De tegenliggers

______________

Na de eerste nacht was Sandra in de kamer van Kim gaan slapen. Het was of ze daarover stilzwijgend een afspraak hadden gemaakt. Zijn leerlingenaantal bleef stabiel, maar binnenkort had hij drie examenkandidaten, en dan was hij er misschien weer drie kwijt. Sandra had na twee dagen, toen ze zeker wist dat Peter niet thuis zou zijn, kleren en andere benodigdheden opgehaald en een giropasje en -cheques. Maar tot hoe lang zou Peter geld op hun girorekening laten staan? Hoe lang zou ze bij hem blijven wonen? Hij durfde het niet te vragen en zij begon er niet over. Soms vergat hij dat ze er was. Dan liep ze als een schim door het huis, zodat hij schrok van haar plotselinge aanwezigheid. Een keer had ze gezegd dat ze het zo fantastisch vond dat hij haar helemaal vrij liet en haar nooit leek te controleren. ‘Je hebt ook recht op je eigen leven,’ had hij gezegd. Ze had hem een dankbare zoen gegeven. Zou ze dat ook gedaan hebben als hij had gezegd dat het hem niets kon schelen wat ze uitvoerde? Dat hij andere zorgen had dan haar dagelijkse besognes? ‘Ik begrijp niet dat je vrouw bij je is weggegaan,’ had ze gezegd. ‘Een betere man had ze toch niet kunnen treffen!’

‘Het was de schuld van die Jeanine, die vriendin van d’r, die heeft ’t haar allemaal aangepraat.’

‘Maar ze was toch niet lesbisch? Hoe kan dat dan?’ Martin zuchtte diep. ‘Ze zei dat Jeanine haar beste vriendin was, een soort zus; ze hadden een hele sterke band… zoiets.’

Martin zocht nog naar een antwoord op de vandalistische actie van Versteeg, want die had natuurlijk met hoekige blokletters het woord klootzak op zijn motorkap gekerfd. Hij had de lak zelf zo goed en zo kwaad als het ging bijgewerkt, om zijn no claim niet kwijt te raken. Maar het bleef een lelijke plek. Als je goed keek onder een bepaalde hoek, kon je de letters nog herkennen. Elke keer dat hij bij zijn auto kwam, dacht hij aan Versteeg.

Kim en Jason had hij een paar keer bij de school gezien. Jeanine kwam hen afhalen. Ze reden vrolijk pratend weg, als een moeder met haar eigen kinderen. Hij had Jeanine nog een keer opgebeld. Voordat ze de hoorn op de haak kon leggen, had hij zich geëxcuseerd voor de stomp in haar gezicht. ‘Het spijt me verschrikkelijk. Ik had het zo niet bedoeld.’

‘Hoe dan?’ vroeg ze. Zonder zijn antwoord af te wachten, verbrak ze de verbinding.

Mulder had hem nog een paar keer op het bureau laten komen om hem dezelfde vragen te stellen. Maar hij zou zich niet bang laten maken. Ze konden niets bewijzen, nu niet en nooit niet.

Peter had opgebeld, brieven gestuurd en hij was aan de deur gekomen. Martin bleef uit de buurt als Sandra contact had met Peter. ‘Ik wil niet meer naar hem terug,’ had ze tegen Martin gezegd. ‘Het is afgelopen tussen ons. Als hij dat ook beseft, kunnen we gaan scheiden.’ Hij had haar niet gevraagd wat ze verder wilde of wat er zou gebeuren als Peter het er niet mee eens was. Haar verblijf in zijn woning leek ze vanzelfsprekend te vinden. Ze had grote schoonmaak gehouden en kookte elke dag. Soms had hij het gevoel een vreemde in zijn eigen huis te zijn. Een paar nachten geleden was hij wakker geworden. Ze was naar zijn slaapkamer gekomen en klemde zich tegen hem aan. ‘Ik ben zo bang, Martin, ik ben zo bang. Wil je me stevig vasthouden?’

