45
Koen zette twee mokken op tafel. Hij nam plaats op de bank en zakte langzaam onderuit. Zijn onverschillige houding was gemaakt. Het afgelopen halfuur waren er harde woorden gevallen. Ze liepen allebei op hun tenen. Vroeg of laat moest de bom wel barsten.
Isabel keek recht voor zich uit. Ze zat
tegenover Koen, maar leek hem niet op te merken. Ze kon alleen maar
aan morgen denken. Zonder vrijspraak geen Bibi. Als John Oudenaar
zou falen evenmin. Omdat
zij morgen zeker niet in haar missie zou slagen, was hij hun
laatste hoop.
De druk werd iedere dag groter. Het beslissende uur naderde met rasse schreden, zonder dat zij het tij had kunnen keren. Haar collega’s waren het unaniem met elkaar eens. Daar kon de eis van het Openbaar Ministerie of het pleidooi van Vertongens advocaat niet veel meer aan doen. Als zijn advocaat geen duveltje uit een doosje toverde, en daar zag het echt niet naar uit, dan kreeg Vertongen een gevangenisstraf opgelegd die varieerde tussen de vijf en zeven jaar.
Dochter voorgoed verloren, corrupt in haar werk, en zoals het er nu naar uitzag, huwelijk op de klippen.
De hevige woordenwisseling van zojuist was uitgelopen in een ordinaire schreeuwpartij. De aanleiding was het mobiele telefoontje dat Oudenaar haar had gegeven. Koen wilde dat zij hem belde. Hij vond dat ze recht hadden op informatie. Volgens hem was het ronduit ridicuul wat er gebeurde. Zij betaalden een vermogen en werden als kleine kinderen in een hoek gezet. Koen wenste zich niet langer aan de spelregels te houden die door Oudenaar waren bepaald. De situatie was inmiddels te nijpend om te gokken op een goede afloop. Hij wilde weten in welk stadium het onderzoek zich bevond.
Hoewel ze begrip had voor zijn standpunt, dacht Isabel er anders over. Oudenaar had haar nadrukkelijk gemeld dat er slechts in een noodsituatie van het telefoontje gebruikgemaakt mocht worden. Zij had toegezegd en wilde dit respecteren. Hij was tenslotte een vakman die wist hoe hij het spel moest spelen.
Koen had tegengeworpen dat dit een noodsituatie was. Terwijl ze kibbelden, gebruikte hij steeds meer verbaal geweld. In zijn oplaaiende woede verloor hij zichzelf in scheldwoorden en krachttermen. Uiteindelijk gingen ook bij haar alle remmen los in een hysterische scheldpartij. Na deze uitbarsting wilden ze geen van beiden water bij de wijn doen.
‘Dit geloof je niet,’ zei Koen. Zijn blik was gericht op de voortuin.
‘Jawel hoor,’ antwoordde Isabel afwezig. ‘Je koffer staat op zolder. Veel plezier met inpakken.’ IJzige stilte.
‘Isolde is er,’ sprak Koen even later.
Isabel zuchtte diep. ‘Daar heb ik nu geen zin in. Zeg maar dat we in een huwelijkscrisis zitten.’
‘Doe dat lekker zelf. Het is jouw zus.’
Ze schonk hem een dodelijke blik, stond op en liep naar de deur. Toen ze deze opende, bleven de zinnen die ze snel had bedacht in haar keel kleven.
Isoldes glimlach was oprecht. Haar ogen lachten mee.
‘Dag zusje. Mag ik binnenkomen?’
Isabel aarzelde even. Daarna deed ze een stap naar achteren.
‘Eh… natuurlijk.’
Isolde liep rechtstreeks door naar de woonkamer. Ze zei Koen gedag, gaf hem twee kussen en ging op de bank zitten. Isabel nam een slok van haar koffie en liet zich in haar fauteuil zakken. Dit gebeurde met zoveel misbaar dat er voor Isolde weinig te raden viel.
