42
Jan Struik waggelde naar zijn Mercedes, trok de deur open en ging op de passagiersstoel zitten. Met een vergenoegd gezicht liet hij een harde boer. Rick Braber, zijn chauffeur annex bodyguard, wapperde met zijn hand. De zurige lucht bleef echter in de kleine ruimte hangen.
‘Gadver,’ zei Braber terwijl het raam naast hem naar beneden zakte.
‘Daar kun je geen kindje van krijgen,’ grinnikte Struik. Een tweede oprisping galmde door de Mercedes.
‘Doe dat pokkenraam dicht,’ klonk het dwingend. Struik stond in het milieu bekend om zijn wisselende stemmingen. ‘Ik zit verdomme niet op een verkoudheid te wachten.’
Met een stuurs gezicht drukte Braber op het knopje. Het raam kwam geluidloos omhoog. ‘Daar kun je ook geen kindje van krijgen,’ mompelde de bodyguard terwijl hij gas gaf.
‘Zei je wat?’
‘Nee.’
‘Goed zo. Heb jij die twee meiden gezien? Die rooie en die blonde? Ga ik morgen een vorkje mee prikken. Eerst bij De Vergulde Lantaarn, daarna in mijn flat.’ Hij bulderde om zijn eigen grap.
‘Het is toch niet te geloven? Vroeger moest je moeite doen om die meiden voor je te laten werken. Tegenwoordig informeren ze naar de randvoorwaarden. Alsof het om een baantje bij de gemeente gaat. Stelletje geldgeile gleuven.’
Struik lachte wederom keihard. Zijn dikke buik golfde mee.
‘Naar huis?’ vroeg de bodyguard. Zoals hij al verwachtte, wilde Struik iets anders.
‘Centrum,’ gromde zijn baas met dubbele tong. ‘Ik heb zin in een afzakkertje.’
Gelukkig bleef Braber de zoveelste dubbelzinnigheid bespaard. Struik duwde zijn stoel naar achteren en sloot beide ogen. ‘Doe maar Twilight. Daar zitten om deze tijd lekkere jonge kippetjes. Maak me wakker als je voor de deur staat.’
Braber mompelde een bevestiging. Hij baalde als een stekker. Werken voor Struik was een nachtmerrie. De crimineel zakte iedere dag tot in de vroege morgen door. Het begon in de kroeg en eindigde in een club. Een nachtclub, bordeel of disco. De enige variatie die Struik in zijn stapgewoontes hanteerde.
Met de werktijden had hij geen moeite. Daarop had hij zich van tevoren ingesteld. ’s Nachts werken, ’s morgens slapen, ’smiddags sporten. Alles wende, ook dit ritme. Waar hij echter niet aan kon wennen, was het gedrag van Jan Struik. Dat ging werkelijk alle perken te buiten. De man was een asociale patser met grootheidswaan. Hij dacht zich alles te kunnen permitteren en kwam er nog mee weg ook. Waarom hij een bodyguard nodig had was Braber een raadsel. In de tenten waar Struik kwam, kroop men voor hem.
Dat de keus voor dit gewilde baantje op hem was gevallen, verbaasde Braber nauwelijks. Hij was een gediplomeerd karateleraar met een droom. Hij wilde een eigen school beginnen, maar de financiële middelen hiervoor ontbraken. Zijn vader pachtte een kroeg waarvan Struik de eigenaar was. De link werd dus snel gelegd.
Terwijl hij van de tweede naar de derde versnelling schakelde, beloofde Braber zichzelf plechtig om ontslag te nemen als hij het noodzakelijke bedrag bij elkaar had gespaard. Over twee maanden was het zover. Het geld stroomde binnen. Dat was waarschijnlijk het enige positieve aan Jan Struik, hij betaalde uitstekend.
Braber zag in zijn achteruitkijkspiegel een auto naderen. Onbewust spande hij zijn spieren. Zijn salaris was uiteindelijk wel gebaseerd op gevarengeld. Waarschijnlijk was er geen chauffeur op de wereld die zo’n bedrag toucheerde.
De adrenaline verdampte toen hij het zwaailicht zag en ‘Stop politie’ las. Hij zette de auto langs de kant. In zijn nieuwe beroep was de politie je vriend. Onofficiële collega’s.
‘Waarom stoppen we?’ klonk het knorrig naast hem.
‘Politie.’
Struik kwam half versuft overeind.
‘Vallen ze me nu ook al in mijn vrije tijd lastig?’ gromde hij ontstemd. Hij likte aan zijn lippen en smakte onsmakelijk.
‘Droge bek.’
Braber zag hoe twee agenten uitstapten en naar de Mercedes liepen. De man die zijn kant op kwam was opvallend groot en breed. Toen de reusachtige kerel naast hem stond, liet de bodyguard het portierraam zakken.
‘Goedemorgen, meneer. Mag ik uw rijbewijs zien?’
Braber knikte meegaand. Uit de linkerbinnenzak van zijn jack haalde hij zijn portefeuille. Hij overhandigde zijn rijbewijs en hoorde hoe de andere agent op het passagiersraampje klopte.
‘Wat is er aan de…’ de brallerige stem van Struik zakte weg. Braber draaide zich meteen om. De dikke crimineel lag onderuitgezakt op zijn stoel. Zijn ogen waren dicht. Het duurde even voordat Braber begreep wat er aan de hand was. Hij balde zijn linkervuist. Daarna werd het zwart.