De rechter

______________

Ze reed zo’n vijftig meter voor hem. Al een paar keer had ze omgekeken. Natuurlijk wist ze dat hij het was, want hij had het bord niet van het dak geschroefd. Eerst had ze haar tempo versneld, en daarna was ze juist langzamer gaan rijden. In een bocht was ze afgestapt om haar fiets te inspecteren. Hij ging ook langs de kant van de weg staan. Ze keek naar hem en hij zwaaide even. Op het laatste stukje, vlak voor haar werk, reed hij haar zo rakelings voorbij dat ze een slinger aan haar stuur gaf en bijna in de berm terecht kwam.

De volgende ochtend stond hij weer bij het begin van de Populierenweg, maar ze verscheen niet. Zou ze niet naar haar werk gaan of misschien een andere route nemen? Of ging ze met de bus omdat het regende? Dat was wel ingewikkeld. Ze zou eerst naar het station moeten en daar overstappen op de bus naar Dameringen. Hij reed een stuk om via de Baalderdijk en kwam op de Industrieweg, die rechtstreeks naar Vrouwenakker leidde. In de verte zag hij een gele vlek. Hij verhoogde zijn snelheid, maar ze was al bij Bingson Electronics, het bedrijf waar ze werkte.

‘Misschien ga ik wel bij hem vandaan.’

Hij keek naar haar profiel dat plotseling meer zekerheid leek uit te stralen.

‘Waarom zeg je niks?’ vroeg ze.

‘Ja, wat moet ik zeggen? Pas op, dat is een voorrangsweg… Ja, nu weer een beetje meer gas geven, iets sneller optrekken. Denk om die fietser.’

Ze haalde een hand van het stuur en veegde een lok haar van haar voorhoofd.

‘Twee handen aan het stuur,’ zei Martin. ‘Tien voor twee.’

‘Tien voor twee?’ vroeg ze, op haar horloge kijkend.

‘Nee, je handen zoals de wijzers van de klok als het tien voor twee is, dat is het beste.’

Ze volgde zijn aanwijzing op. ‘Wat denk je? Zou het goed zijn om bij hem weg te gaan?’

‘’k Weet niet. Ik ben geen deskundige.’

Ze remde plotseling.

‘Eerst in je spiegeltje…’

Ze legde een hand over zijn mond. ‘Nu even geen rijles.’

Hij rook een zoetige geur en kon de verleiding niet weerstaan om even in haar hand te bijten, verder niets, alleen maar even dat zachte vel tussen zijn tanden.

‘Je mag wel wat harder bijten,’ zei ze, terwijl ze haar andere hand op zijn knie legde. Hij voelde de warmte direct door de stof van zijn broek trekken.

Achter hen toeterde een auto. In zijn buitenspiegel zag Martin een man druk gebaren. ‘In z’n één,’ zei Martin hees. ‘We gaan weer rijden.’

Jim was net aan de administratie begonnen toen de bel ging. ‘Verdomme.’ Maar toen bedacht hij dat het misschien Laura wel was. Zaterdag had ze hier bij hem geslapen, nadat hij haar in Tony’s Place had ontmoet. Het was een wilde nacht geweest. Maar zondagochtend, toen hij haar weer begon aan te halen, was ze plotseling uit bed gestapt. ‘Ik moet naar huis.’

‘Waarom zo plotseling?’

‘Daarom. Ik leg het je nog wel ’s uit.’

‘Maar…’ Ze was al met haar kleren in de badkamer verdwenen. Na tien minuten stond ze weer in de slaapkamer. ‘Maar waarom ga je nu al…’

‘Ik zie je nog wel s,’ onderbrak ze hem. ‘Waar? Bij Tony?’

‘Ik weet toch waar je woont.’

De bel klonk weer. Jim keek nog even in de spiegel die in het halletje hing. Het duurde een paar seconden voor hij de man herkende die voor de deur stond.

Aan de deur wordt niet gekocht,’ zei Jim. Dat had hij een keer een vriend horen zeggen toen een vroegere vriendin die hij de bons had gegeven, bij hem aanbelde.

‘Ook nog de leukste thuis.’

‘Dat is makkelijk als je alleen bent.’