Vanmiddag was eindelijk de zitting bij de kantonrechter. Met Borghesi had hij de hele zaak doorgepraat. Er zou in ieder geval wel een nieuwe omgangsregeling worden vastgesteld. Voorlopig natuurlijk. Dat ging zo in dit soort zaken. Die hingen aan elkaar van voorlopige regelingen waarin je jezelf moest bewijzen als betrouwbare opvoeder. Borghesi vroeg Martin of er nieuwe feiten waren die ze onder de aandacht van de rechter konden brengen. Nee, volgens Martin niet. Ze bespraken de te volgen tactiek. Martin wilde in principe de kinderen terug hebben. Ze hoorden bij hem. Jeanine was als het ware niet meer dan een verre tante, niet eens echte familie. Zo’n testament, daar konden ze wel van alles in proberen te regelen, maar belangrijker was toch zijn wettelijk recht als vader. Voor de zoveelste keer bekeek hij de video van de laatste vakantie met Lenie, Kim en Jason in de Ardennen. ‘En nu pakt Jason die stok en gooit hem in de rivier,’ voorspelde hij en het gebeurde ook. ‘Kim durft niet in de achtbaan.’ Kim stond vlak daarna ‘nee’ te schudden in het attractiepark ‘Walibi’. Zo, op het scherm van de televisie, waren het nog steeds zijn eigen kinderen.

Martin stelde tot zijn genoegen vast dat de rechter een man was. Die begon met een opsomming van wat er sinds de scheiding allemaal was gebeurd.

Toen hij bij de dood van Lenie kwam, kreeg zijn stem een plechtige, droevige klank. Af en toe liet hij een stilte vallen. Daarna kreeg Jeanine het woord. Ze vertelde uitgebreid over de manier waarop Heleen, de kinderen en zijzelf hadden samengewoond, hoe gelukkig en plezierig dat was geweest. Daarna ging ze in op alle problemen die Martin volgens haar had veroorzaakt, zijn slechte invloed op de kinderen, zijn ongeschiktheid als opvoeder en Heleens vurige wens dat Jeanine voogd zou worden als zij eventueel kwam te overlijden. ‘En het was of ze het zelf had voorspeld; ze kreeg dus dat ongeluk, waarvan ik…’ Haar stem brak. Ze dronk een paar slokjes water. De rechter vroeg of het weer ging en ze knikte. Nu zou ze zeker met haar verdenkingen komen, maar die waren nooit bewezen, dus dat zou als een boemerang bij haar terugkomen. ‘Dat ongeluk…’ Ze keek in de richting van Martin en zweeg even. Daarna vertelde ze over de scène bij haar thuis. ‘M’n neusbeentje was gebroken, en ik moest naar het ziekenhuis. U begrijpt wel dat ik aan iemand die dit soort dingen doet de zorg voor de kinderen niet graag overdraag.’

‘Waarom heb je hier verdomme niks van verteld?’ vroeg Borghesi fluisterend aan Martin. ‘Dit soort dingen is dodelijk, weet je dat wel?’ Dodelijk, dacht Martin, was die stomp maar dodelijk geweest. Dan zat ik niet hier, dan was Jeanine verdwenen, en woonden Kim en Jason bij mij.

De rechter bladerde in het dossier. ‘Ja, hier heb ik het proces-verbaal. Even kijken… Lichamelijk letsel… zonder directe aanleiding.’

‘Die was er wel,’ zei Martin terwijl hij ging staan.

‘U krijgt straks alle gelegenheid, mijnheer Van Leeuwen. Ik heb hier ook het rapport van de Kinderbescherming. Alles lijkt goed te gaan met de kinderen… ook op school, de leerkrachten zijn tevreden. De school heeft ook problemen gehad met de vader, lees ik hier. Slechte invloed wordt genoemd, pedagogische problemen met Jason. De vader wil de kinderen wel graag bij zich hebben, maar hij lijkt niet echt nagedacht te hebben over zijn taken als opvoeder.’

Martin zag de vertegenwoordiger van de Kinderbescherming weer voor zich, een man van moeilijk te bepalen leeftijd met lang haar en een lange baard, ‘een Jezus’, zoals Jason dat noemde. Martin had ruim een half uur met hem gepraat. Gewoon over van alles en nog wat, hij kon het zich niet eens meer precies herinneren. Hoe had die baardman dan zo’n conclusie kunnen trekken?

‘Goed, mijnheer Van Leeuwen, wat vindt u van de huidige situatie en wat vindt u dat er moet gebeuren, mede gelet op de wens van uw vrouw, zoals neergelegd in haar testament?’

