De verzameling
______________
Hij las het bericht nog eens over: ‘fulda – Een jaloerse Amerikaanse soldaat, gelegerd in het Duitse Fulda, heeft het hoofd van een collega afgehakt. Vervolgens gaf hij het als aandenken aan zijn vrouw. Die was voor onderzoek in een plaatselijk ziekenhuis, in afwachting van een moeilijke bevalling. De vrouw liep een shock op toen zij het hoofd in een plastic zak kreeg aangereikt. De man is gearresteerd. Onduidelijk is of de vrouw met het slachtoffer is vreemd gegaan.’ Een hoofd in een plastic zak, en daarmee een ziekenhuis binnenwandelen, Martin moest er niet aan denken. Hij had het bericht uit de krant geknipt en mee naar het zolderkamertje genomen. ‘Onduidelijk is of de vrouw met het slachtoffer is vreemd gegaan.’ En dan nog, als ze dat wel had gedaan? Hij kneep het knipsel samen tot een propje en liet het in de prullenbak vallen.
Hij bladerde door het laatste nummer van Modelauto. Die nieuwe Ford Mondeo’s zagen er aantrekkelijk uit. Twee types waren nu net verkrijgbaar, één van Gama en één van Minichamps, die maar liefst met drie versies tegelijk op de markt kwam, de vierdeurs-, de vijfdeurs- en de stationcarversie. Er was ook een nieuwe Ford Escort Cosworth in de 1/43 bij de Schumacher Collectie. Martin ging voor zijn kast staan met nieuwe Ford-modellen. Hier bovenin had hij nog ruimte. Hij maakte de kast open en haalde er een paar modellen uit, die hij voor zich op tafel zette. De Ford Capri 1 Deutsch cabriolet van Autodrome was zijn laatste aanwinst, een prachtig afgewerkte auto, de lak ook mooi strak.
Jammer dat hij tegenwoordig zo weinig tijd had om allerlei markten af te siropen, naar beurzen te gaan, verkopingen te bezoeken. Zijn afdeling oudere, tweedehands modellen werd bijna niet meer aangevuld. Ja, soms kocht hij een auto die niet in zijn collectie mocht ontbreken, maar dat was altijd in een winkel of via een catalogus. Zo betaalde je hoge prijzen. Hij had nooit meer een koopje zoals vroeger. Bijvoorbeeld die Ford Mustang 1965 van Ertl, die had hij op een vrijmarkt op koninginnedag voor een paar gulden aangeschaft.
Hij kocht in de speelgoedwinkel nog wel de goedkope Ford-modellen van Matchbox, Majorette en Corgi, maar dat was bij gebrek aan beter. Ze kregen ook geen ereplaats in een van de twee vitrines, maar stonden in een open kast die tegen de achterwand was geschoven.
In de kleine advertenties in Modelauto werd de Ford v8 Roadstar aangeboden en de Ford Thames Trader van Vilmer. Die had hij alle twee nog niet. Stel dat ze elk ongeveer vijftig gulden kostten. Honderd gulden, zou hij dat deze maand kunnen besteden? Als het aan Lenie lag natuurlijk niet. Ze vond elk dubbeltje dat aan modelauto’s werd betaald te veel, zeker omdat Jason er toch niet mee mocht spelen. Hij wilde er wedstrijden mee doen, maar dat kon natuurlijk niet.
Vroeger had Lenie dat nog wel eens tegen hem gezegd: Als je ze nou zelf zou bouwen of zo, maar je koopt ze gewoon terwijl ze af zijn. Wat is er dan nog aan?’ Ze begreep niets van verzamelen. Het ging er niet om iets te doen, maar iets te hebben. Een tijdje terug had hij op de tv een verzamelaar van platen van Indo-rockers horen zeggen: ‘Hoe meer je gaat verzamelen, hoe meer je wilt hebben natuurlijk.’ De woorden waren hem uit het hart gegrepen.
Gedachteloos reed hij met de Ford Capri over het oude bureautje. Hij merkte pas dat Lenie zijn heiligdom was binnengekomen toen ze zei: ‘Je zit natuurlijk weer met je autootjes te spelen.’
‘Het is geen spelen.’
‘Vroem, vroem.’
‘Hè?’
‘Je zei: “Vroem, vroem”. Je maakte dat geluid.’
‘Dat deed ik helemaal niet.’
Ze pakte het autootje op. Waarom kwam ze boven? Dat deed ze eigenlijk nooit. Ze leek in gedachten verzonken terwijl ze de wielen liet draaien door met de Ford Capri over de binnenkant van haar hand te gaan.
