Het plan

______________

‘Reveil. Natuurlijk een zeer gevarieerd programma bij deze gigant: kant-en-klare modellen in diverse schalen en daarnaast de vertrouwde bouwdozen. Bij de actuele 1/43 modellen van Solido een Renault Twingo met open dak. In de serie Racing: Renault 4cv rally 1954, Triumph Spitfire mk i hardtop 1962, Ford Mustang 1965 coupé.’ Hij had zelf een Ford Mustang 1963 coupé. Die moest daarboven liggen, misschien onherstelbaar beschadigd. Hij gooide het blad op de tafel. Het was het laatste nummer van Modelauto, dat vanochtend met de post was gekomen. Hij zou zijn abonnement opzeggen. Het had geen zin, het interesseerde hem niet meer. Hij had trouwens ook geen dubbeltje te besteden voor iets extra’s. Misschien moest hij boven op zolder de onbeschadigde autootjes tussen de glasscherven vandaan halen en ze te koop aanbieden in de rubriek ‘Beursplein’ van Modelauto. Maar er was iets wat hem verhinderde om de zolder te betreden en de rommel op te ruimen.

De achterstallige alimentatie was nu betaald. Over een paar dagen moest hij het bedrag voor deze maand storten. Er zouden zich snel een paar nieuwe leerlingen moeten melden. Maar dit was een slechte tijd voor rijlessen, zo rond de zomervakantie. Lenie en Jeanine hadden met de kinderen twee weken in een huisje ergens in Zeeland gezeten. Meer wist hij ook niet. Ze vertelden hem nooit iets. Hij had alleen een briefje van ze gehad met de vraag wanneer hij het speelgoed, de boeken en de Gameboy zou laten bezorgen. Daar konden ze lang op wachten. De hele zomerperiode was verschrikkelijk geweest. Zelf had hij geen geld om met vakantie te gaan. Er was weinig te doen.

Hij liep naar de keuken, belegde twee boterhammen met kaas en ging weer naar de kamer. Ongeveer twee maanden geleden waren ze bij de rechter geweest. Hij had zich sindsdien keurig gedragen, maar een paar dagen geleden was hij toch naar de school van de kinderen gereden; het was de eerste dag na de zomervakantie. Op meer dan honderd meter afstand had hij geparkeerd en gezien hoe Jeanine Jason en Kim van school had gehaald. Het leek vanzelfsprekend, alsof het zo moest, alsof het zo hoorde. Krampachtig omklemde hij het stuur. Nee, niet de auto starten en erachteraan rijden. Nee, niet plotseling voor ze stoppen en Jason en Kim de auto in trekken. Verstandig zijn, verstandig zijn, de echo van de woorden van de rechter klonk weer in zijn hoofd.

Plotseling zag hij het scherp voor zich. Jeanine had zijn plaats ingenomen. Jason en Kim hadden nu een moeder en een tweede moeder, dus een vader was niet meer nodig. Jeanine had natuurlijk zelf nooit kinderen kunnen krijgen en daarom was haar man ook bij haar weggelopen. En nu had ze toch kinderen, zíjn kinderen. Jeanine stond tussen hem en Lenie en de kinderen, een onneembare barrière. Er was maar één mogelijkheid: die barrière uit de weg ruimen. Hij was bang voor de richting die zijn eigen gedachten leken te kiezen.

Zijn hart sloeg een tik over toen de bel ging. Wie kwam er ’s avonds om acht uur bij hem langs?

Sandra stond voor de deur. ‘Dag Martin.’

‘Wat kom jij doen?’

‘Zomaar, gewoon even op bezoek, omdat ik daar zin in had.’

‘Geen ruzie met Peter?’

‘Ach… Mag ik binnenkomen?’

Hij ging haar voor de kamer in.

‘Kijk,’ zei ze, en ze hield trots een paar autosleuteltjes omhoog. ‘Zelf gereden, met de auto gekomen.’

‘Maar je hebt je rijbewijs nog niet. Dat is…’

Ze deed een stap in zijn richting. ‘Ik wou je laten zien dat ik best alleen kan rijden. Ik heb erg veel geleerd de laatste tijd.’

‘Maar stel nou ’s dat je…’

Ze legde een hand over zijn mond en drukte zich tegen hem aan. Bijna ondanks zichzelf voelde hij de begeerte opkomen. Sandra was misschien wel de laatste vrouw met wie hij naar bed zou willen gaan, maar toch zocht hij met zijn lippen haar mond en verdwenen zijn handen onder haar sweatshirt. Ze droeg geen beha. Hij wilde het niet, maar zijn handen gingen op eigen initiatief verder.