‘Ik zal me even voorstellen. Martin… Martin van Leeuwen van Rijschool Succes, collega… of concurrent, hoe je het noemen wilt.’

Jim stak zijn hand uit, die Van Leeuwen negeerde. ‘Jim Versteeg… Rijschool Always Success, maar dat wist je natuurlijk al.’

‘Mag ik nog binnenkomen of blijven we hier op de galerij staan praten?’

Jim deed de deur verder open, maakte een uitnodigend gebaar, en ging zijn bezoeker voor naar de woonkamer. Nadat hij er een paar kledingstukken vanaf gehaald had, wees hij naar een stoel. ‘Iets drinken?’

‘Nee, dank je.’

‘Koffie? Een biertje? Een glaasje whisky misschien?’

‘Nee, dank je, ik hoef je drank niet.’

Jim ging tegenover zijn gast op de bank zitten en maakte een berustend gebaar. ‘Dan niet.’

De beide mannen keken elkaar zwijgend aan. Jim zag hoe Van Leeuwen met een strenge blik probeerde te volharden, maar dat het hem niet echt goed lukte. Er zat ook angst en vertwijfeling in die ogen. Jim lachte even, maar Van Leeuwen bleef hem strak aankijken.

‘Ik haal even een pilsje,’ zei Jim. ‘Jij echt niks? Zeker weten?’

Van Leeuwen schudde zijn hoofd. Toen Jim terugkwam uit de keuken, met een blikje bier, zat Van Leeuwen nog steeds als versteend.

‘Je bent hier toch niet gekomen om stommetje te spelen?’ vroeg Jim nadat hij een slok had genomen. ‘Zeg maar wat je op je lever hebt. Ik luister.’

‘Collega of concurrent,’ zei Van Leeuwen, ‘daar gaat het om. En volgens mij ben je het laatste.’

‘Tsja, zo gaat ’t nou eenmaal. Free enterprise, zeggen ze in het Engels. Iedereen is vrij om een bedrijf op te zetten, om te concurreren, om een stukje van de markt te veroveren.’

‘Maar dat is wat anders dan valse concurrentie.’

‘Vals?’ vroeg Jim. ‘Hoezo vals?’

Van Leeuwen stond op. ‘Dat weet je verdomd goed. Met die prijzen van je pik je mijn leerlingen af. Je bederft de markt. Je concurreert niet…’ Hij deed een paar stappen in de richting van Jim. ‘Maar je probeert me kapot te concurreren, en als ik geen droog brood meer verdien, en ermee op moet houden, heb jij het hier voor het zeggen, en dan gaan je prijzen weer omhoog. Of niet soms?’

‘Ik weet niet. Ik probeer gewoon m’n eigen toko van de grond te krijgen, dat is alles. Als je denkt dat ik dingen doe die niet door de beugel kunnen, dan moet je naar de politie…’

Van Leeuwen deed nog een stap naar voren en greep Jim bij zijn overhemd. ‘Daar gaat het niet om, klootzak. Dat weet je verdomd goed. Je houdt hiermee op, je gaat gewone prijzen rekenen, zoals Van Dorp, Safety First en ik ook doen, en je pikt geen klanten meer af. Begrepen?’ Hij trok nu zo hard dat er een knoopje van Jims overhemd sprong.

‘Laat me los,’ zei Jim. Hij zou Van Leeuwen makkelijk met een knietje in zijn kruis kunnen raken. Als hij dan vooroverboog om met zijn handen de stekende pijn te bezweren, zou hij hem vol in zijn gezicht kunnen raken. Maar waarom? De man was zo al zielig genoeg.

‘Het is dus afgelopen?’ vroeg Van Leeuwen. ‘Want anders moet ik maatregelen nemen.’

Jim lachte even. ‘Maatregelen?’

‘Ja, maatregelen, zodat het met je zaak minder goed gaat dan je hoopt, zodat je niet zoveel lessen kan draaien als je denkt.’

‘We gaan toch niet dreigen, hè?’

Als het nodig is…’ Van Leeuwen liet hem nu los.

Jim pakte zijn blikje bier en dronk het in een paar slokken leeg. Maatregelen, wat zou Van Leeuwen bedoelen? Die man was een beetje gestoord. Plotseling herinnerde hij zich de ochtend met die vier lekke banden. Was dat het werk van Van Leeuwen?

