41
Hans Bredero wreef de slaap uit zijn ogen. De voormalige rechercheur van de narcoticabrigade had een lange nacht achter de rug. Hij viste een pakje sigaretten uit de binnenzak van zijn colbert en stak er eentje op. Voordat hij de eerste wolk het vertrek in blies, boog hij voorover, strekte zijn arm uit en drukte op de knop die de afzuiginstallatie in werking zette.
‘Die rotzooi is dodelijker dan een kogel,’ zei Gregor de Wit afkeurend. Hij was een fervent tegenstander van roken. Tevens eiste de oud-medewerker van Moordzaken een afzuiginstallatie in het kantoor omdat hij weigerde mee te roken. Die was er gekomen. Bredero pafte stug door.
‘Laat ik maar beginnen,’ zei hij tussen twee trekjes door. ‘Het grootste deel van de nacht ben ik in touw geweest en het resultaat is nul.’ Om het gezeur van zijn collega voor te blijven, blies hij bewust een wolk in de richting van de inlaat van de machine.
‘Het is rustig op de markt. De kartels hebben de touwtjes stevig in handen. Ze blijven keurig in hun eigen gebied, aangezien niemand op een bendeoorlog zit te wachten. Da’s slecht voor de handel.’
Hij inhaleerde diep.
‘Volgens mijn informanten dateert de grootste gebeurtenis op de drugsmarkt alweer van tijden terug. Ergens eind vorig jaar. Ik kan me nog goed herinneren dat onze ex-collega’s in die tijd hun handen vol hadden aan rivaliserende bendes die elkaar in de haren vlogen.’
‘Dus rond de periode dat Johan Vertongen door justitie werd opgepakt,’ zei John Oudenaar.
‘Ik heb het net nog even nagekeken,’ antwoordde Bredero. ‘Vertongen zat een paar weken vast toen de pleuris uitbrak.’
De Wit fronste zijn wenkbrauwen en wapperde gelijktijdig met zijn hand toen een rookwolk aan de zuigkracht van de machine ontsnapte.
‘Amsterdam heeft een paar weken zo goed als droog gestaan,’ ging Bredero verder. ‘De cokeprijzen stegen de pan uit. Begin van het jaar keerde de rust pas weer terug.’
‘Toen hadden de kartels hun zaakjes weer op orde,’ concludeerde Oudenaar.
‘Alleen Amsterdam?’ wilde De Wit weten.
‘Het ging om praktisch alle grote steden, dus een megapartij die de eindbestemming nooit heeft gehaald. Daarom is het zo vreemd dat justitie in die periode geen noemenswaardig transport heeft onderschept.’
Oudenaar klakte met zijn tong.
‘Een ripdeal?’
‘Dat zou kunnen, maar lijkt me onwaarschijnlijk. In de drugsscene blijft niets geheim. Gisteren is historie, morgen bestaat niet. De waan van de dag regeert. Iedereen is gefocust op het moment. Daarom blijft een ripdeal van dit formaat nooit onopgemerkt. Daarvoor zijn de onderlinge banden tussen de kartels te stevig. Ons kent ons.’
Bredero maakte met een handgebaar duidelijk dat hij was uitgesproken. Vervolgens stak hij een verse sigaret op en negeerde de misprijzende blik van De Wit.
‘Ook mijn nachtje doorhalen heeft weinig spectaculair nieuws opgeleverd,’ begon de voormalig rechercheur bij Moordzaken. ‘Louter bevestigingen van onze vermoedens, niets nieuws.’
De Wit legde zijn enorme handen op de tafel en spreidde zijn vingers.
‘Het heeft er alle schijn van dat Johan Vertongen is wie wij denken dat hij is. Een tweederangs crimineel die overal brood in ziet. Heling, diefstal, inbraak, afpersing, noem maar op. Een scharrelaar die op de loonlijst staat van Jan Struik. Ik ben er zo goed als zeker van dat hij regelmatig klusjes voor “Het Kindje” doet.’
De Wit en Bredero keken John Oudenaar aan. De magere ex-politieman leek afwezig. Hij staarde voor zich uit. Om zijn dunne lippen hing een voorzichtige glimlach.
‘Om verder te komen,’ zei De Wit, ‘is Struik de aangewezen man om een praatje mee te gaan maken.’
Dat van die verdwenen partij drugs vind ik overigens een interessant verhaal. Er kunnen raakvlakken zijn met de ontvoering van dat meisje, al weet ik nu niet hoe, wat of wie. Mijn gevoel zegt me dat bepaalde dingen elkaar in deze zaak overlappen. Verder gaat het gerucht in het circuit dat Leo Jansen al een tijdje van de aardbodem verdwenen lijkt te zijn. Ik ken Leo uit een ver verleden. Middenkader, inmiddels vergane glorie. Geen type dat in klussen van dit formaat opduikt.’
Bredero reageerde als eerste.
‘Die Jansen zegt mij niets. Even over Vertongen. Zien jullie hem een grote partij coke achteroverdrukken?’
‘ No way . Daarvoor zou Struik nooit toestemming geven. Hij is een crimineel van de oude stempel. Die wil geen gedonder met schietgrage karteljongens.’
Oudenaar stak zijn hand op en trok eindelijk zijn mond open.
‘Speculeren heeft weinig zin. Het lijkt me het beste om met Struik te gaan praten.’
Deze opmerking ontlokte De Wit een schamper lachje.
‘Daar zit Struik echt op te wachten. Die zal geen antwoord op onze vragen geven.’
Oudenaar keek zijn collega nu kil aan. ‘Heb ik het woord “vragen” gebruikt, Gregor?’