Toen hij zijn lippen van haar mond haalde, stamelde ze hijgend: ‘Martin… Martin.’

Hij sloot zijn ogen. Hoe lang was het geleden dat iemand dat zo tegen hem gezegd had? Zijn handen raakten haar kleine borsten. Ze kreunde. Hij liet zijn handen onder haar rok gaan en voelde haar billen. Haar onderlichaam schokte tegen hem aan.

‘Martin…’

Half struikelend liepen ze naar de bank. Hij wist dat het nu meteen moest gebeuren, hier in de huiskamer. Als ze naar boven zouden gaan, was het afgelopen.

Hij durfde haar nauwelijks aan te kijken. ‘Je had niet zelf moeten rijden. Als je geen rijbewijs hebt en je veroorzaakt een ongeluk, dan kan je je leven lang betalen.’

‘Vond je het lekker?’ vroeg ze.

Hij knikte. ‘Ja, het was goed.’

‘Alleen maar goed?’

‘Ik weet niet, ik kan er niet zo makkelijk over praten.’ Hij keek naar zijn voeten. Zijn sokken had hij niet uitgetrokken.

Ze zuchtte diep. ‘Weet je wat gek is? Ik wou aan de ene kant dat Peter ’t wist, dat-ie gewoon wist dat ik dit durfde, en tegelijk zou ik er doodsbang voor wezen. Hij zou me kunnen vermoorden… of jou, of ons alle twee.’

‘Ik krijg het koud,’ zei Martin. De stof van de bank kriebelde tegen zijn blote lijf. Hij moest de neiging om verschrikkelijk te gaan krabben onderdrukken. Sandra klemde zich aan hem vast. Hij staarde naar het plafond, telde tot honderd en maakte zich toen voorzichtig los uit haar omhelzing.

‘Weet Peter waar je bent?’

‘Nee, die denkt dat ik even naar Marjolein ben, een vriendin van me. Hoe laat is ’t eigenlijk?’

‘Vijf voor negen.’

‘Dan moet ik gauw naar huis,’ zei ze, maar ze maakte geen aanstalten om op te staan.

Hij begon zich aan te kleden. Sandra lag naakt op de bank, uitgestrekt, haar handen achter haar hoofd, alsof ze hem haar lichaam zoveel mogelijk wilde tonen.

‘Weet Peter dat je met de auto bent?’

‘Natuurlijk niet, gekkie.’

Ze kwam eindelijk overeind en begon zich langzaam aan te kleden.

‘Ik zal je wel wegbrengen,’ zei hij. ‘Het is onverantwoord dat je rijdt zonder rijbewijs.’

‘En jij? Hoe ga jij dan terug naar huis.’

‘Lopend.’

‘Dit is voor het eerst dat ik ’t zo gedaan heb,’ zei ze, ‘niet in een bed.’ Ze giechelde.

‘Ga je mee?’

‘En jij? Heb jij wel ’s vaker zo gevreeën? Vast wel.’ Ze pakte zijn arm. Volgens mij heb jij veel ervaring met vrouwen. Al die leerlingen, die eenzame huisvrouwen, die vinden je vast een aantrekkelijke man.’

‘Kom, trek je jas aan.’

In de auto ging ze dicht tegen hem aan zitten. ‘Vond je het lekker?’ vroeg ze weer.

Hij probeerde een beetje te lachen. ‘Daar kan ik nu beter niet over praten. Straks rij ik nog tegen een lantaarnpaal. Dat is niet zo goed voor m’n naam als rijschoolhouder.’

Om de hoek van de straat parkeerde hij de auto, zodat Peter hen in elk geval niet samen zou zien uitstappen. Ze sloeg haar armen om hem heen en wilde een zoen op zijn mond drukken, die op zijn oor terechtkwam omdat hij omkeek. Nee, er was niemand die hen zag.

‘Ga nou maar gauw naar huis, anders krijg je nog problemen.’

‘Die heb ik al, daar ben ik al aan gewend. Tot dinsdag.’

‘Tot dinsdag.’ Zouden ze dan weer gewoon bij elkaar in de auto kunnen zitten, als leerling en instructeur? Of zou ze de eerstvolgende les afzeggen en was hij weer een leerling kwijt? Hij keek om. Met een verend huppelpasje liep ze in de richting van haar huis, bijna als een schoolkind, als Kim. Bij de hoek draaide ze zich om en zwaaide uitbundig. Hij stak zijn hand op.