‘Ik kom ongelegen,’ zei Isolde.
Isabel grijnsde gemaakt.
‘Welnee. Dit is toch huisje Weltevree? Doe gezellig met ons mee. We staan op het punt elkaar de hersens in te slaan.’
Koen zuchtte hardop.
‘Isabel, alsjeblieft. Kunnen we dit onder ons houden?’
Van het ene op het andere moment voelde Isabel hoe haar lichaam begon te trillen. Door een paar maal te slikken deed ze een poging haar emoties de baas te blijven. Zonder dat ze het merkte, kwamen de tranen. ‘Onder ons houden?’ herhaalde ze zacht maar afgebeten. ‘Wat moet ik onder ons houden, Koen? Dat wij op het punt van een zenuwinzinking staan? Dat we naar de buitenwereld toe een masker voor houden? Dat we een stelletje losers zijn die hun eigen kind niet kunnen redden? Bedoel je dat soms?!’ Ze ging steeds harder praten. Opeens sprong ze op uit haar stoel en ging midden in de woonkamer staan. Ze zag er verloren uit. Haar pupillen waren groot. Met haar vingers klauwde ze door haar haren. Schokkend begon ze te huilen.
‘Ik kan niet meer,’ snikte ze. ‘Ik word gek, ik ben een wandelend lijk dat elke dag hoopt op een wonder. Maar dat komt er niet… het is over.’
Ze zakte door haar knieën en sloeg haar handen voor haar ogen.
‘Help me, alsjeblieft. Ik ben leeg. Ik kan niet meer.’
Koen schoot overeind. Hij nam Isabel in zijn armen en drukte haar tegen zich aan.
‘Rustig maar, lieverd. Het komt goed, dat beloof ik je.’
Terwijl er een rilling door haar lichaam schoot, schudde Isabel ontkennend met haar hoofd.
‘Jij kunt niets beloven. Wij staan machteloos. We hebben gefaald.’
Koen maakte een sussend geluidje. Daarna kuste hij haar betraande wangen.
‘Ik hou van je, vergeet dat nooit. Samen komen we er altijd uit.’
Isolde had als versteend toegekeken. Tijdens de bedrukte stilte die nu viel, stelde zij een vraag.
‘Wat bedoel je met “redden”, Isabel? Is er soms iets anders met Bibi aan de hand?’
Isabel knikte. Ze was een gebroken vrouw die geen leugens meer wilde vertellen. Het schuldgevoel ten opzichte van haar familie was groot. Helemaal nu Isolde werkelijk aan het veranderen was in de zus die ze nooit had gehad.
‘Bibi is ontvoerd,’ fluisterde ze. ‘De mensen die hiervoor verantwoordelijk zijn houden ons in een ijzeren greep. In de zaak die ik behandel, eisen zij vrijspraak voor de verdachte. Alleen dan komt Bibi vrij. Mijn collega’s zijn eensgezind over het vonnis. De man wordt absoluut veroordeeld tot een lange gevangenisstraf. Ik sta volkomen machteloos. Als ik het vonnis teken, veroordeel ik Bibi. Weiger ik, dan stelt de president iemand anders aan die dat wel doet.’
Ze begroef haar gezicht in haar handen.
‘Oh mijn god,’ mompelde Isolde.
‘Die bestaat niet,’ antwoordde Isabel snikkend. ‘Dat kun je van mij aannemen.’
Isolde liep naar hen toe. Ze knielde en sloeg haar armen om haar zus en zwager heen.
‘Zusje,’ fluisterde ze. ‘Wat ben jij door een hel gegaan.’
Ze leunde iets naar achteren. Haar blik vond die van Koen. ‘Jullie beiden.’
Koen knikte. ‘Het spijt me van daarnet, Isa. Ik was veel te opvliegend. Spanningen…’
Isabel drukte haar wijsvinger op zijn lippen.
‘Het is goed. Ik hou van je.’