Het binnenterrein

______________

Ze zat boven op het kamertje van Kim te kalligraferen. Het ging moeilijk aan dit tafeltje, maar de resultaten waren niet slecht. Ze zou alles weer oppakken, alles waar Peter zo schamper over had gedaan. De bel ging. Dit was al de derde keer dat er aangebeld werd. Martin was nog steeds weg met de kinderen. Ze durfde niet open te doen. Misschien stond Peter voor de deur.

De gordijnen waren dicht, maar je kon door een spleet zien dat het licht in de woonkamer aan was. Jeanine drukte nog eens op de bel. Er verscheen niemand. Ze had gehoord dat er tegenwoordig een vrouw bij Martin woonde. Probeerde hij de kinderen te paaien met iemand die een nieuwe moeder voor ze zou moeten worden? De vrouw was misschien ook niet thuis.

Zouden ze er met de kinderen vandoor zijn? Was dit een echte ontvoering? Ze liep door de straat, keek in een paar zijstraten, maar zag zijn auto niet. Was hij ondertussen naar haar huis gereden en stonden ze daar nu voor een dichte deur? Jeanine besloot aan de achterkant van het huis te gaan kijken.

In het donkere gangetje tussen twee huizenblokken botste ze bijna tegen een man. Tegelijk mompelden ze: ‘Sorry.’ Jeanine kon nog net de schichtige blik in zijn ogen zien, voor hij verder liep. Waar de achterkant van Martins huis moest zijn, bleef ze staan. Plotseling zag ze een man uit een belendend tuintje komen. Hij liep naar de keukendeur en opende die. Jeanine hield haar adem in. Dit was Martin niet.

Sandra hoorde beneden een geluid. Het leek uit de keuken te komen, terwijl Martin normaal altijd door de voordeur binnenkwam. Ze deed voorzichtig de deur open. ‘Martin,’ zei ze, bijna fluisterend, ‘ben jij het?’

Er kwam geen reactie, maar misschien had hij haar niet gehoord. Stel dat het Martin niet was, maar iemand anders. Peter misschien? Of een inbreker?

Ze bevroor in een krampachtige houding, haar hand half uitgestrekt. Wat kon ze doen? De telefoon stond beneden. Er klonk geluid van brekend glas uit de woonkamer. Daarna de snelle voetstappen van iemand die in de haast het huis via de achterdeur verliet.

Jeanine was blijven wachten. Ze moest eigenlijk zo snel mogelijk naar Overdam, maar het lukte haar niet van haar plaats te komen. In een huis aan de andere kant van het binnenterrein schreeuwde een man. Ze schrok toen een poes langs haar been streek. Plotseling hoorde ze een licht gerinkel uit het huis van Martin komen en vlak daarna stapte dezelfde man die ze de keukendeur binnen had zien gaan, naar buiten. Met een zakdoek veegde hij de klink van de deur schoon. Hij liep het binnenterrein op en passeerde haar rakelings.

Jeanine kwam net aanfietsen toen hij met de kinderen voor de deur stond.

‘Je bent bijna drie uur te laat,’ zei ze hijgend.

‘Jij ook.’

Kim liep meteen naar Jeanine en gaf haar een zoen.

‘Ik was ongerust… Ik ben naar je huis gefietst, maar daar…’ Ze keek naar de grond.

‘Wat was er daar?’ vroeg Martin.

‘Niks… jullie waren er niet. Toen ben ik weer teruggegaan, zo vlug mogelijk. Kom je, Jason? ’t Is tijd om naar bed te gaan. Voor je erin ligt is het alweer halftien.’

Opvallend gedwee ging Jason met Jeanine en Kim het huis binnen. Ze heeft hem ook gedresseerd, dacht Martin. Ze heeft hem in haar macht, en ze houdt hem in haar macht. Hij ging zonder op de weg te letten naar de parkeerplaats, en merkte pas dat hij een verkeerd pad was ingeslagen toen hij bij een vijver uitkwam. Via Linge, Lauwerszee en Lek bereikte hij ten slotte weer de Kontikidreef. Hij liep naar de plek toe.