‘Ik wil scheiden,’ zei ze plotseling.
‘Scheiden? Waarom?’
Ze zette het autootje op het bureau en gaf het een flinke duw, zodat het over de rand reed en op de grond viel. Hij raapte het snel op en keek of er geen krassen op waren gekomen. ‘Was dat nou nodig?’
‘Dat autootje, dat stomme autootje waar je zo bezorgd om bent, dat is nou net ons huwelijk, begrijp je? Ook over de rand gevallen, ook neergestort.’
‘Maar het is nog heel,’ zei Martin.
‘Ja, dat is het verschil.’ Ze ging voor de glazen vitrinekast met zijn modelauto’s staan en klopte met de knokkel van haar rechterwijsvinger tegen het glas alsof ze binnengelaten wilde worden. Ze tikte harder. Haar trouwring tikte nu tegen de ruit. Hij was bang dat er een barst in het glas zou komen. ‘Dat is met ons huwelijk niet zo,’ zei ze. ‘Dat is hartstikke kapot. We kunnen maar beter uit elkaar gaan. Nu… dan hebben we nog een kans om opnieuw te beginnen. Als we het laten doorsudderen, wordt het alleen maar moeilijker.’
‘Wat een onzin. We kunnen…’ Hij zocht naar woorden. ‘We kunnen het toch nog ’s proberen.’
‘Dat doen we al jaren, en het helpt niks. Het wordt alleen maar erger, alleen maar slechter.’ Als was het een bezegeling van haar woorden gaf ze nog een laatste harde tik tegen het glas.
‘Maar ik wil helemaal niet scheiden,’ zei Martin. ‘Voor mij is dat helemaal niet nodig. We kunnen er heus wel uitkomen als we maar ons best doen. En denk eens aan de kinderen. Hoe moet het met Kim en Jason?’
‘Gewoon, die blijven bij mij wonen, en af en toe gaan ze in het weekend naar jou. Zoiets. Dat is best te regelen.’
‘Heb je dit soms allemaal van Jeanine, deze onzin? Heeft die je een beetje zitten opstoken? Lekker met twee vrouwen samen tegen een man. Eerst heeft ze Richard haar eigen huis uit gepest, en nou mag jij mij de deur uit werken.’
Lenie keek hem aan met een verbeten gezicht. In dat gezicht zag hij het beeld van Jeanine. Het begin van een soort weerzin die hij altijd al had gevoeld, kreeg nu de vrije ruimte. Die zogenaamd vriendelijke woorden als hij binnenkwam terwijl zij er was, dat scherpe, sarcastische toontje in haar stem en die afkeurende blik wanneer hij af en toe uit beleefdheid bij hen ging zitten. ‘Als ik weg ben,’ zei Martin, ‘zitten jullie natuurlijk lekker te roddelen over mij, over hoe slecht ik ben, over hoe ik jou verwaarloos en geen aandacht aan de kinderen besteed, dat ik alleen maar met die stomme hobby van me bezig ben, al dat soort dingen, terwijl ik op datzelfde moment het geld zit te verdienen, zodat jullie lekker rustig een kop koffie of een glaasje sherry kunnen drinken… Notabene van het geld dat ik verdien, waarvoor ik me elke dag weer de pestpokken werk. Nou, leuk hoor, ben ik mooi klaar mee.’
‘Weet je waarom er een grote l op je auto staat? Omdat je een grote lul bent, een eersteklas klootzak, die.
‘Heb je dat soms ook van Jeanine? Noemen jullie me “die klootzak” als ik er niet bij ben? Leuk, achter m’n rug om.’
‘Ik praat niet meer met je als je alleen maar van dit soort stomme dingen zegt. Ik wil…’
‘Zeker omdat Jeanine…’
‘Ik wil gewoon een scheiding, zo snel mogelijk.’
‘Ik niet… en ik wil ook niet meer dat Jeanine hier over de vloer komt, dat ze ons huwelijk verder verpest, ons gezin kapotmaakt, alles vernielt wat we samen hebben opgebouwd.’
‘Opgebouwd?’ Lenie lachte schamper. ‘Trouwens, dat soort dingen doet Jeanine helemaal niet. Ik heb haar heus niet nodig om te weten dat ik niks meer voor je voel, dat het allang kapot is tussen ons, dat ik…’
‘Dat heeft ze jou natuurlijk allemaal zitten influisteren. Ik weet best hoe dat gaat, dat hoef je mij niet te vertellen.’