Toen hij thuiskwam en zijn huissleutels zocht in de zakken van zijn jas, voelde hij de autosleuteltjes van Sandra. Hij vloekte en wilde zich al omdraaien om ze terug te gaan brengen toen zich een vaag idee aandiende.

Jeanine zat te lezen in een boek dat ze vorige week van Heleen had gekregen, een misdaadroman. Het was zomaar een cadeautje, omdat ze zo vaak de kinderen van school haalde. Het verhaal ging over een vrouw, een weduwe die een man ontmoette die niet helemaal zuiver op de graat leek. Hij leende geld van haar, maar betaalde het keurig terug. Toch vertrouwde Jeanine het niet. Ze hield van spannende boeken, maar het gevaar was dat ze tot vannacht drie uur zou doorlezen om het uit te krijgen.

De telefoon rinkelde. Ze las nog een paar zinnen en nam toen geërgerd op. ‘Met Jeanine.’

‘Met Martin.’

‘O… je wilt Heleen zeker spreken? Die is, geloof ik, in de keuken.’

‘Dat hoeft niet per se.’ Hij klonk opvallend bedaard. Waarschijnlijk had de rechter de juiste strategie gekozen. ‘Ik heb hier nog wat dingen van de kinderen staan, wat boeken en zo, Jason z’n Gameboy. Heleen schreef laatst of ik alles op wilde sturen, met een briefje van Kim erbij, maar dan moet ik weer naar het postkantoor en het kan bij jullie niet door de brievenbus, dus dat geeft alleen maar problemen. Kan ik het misschien even komen brengen?’

Jeanine vroeg zich af of dit een valstrik was. Zodra ze de deur opendeden om de spullen aan te nemen, probeerde hij natuurlijk ook binnen te komen. Dan begon de ellende weer van voren af aan. Maar Martin klonk verder als de redelijkheid zelve.

‘Tsja,’ zei ze.

‘Hoe is het met de kinderen?’

‘Goed, heel goed. Jason zit nu op een judoclub. Dat vindt-ie heel leuk, en het is waarschijnlijk ook goed voor hem. Hij leert zijn agressie een beetje te beheersen.’ Heleen kwam de kamer in. Ze keek met verbaasde ogen naar Jeanine, die geluidloos ‘Martin’ zei.

‘Leuk voor hem,’ zei Martin. ‘Wanneer is die club?’

‘Op woensdagmiddag. Vorige week is-ie voor het eerst geweest.’ Heleen bewoog haar hand op en neer in een afhakkend gebaar.

‘Nou, over een paar maanden, als het allemaal weer gewoon is, dan kan ik hem ook brengen.’

‘Dat zien we dan wel weer,’ zei Jeanine. ‘Maar over die spullen… We hebben eerlijk gezegd liever niet dat je hier komt. Het gaat nu goed enne…’

‘Jullie kunnen ze ook bij mij afhalen. ’t Maakt mij niet uit.’

‘Oké, wanneer?’

‘Wat mij betreft vanavond nog. Vanavond ben ik in ieder geval thuis. Kom jij ze halen?’

‘Even overleggen,’ zei Jeanine. Ze hield haar hand op de hoorn en vroeg aan Heleen wat die ervan dacht. Deze vriendelijke toenaderingspoging va Martin mochten ze niet frustreren. En het was beter om de zaak meteen af te handelen, dan waren ze er tenminste van af. Wie weet wat voor belachelijke dingen hij morgen misschien in zijn hoofd haalde.

‘Goed,’ zei Jeanine tegen Martin. ‘Ik kom zo langs.’

Martin bleef nog even in de telefooncel staan. Hij haalde diep adem. Er kwam een vrouw aanlopen die zich vlak voor de deur van de cel posteerde. Ze had pantoffels aan. De vrouw klopte tegen het glas en zei iets wat Martin niet kon verstaan. Hij liep de cel uit zonder haar aan te kijken.