De Plek.

Een passerende auto toeterde omdat hij bijna op de rijweg stond. ‘Klootzak!’ schold Martin.

Hij liep naar zijn auto, reed naar de rand van het centrum en parkeerde achter de bouwval op het afbraakterrein. Tegen tien uur was hij thuis.

Sandra zat hem op de bank schuldbewust aan te kijken. ‘Ik had misschien iets moeten doen.’

‘Hoe bedoel je?’

Ze wees naar het tv-toestel. Nu pas zag hij dat de beeldbuis aan gruzelementen lag. Hij keek recht in de ingewanden van het apparaat.

Martin vloekte. ‘Wat is er gebeurd? Wie heeft dat gedaan?’

Sandra zei niets, maar stak hem een stuk papier toe. Hij griste het uit haar handen en las de tekst die in rechte, onpersoonlijke hoofdletters was geschreven: ‘Dit is een waarschuwing’. Een waarschuwing, van wie, waarom? Hij herinnerde zich de woorden van Jeanine. Was die hier binnen geweest? Had zij haar woede gekoeld op het tv-toestel? Hoe had ze in huis kunnen komen? Hij liep naar de achterdeur. Verdomme, niet op slot gedraaid.

‘Heb je gezien wie het deed?’

Sandra schudde haar hoofd. Ze keek Martin nog steeds aan alsof zij het zelf op haar geweten had.

‘Was het een vrouw?’

‘Ik weet niet… Ik durfde niet te gaan kijken, ik was bang dat ’t Peter was.’

Natuurlijk, Peter, dat was ook een mogelijkheid. Maar wat had hij Peter misdaan? Hij kende hem helemaal niet, hij had in feite niets met hem te maken. Martin liep naar het toestel en keek in het binnenste van het apparaat, voelde aan een paar draadjes. Of was het misschien Versteeg geweest? Had die hem teruggepakt vanwege die dichtgelijmde sloten? Hij ging zitten met zijn hoofd in zijn handen. Waarom was iedereen tegen hem? Waarom moesten ze hem allemaal hebben? Vroeger, op de mavo, zat er een jongen bij hem in de klas, Hein heette hij, Hein Korsting. Die was echt het pispaaltje, die werd door iedereen met de nek aangekeken. Maar hijzelf deed gewoon met alles mee. Hij had nooit ruzie met andere mensen. Het was allemaal begonnen sinds Jeanine hier het bederf in huis had gebracht.

‘Zal ik het glas opruimen?’ vroeg Sandra.

‘Nee, laat nog maar even liggen.’ Deze keer zou hij zelf de politie bellen.

Toen Martin vlak bij het afbraakterreintje was waar zijn auto stond, stopte er naast hem een Fiat. Er stapte een man uit. Het duurde een paar seconden voor hij hem herkende. Martin wilde doorlopen, maar Peter trok aan zijn mouw.

‘Blijf van me af,’ zei Martin.

‘Je moet met me praten.’

‘Ik moet helemaal niks, en zeker niet van jou.’

‘Het gaat over Sandra.’ Peter posteerde zich vlak voor Martin. ‘Je moet haar weer naar huis laten gaan. Ze hoort bij mij.’

‘Ze kan van mij gaan en staan waar ze wil. Al verhuist ze naar Timboektoe of Wladiwostok. Ik bedoel eh…. Ze moet het zelf weten.’

‘Maar waarom blijft ze dan bij jou? Waarom gaat ze niet terug naar huis?’

Martin rook de sigaretten in Peters adem. ‘Ik denk dat ze daar geen zin in heeft… Dat ze op je uitgekeken is. Heb ik ook meegemaakt. Doe je niks aan.’

‘En daarom probeer je zeker de vrouw van een ander af te pikken?’

Martin lachte even. ‘Was jij gisteravond in de buurt van mijn huis?’

Peter knikte.

‘Ben je binnen geweest?’

Peter keek hem verbaasd aan. ‘Natuurlijk niet. Ik heb wel aangebeld, maar er werd niet opengedaan.’