‘O, weet jij zo goed hoe dat gaat?’ Lenie snoof minachtend. ‘Nou, dat zou dan voor ’t eerst wezen dat jij wat van vrouwen begrijpt.’
‘Ze komt hier niet meer over de vloer. Is ze soms lesbisch? Wil ze jou ook bekeren? Mag je niet meer met een man vrijen?’
‘Doe niet zo belachelijk. Als vrouwen goed met elkaar kunnen opscheppen, zijn ze zeker meteen lesbisch! Wat is dat voor een bekrompen idee. Je lijkt je moeder wel. Jeanine is gewoon een vriendin, een hele goeie vriendin van me. En ze heeft Richard helemaal niet de deur uit gewerkt. Die schoft is zelf weggegaan omdat-ie een verhouding kreeg met een meisje van nog geen vijfentwintig.’
Martin hoorde nauwelijks wat Lenie zei. ‘We moeten opnieuw beginnen, wij tweeën, en daar…’
Lenie deed het zolderluik open. Ze lachte opnieuw een hatelijke lach. ‘Je wilt het, geloof ik, nog steeds niet begrijpen, hè? Het is afgelopen tussen ons, fini, Schluss, basta. Je hoeft me helemaal niet te vertellen wat er moet gebeuren, hoe ik me moet gedragen, wat ik moet doen en laten. Daar heb jij helemaal niks meer mee te maken.’ Ze deed een paar stappen naar beneden, zodat alleen nog haar bovenlichaam boven het trapgat uitstak. ‘Morgen ga ik naar een advocaat, begrijp je. We gaan uit elkaar. Je moet het voortaan zelf maar uitzoeken.’
‘En Kim en Jason dan?’
Ze liep de trap af.
‘Moet ik hier naar links of naar rechts?’
‘Gewoon rechtdoor als ik niks zeg.’
‘Maar ik kan niet rechtdoor.’ De jongen remde af.
‘Nooit zo plotseling remmen. Altijd eerst in je binnenspiegel kijken.’
‘Ja, maar u zegt niks. We rijden de hele tijd maar door, en u zegt niks.’
Ze stonden nog steeds voor de t-kruising. Voor Martin was er geen enkele reden om verder te gaan met de les. Hij zou hier het liefst de rest van het uur blijven staan. Vannacht had Lenie op de bank geslapen. Hij had zelf bijna geen oog dichtgedaan. Wat moest hij? Wat waren zijn mogelijkheden? Lenie had hem afgeschreven. Of eigenlijk had Jeanine hem afgeschreven, maar het resultaat kwam op hetzelfde neer. In een halfdroom had hij allerlei beelden voor zich gezien. Lenie opgesloten in hun huis. Geen slechte invloeden van buiten meer. Jeanine uitgeschakeld. Een paar goede gesprekken met Lenie, misschien iemand erbij die verstand had van huwelijksproblemen. Zou dokter Dorenbos iets weten? Die kon toch doorverwijzen naar een psycholoog of zo? Uiteindelijk zag ze in dat ze zich had aangesteld. Of nee, niet had aangesteld, maar dat ze een soort depressie had. Daar moest ze eerst overheen zien te komen. Hij zou er alles aan doen om haar te helpen. Het maakte niet uit hoeveel tijd of geld het kostte. Zijn autootjes konden best een paar maanden wachten, en die nieuwe modellen ook.
‘Naar rechts?’ vroeg de leerling.
‘Ja, ga maar naar rechts. Zo, iets meer langs het trottoir. Je zwaait te veel naar links uit.’
Hij had tot een uur of vier wakker gelegen. ’s Ochtends was Lenie in de kamer gebleven. Ze had geen woord tegen hem gezegd. Jason was verschrikkelijk lastig bij het ontbijt, maar Martin had zijn kalmte bewaard. Zelf at hij voor het eerst sinds jaren minder dan Kim.
‘Ga hier maar stilstaan… Je kijkt wéér niet in het spiegeltje. Denk erom, altijd kijken! Een beetje nadrukkelijk, zodat de examinator straks aan je hoofd kan zien dat je echt kijkt.’
Hij had de kinderen naar school gebracht. Vanuit een telefooncel had hij Jeanine gebeld. ‘Hoe is het met Lenie?’ had ze gevraagd. ‘Goed, tenminste zolang jij haar met rust laat.’
‘Met rust laat? Hoe bedoel je dat: met rust laten?’