Hij stapte in Sandra’s auto en reed een paar honderd meter verder naar de Kontikidreef, parkeerde, maar liet de motor draaien. Zo’n Fiat maakte toch meer geluid dan een Ford Escort. Roestbakken waren het. Aan de onderkant van de portieren was het metaal al aangetast, terwijl de auto op z’n hoogst vijf jaar oud was. Hij bleef zijn ogen op de ingang van het Waddenpad gericht houden, waar hij ruim twintig meter vanaf stond. Daar zou ze straks vandaan moeten komen. Er was niemand op straat. Geen mens, geen hond. Het pad was voor voetgangers en fietsers de meest voor de hand liggende doorsteek naar de Kontikidreef, en dat was weer de handigste route naar Plan Noord. Hij keek op zijn horloge. Tien voor tien. Het was gelukkig al bijna donker. Regen spatte op de voorruit.

‘Hè, getverdemme, nou begint het ook nog te regenen.’ Jeanine had haar fiets net buiten het schuurtje gereden.

‘Ik zal wel even bellen dat je niet komt,’ zei Heleen.

Jeanine trok haar jas uit en pakte haar boek. ‘Kan ik tenminste weer lekker verder lezen.’

Heleen draaide Martins nummer, maar ze kreeg het antwoordapparaat. Misschien weer naar de zolder, naar die stomme autootjes.’

Jeanine gooide met een nijdig gebaar het boek op tafel. “Verdomme, nou moet ik wel gaan.’

‘Waarom?’ vroeg Heleen.

‘Omdat we ons goed moeten gedragen natuurlijk. Afspraak is afspraak, en daar hebben we ons aan te houden, anders krijgen wij daar later gedonder over.’

‘Dan ga ik wel,’ zei Heleen. ‘Kan jij verder lezen. Ik heb toch niks te doen. Op de tv is ook niks en ik heb geen zin om te lezen.’

‘Maar als-ie je nou ’s…’

‘Hij doet niks,’ onderbrak Heleen. ‘We hebben toch helemaal geen last van hem gehad de laatste tijd? Hij durft gewoon niet meer, hij is poeslief geworden. Martin houdt zich heus wel rustig tot we weer bij de rechter zitten.’

‘Zou je dat nou wel doen?’

‘Natuurlijk, no problem. Pak jij je boek maar. Mag ik jouw regencape? Die van mij heb ik op de zaak laten hangen.’

Regen, dat was alleen maar gunstig. De kans dat er mensen op straat waren, werd nog kleiner. Dit was toch al zo’n buurt die ’s avonds uitgestorven leek. Uitgestorven. Er ging even een rilling door hem heen. Hij hield vast aan het idee dat hij haar alleen maar bang wilde maken. Daarom stond hij hier te wachten met een stationair draaiende motor. Eerder had hij geprobeerd hoe snel de auto optrok. Dat zat wel goed. Hij zette de versnelling al vast in z’n één.

Er kwam iemand uit het Waddenpad. Nee, niet Jeanine, maar een man die de Kontilddreef overstak.

‘Loop door,’ fluisterde Martin, ‘loop alsjeblieft door. Schiet nou op, klootzak.’

De man leek even te dralen, keek om zich heen en liep toen een ander pad in. Waar bleef ze, die trut? Ze zou zich toch niet laten tegenhouden door een paar spatjes regen? Of hadden ze hem in de maling genomen? Hoorde het allemaal bij het spelletje ‘Martin pesten’, dat ze nu al zo lang speelden en waarin ze zo goed waren geworden? Hij voelde een lichte vorm van kramp opkomen in zijn linkervoet die het koppelingspedaal ingedrukt hield. Het begon harder te regenen. Hij zag een donker meer voor zich. Straks zou iemand door dat meer proberen te waden. Hij zette de ruitewissers aan. ‘Wisseruiters,’ zei Jason vroeger.

Daar kwam ze, opvallend traag. Het leek of ze hem alle kans wilde geven, zo lang duurde het. Hij liet het koppelingspedaal opkomen, terwijl hij het gaspedaal indrukte. De seconden rekten zich stroperig aaneen. ‘Alleen maar om haar bang te maken,’ zei hij nog eens tegen zichzelf, ‘alleen maar om haar de stuipen flink op het lijf te jagen.’ Maar het was net of zijn lichaam anders wilde, alsof het zich spande voor een dodelijke sprong. Zijn eigen spieren waren hem de baas. De auto ging met hem aan de haal. Jeanines gezicht was niet goed te zien vanwege de grote capuchon die ze over haar hoofd had getrokken, maar de knalgele regencape zei hem genoeg. Ze hield even in voor ze de Kontikidreef opreed, om vervolgens over te steken. ‘Alleen maar bang maken, alleen maar bang maken,’ fluisterde hij tussen opeengeklemde tanden door. Terwijl ze de weg opreed, gaf hij vol gas.