‘Dus je bent niet binnen geweest? Je weet niks van een kapotte tv?’

‘Een kapotte tv? Van wie?’

Martin duwde Peter opzij en liep in de richting van zijn auto. Peter kwam achter hem aan en hield hem bij zijn arm vast.

‘Nou moet je echt van me afblijven,’ zei Martin, ‘want het begint vervelend te worden.’

‘Je moet met Sandra praten, je moet haar zeggen dat ze bij me terug moet komen, anders…’

‘Anders wat?’ Martin trok zich los.

Peter greep hem nu met beide handen vast en drukte hem tegen de auto. ‘Als ik wil, sla ik je helemaal verrot, weet je dat?’

Martin voelde spuugbelletjes tegen zijn gezicht. Hij trok in een felle beweging zijn rechterknie op en raakte Peter vol in zijn kruis. Hij viel kermend tegen de grond.

‘Ik laat me niet bedreigen,’ zei Martin, ‘door niemand niet, en zeker niet door jou.’

Jeanine kon haar gedachten niet meer bij haar werk houden. Ze werd steeds een andere kant uit getrokken. De beelden verschenen weer: Heleen die wegreed op de fiets, de gele vlek in de regen, Martin in zijn auto, de aanrijding, Heleen op de intensive care, de begrafenis, hoe hij daar de diepbedroefde ex-echtgenoot stond te spelen met zijn schijnheilige gezicht.

Het moest, het moest. Als het nu niet gebeurde, dan woekerde alles verder tot ze er zelf aan onderdoor ging. Een tijdje terug had ze in de krant gelezen over een boek met verhalen van vrouwen die een man hadden vermoord, meestal hun echtgenoot of vriend. Bij vrouwen ging het nooit om geld of iets dergelijks, maar altijd om relaties. Even had ze overwogen het boek te kopen, maar waarom zou ze? Wat kon ze eruit leren? Uit zichzelf haatte ze Martin al genoeg. Bovendien waren alle geïnterviewde vrouwen door de politie gepakt en later veroordeeld. Dat zou haar niet overkomen.

‘Hé… Jeanine,’ zei Elly, ‘waarom heb je die stukken nog een keer geprint? Zit je soms een beetje te slapen?’

Zo’n tweehonderd meter voorbij de ingang van Bingson Electronics stond hij geparkeerd. De regen sloeg tegen de ramen. Het was slecht weer de laatste dagen. Hij had nog geen plan, nog geen idee van wat hij zou kunnen doen, maar hij werd naar deze plek getrokken. Straks zou ze naar buiten komen, de vrouw die hem eerst zijn eigen vrouw had afgenomen en hem nu voorgoed van zijn kinderen wilde beroven. Natuurlijk zou ze straks voor de rechter mooie praatjes verkopen over de rol van de vader in de opvoeding van kinderen, maar ondertussen werd het, als het aan haar lag, een minimale omgangsregeling. Ze zou elke keer argumenten vinden om Kim en Jason bij hem vandaan te houden. Met de schrik in zijn hart dacht hij eraan dat ze zou kunnen verhuizen, naar de Waddeneilanden, naar een afgelegen gehucht in Zuid-Limburg of waar dan ook, als het maar ver bij hem uit de buurt lag. Wanneer zij voogdes werd, kon ze de kinderen meenemen en was hij machteloos. Hij kreeg het benauwd en draaide het raampje van de auto open. Nog een paar minuten, dan was het één uur.

De eerste parttime personeelsleden kwamen naar buiten. Het duurde even voor Jeanine verscheen. Bij de ingang stak ze een grote, rode paraplu op. Ze liep snel naar de bushalte. Hij wachtte tot de bus kwam en reed daarna via de provinciale weg naar Plan Noord.

Hij had Versteeg opgebeld. Of die iets wist van een inbraakje bij Martin en een kapotte tv? ‘Misschien wel,’ had Versteeg geantwoord. ‘Hoezo misschien wel? Heb jij het gedaan?’

‘Heb jij de sloten van mijn auto volgespoten met lijm?’ was de tegenvraag van Versteeg. ‘Misschien wel.’