Martin zei dat hij het helemaal niet eens was met het rapport van de Kinderbescherming. Het was onzin. Hij wist heel goed wat hij als vader moest doen. Daarna probeerde hij uit te leggen dat er volgens hem iets niet klopte. Kim en Jason hoorden bij hun vader, en niet bij een vrouw die niet eens hun echte moeder was, zelfs geen familielid. Af en toe struikelde hij over zijn woorden. Borghesi had hem voorgehouden dat hij niet wraakzuchtig moest klinken tegenover Jeanine, maar tegelijk zat zijn woede hem in de weg.

De rechter keek hem vriendelijk aan. ‘Ik begrijp het niet goed, mijnheer Van Leeuwen. U hebt veel waardering voor mevrouw Lepping, ze is goed voor de kinderen, en tegelijk zegt u dat Kim en Jason maar beter fulltime bij u kunnen gaan wonen, omdat het niet goed is dat ze bij mevrouw Lepping wonen. Kunt u dat nog eens uitleggen?’

Hij probeerde het, maar raakte opnieuw verstrikt in zijn eigen woorden.

‘En als u de aandacht en de zorg van mevrouw Lepping voor Kim en Jason zo waardeert, waarom hebt u haar dan lichamelijk letsel toegebracht?’

‘Ik was een beetje over m’n toeren… De dood van Lenie, eh… van Heleen en zo. Ik wist niet goed wat ik deed. Het spijt me.’

‘U wist niet goed wat u deed,’ herhaalde de rechter nadrukkelijk.

De advocaat van Jeanine vroeg het woord. Hij begon in mooie volzinnen uit te leggen dat het nu juist ging om het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel van de vader, zijn onvoorspelbare gedrag, zijn agressieve optreden. Vooral daarom leek het mevrouw Lepping ongewenst om hem voogd van de kinderen te laten zijn. Hij had meer dan eens zelf het bewijs geleverd dat hij die taak niet aankon. Bovendien had de vader als rijschoolhouder ongeregeld werk. Soms werkte hij ’s avonds, dan weer in het weekend. Mede daarom zou het voogdijschap aan mevrouw Lepping moeten worden toegewezen. Als blijk van goede wil, zou ze dan wel een nieuwe, voorlopige omgangsregeling willen voorstellen waarbij de vader elke week op woensdagmiddag de kinderen van school zou ophalen en om zes uur weer naar huis zou brengen. Als de vader zich in dat kader redelijk zou gedragen, was mevrouw Lepping te allen tijde bereid om mee te werken aan een permanente, iets uitgebreidere regeling, bijvoorbeeld conform hetgeen eerder was afgesproken.

Het duizelde Martin. Dit konden ze niet menen. De rechter vroeg zijn opinie, maar hij slaagde er niet in een antwoord te geven. Het liefst was hij tussen de rijen stoelen door gerend en had hij Jeanine met haar stomme kop tegen de grond geslagen. Hoe durfde ze?

‘Wat is uw mening, mijnheer Van Leeuwen? Kunt u zich in het voorstel van mevrouw Lepping vinden?

Martin schudde zijn hoofd.

‘Wat is dan uw voorstel?’

Borghesi fluisterde hem iets in, maar hij verstond het niet.

‘U wilt een andere regeling?’

‘Ik wil de kinderen,’ zei Martin met een schorre stem.

Borghesi nam het woord van Martin over. Hij benadrukte Martins rechten als vader. Natuurlijk, de vader had voor problemen gezorgd, maar dat kwam doordat hij zich geprovoceerd voelde. ‘Daarmee wil ik niet zeggen dat mevrouw Lepping en mevrouw Zondervan mijn cliënt daadwerkelijk en bewust provoceerden, maar wel dat hun handelingen en gedragingen dat effect op hem hadden. Hij voelde zich onrechtvaardig behandeld, genegeerd, afgewezen en in het nauw gedreven. En u weet dat mensen zich vanuit die positie niet altijd even rationeel gedragen. Mijn cliënt vormt daarop helaas geen uitzondering. Hij heeft fouten gemaakt, dat zal hij direct erkennen, maar…’ Borghesi pauzeerde even, ‘alles kwam voort uit de diep gevoelde behoefte om een echte vader te zijn voor zijn kinderen, om een substantiële rol te spelen in de opvoeding van Kim en Jason, een rol die hem tot zijn grote verdriet werd ontzegd. Nu de moeder helaas is overleden, zou u dit zwaar moeten laten meewegen in uw beslissing omtrent het voogdijschap. Mijn cliënt is de enige levende ouder van de kinderen. Hij is in staat om de kinderen op te voeden en hij wil dat ook graag. Om die reden zou u hem als voogd moeten aanwijzen. Mevrouw Lepping zou dan de functie van toeziend voogdes kunnen vervullen.’

