toestel werkelijk gebruikte keek ze Koen aan.
‘Je had gelijk.’
Koen keek haar verbaasd aan. Hij wilde antwoorden maar Isabel drukte al op het knopje om te bellen en bracht de telefoon aan haar oor.
‘Hallo, met Isabel Bouman.’ Haar stem klonk nu zelfverzekerd.
‘Ik heb inmiddels informatie die van belang is voor uw onderzoek.’
Ze luisterde naar zijn reactie. ‘Onmogelijk. Dit moet u direct zien. Vandaag nog, als het kan binnen nu en een halfuur.’ Daarna knikte ze. Haar gezichtsuitdrukking verraadde dat ze haar zin kreeg. ‘Dan zie ik u daar.’
Ze stopte het telefoontje weer in haar handtas en hing deze om haar schouder. Met grote passen liep ze naar de hal.
‘Wat is er in godsnaam aan de hand?’ wilde Koen weten.
‘Ik voel dat er iets gaande is en neem nu het heft in eigen handen,’ zei Isabel terwijl ze een jas van de kapstok graaide. ‘Over een halfuur heb ik met John Oudenaar afgesproken.’
Koen holde haar achterna.
‘Maar wat heb je dan voor belangrijke informatie,’ riep hij zijn vrouw na die inmiddels in haar auto was gestapt.
‘Niets.’
Koen pakte het portier.
‘Wacht even, Isabel. Dit gaat mij te snel.’
Ze keek hem strijdbaar aan.
‘Zoals ik al zei, je had gelijk. We moeten niet afwachten, maar handelen.’
‘Inderdaad, wij,’ antwoordde Koen gepikeerd. ‘Volgens mij sta jij op het punt om alleen weg te rijden.’
Isabel knikte. ‘Dit moet ik alleen doen.’
Koen fronste zijn wenkbrauwen.
‘Wat is dat nou voor onzin? Bibi is onze dochter. Dit doen we samen.’
Isabel schudde beslist van nee.
‘In m’n eentje lukt het misschien. Samen zijn we kansloos.’
‘Waar heb je het in godsnaam over?!’
‘John Oudenaar moet iets op het spoor zijn. Dat voel ik. Noem het maar vrouwelijke intuïtie. Als ik hem plotseling voor een voldongen feit stel, bestaat er een mogelijkheid dat hij overstag gaat.’
‘Overstag gaat? Waar slaat dat nou weer op? Hoezo moet hij overstag gaan? Voor wie of wat?’
‘Voor mij,’ antwoordde Isabel kalm. ‘Ik wil erbij zijn als ze Bibi vinden. Alleen op die manier kan ik haar nog redden.’
Koen leek met stomheid geslagen. ‘Dit slaat alles, Isabel.’ Hij probeerde zijn rust te bewaren, waardoor hij geforceerd overkwam.
‘Eerst roem je hem vanwege zijn professionaliteit en wil je afwachten tot hij belt en nu voel je dat hij iets heeft en wil je hem op zijn lip zitten. Daarnet was je nog een hoopje ellende en nu ga je de onverschrokken heldin uithangen. Wat is er met je aan de hand? Mocht Oudenaar op het punt staan Bibi te bevrijden, dan is jouw aanwezigheid, zeker in de labiele staat waarin je verkeert wel het laatste waar hij prijs op stelt.’
Isabel haalde haar schouders op. Ze snapte zijn frustratie, maar kon het hem niet beter uitleggen. Bovendien had ze haast. Ze zouden het er op een later moment over moeten hebben.
‘We zullen zien. Ik ga het toch proberen.’
Koen kon zich niet meer beheersen en begon te schreeuwen.
‘Doe toch eens normaal! Die man is onze enige kans, laat hem gewoon zijn werk doen. Kom alsjeblieft uit die auto.’
Isabel was vastbesloten.
‘Ik ga nu.’
‘Niets daarvan.’ Koens hand omklemde het portier nog steviger. ‘Het is een belachelijk idee. Maar als je het toch wilt doen, dan gaan we met z’n tweeën.’
‘Je snapt het niet. Alleen heb ik een kans. Oudenaar stemt nooit toe om twee mensen mee te nemen.’
‘Dan gaat het niet door!’ De aderen in Koens hals zwollen op. ‘Ik laat je niet alleen gaan. Punt uit!’
Isabel zette de versnelling in z’n achteruit. ‘Sorry, maar het kan niet anders.’
Ze liet de koppeling opkomen en gaf gas. Door de snelheid van de auto werd Koen gedwongen het portier los te laten. Isabel sloeg haar deur dicht en reed met slippende banden weg.