‘Nou dan,’ had Versteeg gezegd, ‘Voor wat hoort wat.’

Martin had de politie gebeld. Ze waren ook langsgekomen, maar waarschijnlijk schoot hij er niets mee op. Versteeg ontkende natuurlijk spijkerhard dat hij bij Martin in huis was geweest. Hij zou het Versteeg voorgoed betaald moeten zetten, hem hier definitief wegjagen. Wat kon hij doen? Opnieuw zijn banden lek steken? Nee, dat kostte Versteeg een dag en dan had hij ze weer gerepareerd. Die hele auto moest verdwijnen, dat was het beste. Zelf had Martin vandaag welgeteld één leerling gehad. Hij stond nu al weken rood bij de bank. Hoe lang zouden ze hem nog krediet geven? Maar als hij onderging, dan samen met Versteeg.

De telefoon rinkelde. Hij had geen zin om met iemand te praten en schakelde het antwoordapparaat in. ‘Dit is Jeanine… eh, ik wou je zeggen dat de kinderen zaterdag niet met je meegaan. Ik vertrouw je niet meer na de vorige keer. Je hebt je weer niks aangetrokken van onze afspraken…’

‘Rotwijf,’ riep Martin ertussendoor.

‘… en daarom is er de komende weken geen omgangsregeling. Ik… eh, nou goed, dat weet je dan.’

‘Rotwijf,’ riep Martin nog eens.

Sandra kwam uit de keuken. ‘Is er iets?’

‘Nee, niks.’

‘Heb ik iets verkeerd gedaan?’

Hij sloot zijn ogen en begon te tellen. Als hij bij twintig was, moest ze weer in de keuken zijn, anders stond hij niet voor zichzelf in. Negentien… twintig… ze was weg. Gisteren had ze al een keer tegen hem gezegd dat hij de laatste tijd zo vreemd deed. ‘Het is de spanning,’ had hij geantwoord. ‘Wil je dat ik je nek masseer? Ik heb een keer een cursus gedaan en daar heb ik het geleerd.’

‘’t Hoeft niet.’

‘Maar het werkt erg ontspannend.’

‘’t Hoeft niet.’

Hij deed zijn ogen weer dicht en probeerde zich te concentreren op alles wat hij moest doen. Eerst Versteeg, dat was het makkelijkst, en dan was Jeanine aan de beurt. Hij zou ze verdomme wel eens laten merken dat hij niet over zich liet lopen. En Peter? Dat probleem loste zich vanzelf op. Sandra zou wel een keer bij hem vandaan gaan. Af en toe moest hij haar stevig vasthouden – ‘Ik heb je warmte nodig,’ zei ze dan – maar dat was alles. Ze was een stille bediende, die erin slaagde op de verkeerde momenten opdringerig te zijn.

De wekker rinkelde om drie uur. Hij zat op de rand van zijn bed en probeerde te bedenken wat ook alweer de bedoeling was. Waarom had hij de wekker op dit onmogelijke tijdstip laten afgaan? Langzamerhand kwam zijn plan weer bovendrijven. Hij stapte uit bed, kleedde zich aan en liep naar beneden. Daar, achter die deur, lag Sandra te slapen. Hij pakte de tas die hij de avond tevoren had klaargezet. Voor de zekerheid controleerde hij de inhoud. Ja, alles was er.

Toen hij weer in bed stapte, sliep hij meteen in. ’s Ochtends wist hij nauwelijks meer wat er was gebeurd. Hij lachte even. Een droom, een mooie droom was het geweest. Ook voor Versteeg? Beneden hoorde hij Sandra in de keuken. Ze was iemand die rondscharrelde. Steeds hoorde je kleine geluidjes als ze weer iets verplaatste. Toen hij zich had aangekleed, ging hij naar beneden.

‘Wil je thee?’ vroeg Sandra. Zonder zijn antwoord af te wachten schonk ze in. ‘Je hebt je al een paar dagen niet geschoren. Laat je je baard staan?’