‘Nou gewoon, met rust laten, niet meer op bezoek komen, niet meer bellen, niet meer bij je thuis uitnodigen, niet meer samen ergens koffie gaan drinken. Je begrijpt best wat ik bedoel.’
‘Waarom? Wat is er dan aan de hand?’
‘Omdat je bezig bent ons huwelijk kapot te maken. Begrijp je dat dan niet?’
‘En nu?’ vroeg de leerling.
‘Eh… even wachten, tot er van beide kanten niks meer aankomt.’
De leerling speurde de weg af in beide richtingen. ‘Niks, geen auto te zien, geen fietsers, helemaal niks.’
‘Goed, we gaan keren. Je weet hoe het moet. Eerst naar links…’
‘Ik jullie huwelijk kapot maken?’ had Jeanine gevraagd. ‘Dat doe je zelf wel. Dat hoef ik helemaal niet te doen.’ Ze lachte op dezelfde manier als Lenie dat gisteren had gedaan. ‘Als jij ons verder maar met rust laat.’
‘Daar heb jij helemaal niks over te vertellen. Dat maken Lenie en ik zelf wel uit of we…’ Hij onderbrak haar. ‘Je laat ons met rust, anders…’
‘Anders wat?’ Hij hing de hoorn op de haak. Gek genoeg kwam zijn kwartje terug. Dat moest een goed voorteken zijn.
‘En nu scherp terugdraaien, naar rechts.’
‘Maar d’r komt wat aan.’
Martin keek in zijn spiegeltje. Hij zag een donkerblauwe bmw met op het dak een bord gemonteerd waarop met grote, heldere letters stond rijschool always success.
Kwart over vijf. Eindelijk een eind aan deze dag, deze afschuwelijke dag. Zijn hele lichaam voelde tweedehands aan, en dan ook nog zeer afgedragen tweedehands. Zelfs op een rommelmarkt zou het geen cent meer opbrengen. Schuin voor zijn huis bleef hij even in de auto zitten en sloot zijn ogen. Eerst die half doorwaakte nacht, toen die confrontatie met Jeanine. En dan vanmiddag die auto met always success. Eerst had hij zijn ogen niet kunnen geloven. Het was niet waar, het mocht niet waar zijn. Hij had nog de tegenwoordigheid van geest gehad om het telefoonnummer te noteren. Vanuit een telefooncel had hij gebeld en een antwoordapparaat aan de lijn gekregen. Vijfendertig gulden per uur voor de eerste tien lessen. Hoeveel mensen zouden daar intrappen? Hoeveel leerlingen zou hij kwijtraken? Hoeveel toekomstige klanten? Dit was wel het laatste wat hij nu kon gebruiken: een nieuwe concurrent die hem uit de markt probeerde te drukken. Hij deed zijn ogen open en keek naar zijn huis. Daar zat Lenie dus te mokken en te broeden. Wat moest hij tegen haar zeggen? Kom op, meid, het zal wel weer overgaan? Met dat soort goedkope peptalk kon hij niet meer komen aanzetten. Vreemd dat het licht nog niet aan was, terwijl het toch al schemerde. Rond deze tijd zaten de kinderen altijd tv te kijken, maar zelfs het vage schijnsel van het scherm was niet te zien.
Hij schrok op van een klap tegen de wagen en zag twee jongetjes weglopen. Was die ene Jason niet? Die had toch ook zo’n jack? Martin draaide het raampje open en riep Jasons naam, maar de twee jongetjes sprintten nog sneller weg. Het waren waarschijnlijk die rotjochies van Steenbergen. Hij verdacht ze er ook van dat ze laatst zijn auto hadden bekrast, maar het viel niet te bewijzen.
Al ruim twee jaar rookte hij niet meer, maar hij had plotseling behoefte aan een sigaret, het brandende gevoel in zijn keel, de lichte duizeligheid na de eerste trekjes. De lessen vanmiddag leken veel langer te duren dan een uur. Er kwam maar geen einde aan. Een eeuwigheid lang draaiden ze simpele rondjes in de buurt, parkeerden ze, reden ze kleine stukjes over de snelweg. Een paar keer had hij een leerling langs zijn eigen huis laten rijden, maar er was niets te zien. Het was of het huis niet bewoond werd. Geen teken van leven. Ook nu nog niet. Een pijl van angst schoot onverwachts door zijn hart. Stel dat Lenie zichzelf… en de kinderen… Uit pure wanhoop. Ze zag geen uitweg meer. Alle drie dood. Gas.