De rechter liet zijn blik een paar keer heen en weer gaan van Martin naar Jeanine en weer terug. ‘Gezien de achtergrond, de geschiedenis zal ik maar zeggen, en de feitelijke situatie lijkt die optie niet reëel, maar naar mijn mening is het ook niet opportuun om de wens van mevrouw Lepping met betrekking tot het voogdijschap nu al te honoreren. Daarvoor is er nog te veel onduidelijk. We zullen dus op dit punt nog geen nader besluit nemen en een soort afkoelings- of bezinningsperiode van drie maanden inlassen, waarin mogelijk de Raad voor de Kinderbescherming nader onderzoek kan verrichten. In verband met de wens van de vader zullen we wel een nieuwe, voorlopige omgangsregeling vaststellen. Let wel, voorlopig… Die kan dan ook over drie maanden worden geëvalueerd. Verder kunnen we op dit moment niet gaan. Ik stel voor dat de kinderen ook één keer in de twee weken op zaterdagmiddag naar hun vader gaan als uitbreiding op de door mevrouw Lepping voorgestelde regeling.’

‘Gezien hetgeen er allemaal is voorgevallen, kan mijn cliënt het hier niet mee eens zijn,’ zei de advocaat van Jeanine, die zelf driftig haar hoofd schudde.

‘Toch lijkt het me dat we hier ook de relatie tussen de vader en zijn kinderen in ogenschouw moeten nemen. De normalisatie van die relatie is gediend bij een contact met een redelijke frequentie. Ik zal dus een voorlopige beschikking treffen waarbij de kinderen elke woensdagmiddag naar hun vader gaan en om de twee weken op zaterdagmiddag.’

Hij stond op het binnenterrein achter het huis van Van Leeuwen. Er was niemand te zien in de keuken. Van Leeuwens auto stond er niet, het licht was aan, dus waarschijnlijk was Sandra binnen. Hij zou het huis binnen kunnen dringen en haar meenemen. Maar wat dan? Als ze eenmaal buiten de invloed van die Van Leeuwen was, dan zou hij misschien wat verstand in haar hoofd kunnen praten.

Zolang Sandra niet thuis was, werd de situatie steeds pijnlijker. Na een bijeenkomst bij Louwerse had Frank gezegd dat hij haar de laatste tijd zo weinig zag. Franks vrouw Willemijn had overdag een paar keer tevergeefs aangebeld. ‘Ze is naar haar ouders,’ had Peter gezegd. ‘D’r moeder is nogal ernstig ziek.’ Maar dit kon hij natuurlijk niet eeuwig volhouden. Volgende week waren zijn eigen ouders veertig jaar getrouwd. Moest hij daar alleen naar toe? Een leugentje verzinnen, dat Sandra ziek was of zo? Hij stak een sigaret op en inhaleerde diep. Zijn ogen waren nu aan het donker gewend, en hij zag hoe verderop tegen een van de schuurtjes een jongen en een meisje stonden te zoenen. ‘Niet doen, Maikel,’ zei het meisje, en ze probeerde zich los te worstelen.

Jeanine keek naar de foto van Heleen om daar moed uit te putten. De hele middag zat ze al in de zenuwen uit angst dat hij Kim en Jason niet terug zou brengen. Tussen half zes en zes uur, dat was de afspraak. Het was nu kwart over vijf, en de tijd stelde haar op de proef door extra langzaam te verglijden. Ze voelde het als een nederlaag dat hij toch Kim en Jason mocht meenemen, terwijl ze er zeker van was dat hij de dood van hun moeder op zijn geweten had. Zij had zelf het slachtoffer moeten zijn, maar ze wist niet of het daardoor erger werd. Nooit had ze iemand zo gehaat als Martin van Leeuwen, zelfs bij benadering niet. Er kleefde bloed aan zijn handen, zo noemden ze dat toch? En met die handen raakte hij Kim en Jason aan, bevlekte hij hen. Straks zouden ze thuiskomen, hun kleren onder het bloed, het bloed van Heleen. Ze schudde haar hoofd om het gruwelijke beeld kwijt te raken.