Hij wreef over zijn stoppelige kin. ‘Gewoon vergeten.’

Na het ontbijt trok Sandra haar jas aan. ‘Ik ga naar…’

Hij hield zijn hand omhoog in een halve Hitlergroet. ‘Je hoeft aan mij geen verantwoording af te leggen.’

Hij kon de verleiding om naar de flat van Versteeg te lopen nauwelijks onderdrukken. Beheersing, daar kwam het nu op aan, ook tegenover Jeanine. Wat waren zijn kansen bij de kantonrechter? Tot nu toe was iedereen op de hand van de vrouwen geweest. Goed, hij had dan wel een paar fouten gemaakt, maar die rechters hielden er te weinig rekening mee dat die vrouwen hem in feite geprovoceerd hadden. Borghesi had daar gelukkig wel de nadruk opgelegd. Maar zou het helpen? Als het bij de volgende zitting weer zo ging als de vorige keren, kreeg hij de voogdij niet, dan was hij Kim en Jason voorgoed kwijt.

Het lukte hem nauwelijks om zijn sigaret aan te steken, zo trilden zijn handen. Een geblakerd wrak, meer was er niet van zijn auto over. Die sirene vannacht, die zo angstig dichtbij had geklonken, was dus van de brandweer geweest.

Jim was een half uur bij de restanten van zijn auto blijven staan. Het was maar goed dat de naam op het bord niet meer te lezen was. Van Leeuwen had het natuurlijk gedaan, het kon niet anders. Jim had met de brandweer gebeld: vrijwel zeker een blik benzine met een lont onder de auto. Zou hij nu een aanklacht bij de politie moeten indienen? Met het gevaar dat er niets te bewijzen viel en dat hijzelf verdacht was bij elke actie die hij tegen Van Leeuwen zou ondernemen. Onlangs, voor dat geintje met die televisie, was hij al op het bureau geroepen. Routine, hadden ze gezegd, maar dat zeiden ze natuurlijk altijd. Ze hadden niets kunnen bewijzen. Hij was gewoon de hele avond thuis geweest. Maar dit moest hij wel opgeven bij de politie, gewoon vanwege de verzekering. Of hij iemand verdacht? Hij zou niet weten wie.

Het was allemaal veel moeilijker geworden dan hij ooit had kunnen denken. Die Van Leeuwen was taai. Maar Jim wist dat hij hem ooit zou breken, volledig en definitief. En misschien was dat ooit’ al heel dichtbij.

Hij stond op dezelfde plek geparkeerd als de vorige keer. Het regende; waarschijnlijk zou ze de bus nemen want vanochtend was het weer helemaal bar en boos geweest. Uit de grote toegangsdeur van Bingson Electronics kwamen een paar vrouwen, maar Jeanine was er niet bij. Hij wilde de auto al starten om weg te rijden, toen ze verscheen. Ze hield haar tas tegen zich aan gedrukt alsof ze bang was voor tasjesdieven. Ze liep naar de bushalte. Hij reed langzaam in haar richting en draaide zijn raampje open toen hij bij haar was. Hij keek alle kanten uit, maar er was gelukkig verder niemand te zien.

‘Kan ik je misschien een lift geven?’

‘De bus komt over tien minuten.’

‘Maar ik ben er nou al. Die bus rijdt ook nog om, en bij het station moet je overstappen om in Overdam te komen. Je bent zeker drie kwartier onderweg.’

Zonder iets te zeggen liep ze naar de andere kant van de auto en stapte in. Ze ging zo ver mogelijk tegen het portier aan zitten.

‘Ik heb geen besmettelijke ziekte,’ zei Martin.

‘Waarom staat dat bord niet op de auto?’ vroeg Jeanine. ‘Of heb je geen rijschool meer?’

‘We rijden nu privé. Of wou je soms les? Dat kost vijftig gulden per uur. Nou goed, jij krijgt korting… twintig procent.’

Ze bleef hem aankijken met een blik waarin kwaadaardige lichtjes fonkelden. Alsof ze iets van plan was. Maar het zou snel afgelopen zijn met haar plannen, heel snel.