Hij moest meteen gaan kijken, maar het lukte niet om uit de auto te stappen. Dobber, de alleenwonende man van drie huizen verderop, liet zijn hond uit, een klein scharminkel dat altijd met de staart tussen de benen trillend van de kou of van de zenuwen vlak bij zijn baasje bleef lopen. Er kwam een krantenjongen langs, Marokkaans of Turks, het verschil kon hij niet zien. Verder was alles stil in de straat, doodstil.
Hij pakte een rolletje Mentos uit het dashboardkastje, stak een snoepje in zijn mond en kauwde het onmiddellijk fijn. Jeanine had Lenie natuurlijk al via de telefoon verteld dat hij haar ’s ochtends gebeld had. Of was ze hier zelfs langsgeweest? Hoe kon hij haar ook tegenhouden? Wat zou ze gezegd hebben? ‘Hij bedreigde me’? Hoe kon hij Lenie afschermen van de invloed van Jeanine?
Eindelijk stapte hij uit de auto en liep met trillende knieën naar zijn huis, dat volmaakt onschuldig in het rijtje stond. Een gewoon huis zoals alle andere. Planten voor de ramen, vitrage, een tuintje met wat heesters en een klein rotspartijtje waarvoor hij ooit stenen uit Drenthe had meegenomen. Het kostte hem moeite het tuinhekje open te doen, naar de deur te lopen, de sleutel in het slot te steken en om te draaien. Hij ademde diep in, maar het was of de zuurstof zijn longen niet bereikte. Rook hij al gas? Hij deed de deur open. Niets, niemand. Het was kil in huis. Even bleef hij in het gangetje staan en keek naar zijn eigen gezicht in het spiegeltje waarnaast twee borstels hingen. Ooit gekregen bij hun huwelijk. Net als de barometer, die ook in het gangetje hing. Toen liep hij gehaast naar de kamer, de keuken, de bovenverdieping. Niemand te zien. Hij ging weer naar beneden en deed alle lichten aan. De kamer zag er netjes uit, opgeruimd, schoon. Hij wilde nog niet toegeven aan de gedachte die langzaam in zijn hoofd groeide. Nee, het kon niet waar zijn. Lenie was nog een paar boodschappen aan het doen voor het eten. Kim en Jason waren bij vriendjes aan het spelen. Er was niets aan de hand; hij moest zich geen gekke dingen in zijn hoofd halen.
Hij ging weer naar de slaapkamers en maakte een paar kastdeuren open. Waren er kleren weg? Onduidelijk. Het make-uptafeltje van Lenie leek opvallend leeg. In Jasons slaapkamer zocht hij tevergeefs naar de Gameboy. Nergens te vinden. Hij ging voorover op het bed liggen, zijn snikken smorend in het Mickey Mouse-kussen. Door zijn hoofd schoot een smartlap die jaren geleden populair was geweest: ‘Een man mag niet huilen’. Verder wist hij de tekst niet meer.
Na een minuut of tien stond hij op. Even dacht hij de sleutel in de buitendeur te horen. Hij hield zijn adem in, maar het bleef doodstil. Ze waren weg en bleven weg. Op het kleed op de overloop waren een paar verse, donkerbruine vlekken te zien. Hij ging op zijn knieën zitten en veegde er met zijn vingers overheen. De vlekken waren nog een beetje kleverig. Hij rook aan zijn vingers en wist het plotseling. Een donker vermoeden brak in hem open.
Haastig trok hij het luik van het zoldertje naar beneden, liet de vlizotrap zakken en klom naar boven, naar zijn heiligdom. Het mocht niet waar zijn, maar het was wel waar. Beide vitrinekasten waren kapotgeslagen. Ze moest zich verwond hebben terwijl ze dat deed, misschien wel met haar blote handen. Overal lagen glasscherven en daartussen tientallen autootjes. Hij haalde er een paar tussen de scherven vandaan. De meeste waren nog gaaf, maar een enkele was beschadigd. Hier had hij een Ford Comète cabriolet van Héco. Die had hij zo’n vijf jaar geleden al voor ruim zestig gulden gekocht op een beurs in het motel bij Vianen, hij wist het nog precies. Ze moest er met een hamer of iets dergelijks op geslagen hebben. En hier, een Ford Thunderbird 1976 van Kiepel, ook al zwaar beschadigd. Hij zakte op zijn knieën en graaide tussen het glas tot zijn handen onder het bloed zaten.