Martin zou alles doen om zijn kinderen terug te krijgen, letterlijk alles, dat had hij al eerder bewezen. En ze begreep niet waarom. Uit Heleens verhalen over Martins bemoeienissen met Kim en Jason kwam hij naar voren als iemand die af en toe, als het hem uitkwam, iets met de kinderen deed. Ook met Jason had hij geen intensieve vader-zoonrelatie, misschien wel uit frustratie over het feit dat Jason niets in die stomme autootjes zag. En waarom had hij dan nu zo fanatiek zijn zinnen op de kinderen gezet? Was het een erekwestie? Wraak, omdat Heleen hem verlaten had?

Vijf voor halfzes. Toen ze nog bij Heleen kwam terwijl die met Martin woonde, had ze eigenlijk geen mening over hem. Hij leek een wat sullige man die zijn vrouw verwaarloosde, die niet in de gaten had dat zij ook wilde leven, letterlijk leven, maar veel kwaad had ze destijds niet in hem gezien. Nu lag dat volstrekt anders. Langzaam zou hij proberen de kinderen naar zich toe te trekken, hij zou een wig tussen haar en hen drijven, verhalen vertellen over hoe slecht ze was. Ze kon het hem al horen zeggen: ‘Ze heeft het huwelijk van papa en mama kapotgemaakt. Wanneer dat niet gebeurd was, zou mama nu nog leven’. En de politie deed niets meer aan de zaak van het ongeluk. ‘We zijn erop stukgelopen,’ had Mulder gezegd, ‘helemaal stukgelopen. Als er zich geen nieuwe feiten aandienen, kunnen we niet verder.’

‘Maar kunt u hem niet onder druk zetten, zodat-ie misschien bekent?’ had ze voorgesteld. ‘Wat wou u? Martelen of zo? Ophangen aan zijn armen? Stroomschokken door zijn lijf? Bamboestokjes onder zijn nagels? U zegt het maar.’ Inderdaad, al dat soort middelen zou ze wel willen aanwenden om de bekentenis uit hem te persen. Hij zou huilen, bidden, smeken: hou op, ik wil bekennen. Ze had in de krant wel eens een artikel gelezen over mensen die bereid waren om in het kader van een zogenaamd psychologisch experiment andere mensen stroomstoten toe te dienen. Als Martin van Leeuwen in de stoel zat, als de elektroden aan hem waren bevestigd, zou ze er zelf ook geen enkel bezwaar tegen hebben.

En dan die martelende onzekerheid over de voogdijregeling. Ze had geen enkele garantie dat ze voogdes zou worden. Haar adem stokte in haar keel.

Vijf over halfzes. Ze pakte de telefoon, begon Martins nummer te draaien, maar legde weer neer. Waarom had ze verdomme geen vaste tijd afgesproken? Waarom zo vaag tussen half zes en zes uur? Ze liep naar de keuken en dronk een glas water. Natuurlijk zou ze iets moeten doen, dan zou de tijd sneller voorbijgaan, maar ze kon niets bedenken.

De bel ging. Ze kon de kibbelende stemmen van Kim en Jason al horen.

‘Mag ik ook even binnenkomen?’ vroeg Martin.

‘Ik geloof niet dat dat zo’n goed idee is. Komen jullie?’ Ze leidde Kim en Jason het huis in. ‘Goh, wat een snoep! Straks maar goed tanden poetsen.’ De deur sloeg dicht.

In een hobbywinkel had hij een tube superlijm gekocht. Sandra ging na het journaal van tien uur naar bed. Hij wachtte tot tegen twaalf uur voordat hij de deur achter zich dichttrok. In een bedaard tempo wandelde hij naar het flatgebouw waar Versteeg woonde. De auto was nergens te bekennen. Martin liep een tijdje rond en zag toen op de parkeerplaats van een belendend flatgebouw de bmw staan. Het was verder doodstil, niemand op straat. In een paar flats brandde licht. Martin liep naar de lesauto en spoot de sloten vol met lijm.

Hij wandelde terug naar zijn eigen huis, stapte in zijn auto en reed hem naar een parkeerterreintje, dat grotendeels aan het zicht werd onttrokken door een bouwval. Wie deze afbraakbuurt aan de rand van het centrum niet goed kende, zou zijn auto nooit kunnen vinden.

Uit pure woede had hij tegen de banden staan schoppen. Vloekend was hij van de auto weggelopen en er weer naar teruggekeerd, zijn vuisten gebald. Had Van Leeuwen dit op zijn geweten of was het gewoon kwajongenswerk? Als het laatste het geval was, dan moesten de sloten van andere auto’s ook behandeld zijn. Waarom hadden ze anders alleen zijn auto uitgekozen, en alle vier sloten van de portieren plus die van de achterbak zorgvuldig volgespoten? Op geen enkele andere auto was ook maar een spoortje lijm te bekennen. Er was hier niemand met wie hij verder ruzie had. Niemand van zijn buren, niemand van zijn leerlingen. Of zou een gefrustreerde geliefde het gedaan hebben? Nee, het moest Van Leeuwen zijn geweest. Hij rende terug naar zijn huis om de leerlingen van vandaag af te bellen. Misschien kon hij morgen ook geen les geven. Hij belde naar een garage. Zou de verzekering de kosten betalen? Viel het nog onder de all risk? Die vervloekte Van Leeuwen. Jim kon hem wel vermoorden.

‘Wat vervelend nou, dat jullie alweer weg moeten,’ zei Martin. ‘Ik wou net voorstellen om naar de snackbar te gaan.’

‘Ja!’ zei Jason. Het was kwart voor zes en hij was pas vijf minuten geleden binnengekomen. Zijn broek was vies en er zat een scheur in de mouw van zijn jack. Hij had met Maikel gespeeld en was de tijd vergeten.

Kim reageerde niet.

‘Wat vind jij ervan, Kim?’

Ze keek hem ernstig aan. ‘We moeten toch voor zes uur weer thuis zijn?’

Het woord ‘thuis’ deed hem pijn. Hier was hun thuis, hier was het altijd geweest. De woning van Jeanine was een tijdelijk logeeradres. Nu bleek weelde invloed van Jeanine. Die wilde de kinderen in haar macht houden en hem buiten sluiten.

‘Ach… dan bel ik toch even met Jeanine,’ stelde Martin voor. ‘Oké?’

Nadat de telefoon een keer was overgegaan, nam ze al op. Hij bracht het voorstel voorzichtig. ‘Kim en Jason willen zo graag.’

‘Ik zou het op prijs stellen als je je aan de afspraak hield,’ zei Jeanine. ‘Dit is pas de tweede keer dat ze bij je zijn en nou begint ’t al.’

‘Begint wat?’

Hij kon haar horen ademen. ‘Het gedonder… dat je de regeling verandert, natuurlijk. Er is met jou gewoon niets af te spreken. Ik wil dat ze voor zes uur thuis zijn.’

‘Gun je ze dat niet, dat ze met hun eigen vader even wat kunnen eten, voor de gezelligheid?’ Hij trok een grappig bedoeld gezicht naar Kim en Jason.

‘Daar gaat ’t niet om… verdomme!’

Martin begreep er niets van. Hoe kon ze zo onredelijk zijn? Waarom stond ze hem niet twee of drie extra uurtjes toe met zijn eigen kinderen? ‘Daar gaat ’t wel om,’ zei hij. ‘Je gunt het hun niet en je gunt ’t mij niet. Je bent een honderd procent egoïst. Je wilt ze helemaal voor jezelf hebben, dat is het. Nou, daar werk ik mooi niet aan mee. Het zijn tenslotte niet jouw kinderen. Je bekijkt ’t maar.’ Hij hing op.

Minutenlang bleef ze zitten met de hoorn in haar hand. Ze had het voorspeld en het gebeurde ook, als iets onvermijdelijks. En ze kon er niets aan doen. Naar de politie gaan was zinloos, dat hadden eerdere confrontaties bewezen. Over een kleine drie maanden bij de rechter zou ze het te berde kunnen brengen, maar wat hielp dat? Die begon dan toch weer een slap verhaal over het belang van de relatie tussen de kinderen en de vader. Alsof die man zich niet volkomen had gediskwalificeerd! En toch zou de rechter hem misschien straks de voogdij geven en zij zou als troostprijs toeziend voogd worden. Ze wilde het niet, maar haar gedachten sprongen weer terug naar de donderdagavond van het ongeluk, de dag van de moord. Het was onverteerbaar dat hij daarvoor nooit zou moeten boeten. Hij kon zomaar ongestraft doorleven en haar leven verpesten. Plotseling kreeg ze een idee: misschien wilde hij wel meer dan haar leven verpesten. Toen op die donderdagavond had hij het tenslotte ook op haar gemunt. Ze probeerde aan iets anders te denken, maar het lukte niet. Het beeld van een auto die als een monster klaarstond om haar uit te schakelen, bleef voor haar geestesoog hangen. Het was hij of zij, dat was onvermijdelijk. Ze zag een in klinische, neutrale woorden opgestelde rouwadvertentie voor zich: ‘Geheel onverwachts van ons heengegaan, Martin van Leeuwen, in leven rijschoolhouder.’

Een paar uur bleef ze nog thuis. Ze belde naar Martin, maar kreeg het antwoordapparaat aan de lijn. Uiteindelijk besloot ze naar zijn huis te fietsen. Ze kon hier niet blijven zitten, ze moest iets doen.

Jim had voor die avond een afspraak met een meisje dat hij in het weekend had ontmoet in Tony’s Place, maar hij zegde die af. Nu was hij absoluut niet in de stemming. Dit grapje ging honderden guldens kosten, alleen al aan arbeidsloon en nieuwe sloten. Bovendien had hij de strop van de afgezegde lessen. Leerlingen vonden het ook vervelend. Het was slecht voor zijn naam. Betrouwbaarheid was belangrijk in de rijschoolwereld. Eerst die roddel over die aanranding en nu dit weer.

Hij draaide het telefoonnummer van Van Leeuwen. Hij zou hem duidelijk maken dat er nu een grens was overschreden. Hij kreeg het antwoordapparaat. Jim had geen zin om een boodschap in te spreken. Misschien was Van Leeuwen wel thuis en verdomde hij het om de telefoon op te nemen. Het was beter om naar hem toe te gaan. Misschien was er aan zijn auto ook wel wat te verbouwen. Jim glimlachte even. Uit zijn gereedschapskist haalde hij een hamer, die hij in de zak van zijn jas liet glijden.

Peter zat al ruim een half uur op de bank voor zich uit te staren. Vier dagen geleden had hij Sandra een brief gestuurd, waarin hij haar beloofde zijn leven te zullen beteren. Hij had hem op de computer geschreven, voortdurend zinnen veranderend, andere woorden kiezend, tot hij tevreden was. Deze brief moest indruk op haar maken. Zelf geloofde hij wat erin stond: er was een nieuwe toekomst voor hun tweeën. Als ze maar eerst bij die Van Leeuwen vandaan was. Onbegrijpelijk dat die man zo’n invloed op haar had, dat hij haar in zijn macht had. Dat laatste, over Van Leeuwen, stond natuurlijk niet in de brief. Om het persoonlijker te maken, had hij de tekst met de hand overgeschreven. Pas de derde keer was het foutloos. Hij had de brief aangetekend verstuurd om het belang ervan ook op die manier te benadrukken.

Maar Sandra had niet gereageerd. Niets, geen briefje, hoe klein dan ook, of een telefoontje. Helemaal niets. Hij stak een sigaret op en drukte hem meteen weer uit. Hoe lang zou hij dit nog volhouden? Hij sliep slecht. Vaak werd hij midden in de nacht wakker en kon dan niet meer slapen, of hij sliep tegen zes uur, halfzeven pas weer in. Bij het feestje ter gelegenheid van het veertigjarig huwelijk van zijn ouders had hij gezegd dat Sandra een paar weken bij een vriendin woonde om een beetje tot zichzelf te komen, om alles op een rijtje te zetten. Nee, ze waren absoluut niet uit elkaar. De blik van zijn moeder maakte duidelijk dat ze hem niet geloofde. Anderen bekeken hem alsof hij zielig was en hun medelijden verdiende.

Peter stond op en trok zijn jas aan. Het werd tijd om eens met die Van Leeuwen te gaan praten. Zo hield hij het niet langer uit.