‘Ik had laatst op een ochtend vier lekke banden,’ zei Jim. ‘Een raadsel gewoon. Van geen enkele andere auto waren de banden lek gestoken, alleen van die van mij. Zou jij het raadsel misschien op kunnen lossen?’

‘Misschien,’ zei Van Leeuwen en hij liep de deur uit.

Hij vouwde het briefje open. ‘Martin,’ stond erboven. Hij herkende meteen Lenies handschrift. Waarom schreven zoveel vrouwen nog met zo’n kinderlijk handschrift? Het was net of ze nog op de lagere school zaten. ‘Je hebt de alimentatie voor deze maand niet betaald. Ik neem aan dat dit een misverstand is. Je weet hopelijk dat je verplicht ben om alimentatie te betalen. Als je dat niet doet, dan kan het heel vervelend worden, met beslag op je eigendommen en zo, een deurwaarder en dat soort toestanden. Dus betaal alsjeblieft gauw. Maak het nu niet moeilijker dan het is. Groeten, Heleen.’

Hij las het briefje nog drie keer over, alsof er een geheime boodschap tussen de regels stond. Hoe durfde ze? Zelf hield ze zich niet aan de afspraken en hij moest wel betalen, terwijl hij financieel al zo moeilijk zat. Dat zou trouwens binnenkort wel verbeteren. Hij had die Versteeg mooi bang gemaakt. Het liep die praatjesmaker dun door de broek. Zo’n mannetje dat pas kwam kijken in de rijschoolwereld dacht zeker dat hij zich van alles kon veroorloven, maar dan had hij het mooi mis.

Martin draaide het nummer van Jeanine.

‘Ik wou Lé… eh, Heleen graag spreken. Sorry, ik moet er nog steeds aan wennen, aan die nieuwe naam.’

‘Waarover?’ vroeg Jeanine.

Dat gaat je niks aan, lag op zijn lippen, maar hij zei: ‘Over dat briefje dat ik van haar gekregen heb.’

‘Onze buren hebben laatst ook een briefje van jou gehad.’

Ze zwegen beiden.

‘Als je soms denkt dat je daarmee iets bereikt,’ ging Jeanine door, ‘dan ben je helemaal gestoord. Begrijp je dat?’

‘Dat zullen we nog wel zien,’ zei Martin.

‘En je moet ook maar eens ophouden om me te achtervolgen.’

‘De weg is vrij. Ik doe niks wat verboden is. Ik kan rijden en stilstaan waar ik wil. Wil je Heleen even roepen? Met jou heb ik niks te bespreken.’

Plotseling hoorde Martin alleen geruis. Jeanine legde zeker een hand op de hoorn om met Lenie te overleggen.

‘Met Heleen,’ klonk het zo plotseling dat hij ervan schrok.

‘Met Martin.’

‘Ja, dat had ik begrepen. Heb je m’n briefje gekregen?’

‘Ja.’

‘En?’

‘Nou, jij houdt je niet aan de afspraken, dus dan doe ik het ook niet. Dat lijkt me nogal logisch. Ik heb trouwens…’

Ze onderbrak hem. ‘Als je niet binnen een week dat geld stort, dan maakt mijn advocaat er werk van.’

‘Waarom begin je meteen te dreigen?’

‘Omdat jij verder toch niet voor rede vatbaar bent. Er valt met jou gewoon niet te praten.’

‘Dat is omdat jij…’

Hij gooide de hoorn op de haak en bleef naast het toestel zitten in de hoop dat ze zou terugbellen. Maar de telefoon ging niet over.

‘Ik had de indruk dat hij niet goed voor de kinderen zorgde. Ze gingen veel te laat naar bed als ze bij hem waren en ze mochten naar tv-programma’s kijken die helemaal niet voor kinderen bedoeld zijn en zo…’

‘Maar dat is voor een keertje toch niet zo erg?’ vroeg de rechter. Het was dezelfde vrouw als de vorige keer.

‘Nee, misschien niet, maar ze kregen ook niet goed te eten. Altijd dingen uit de snackbar of hij haalde pizza’s en zo, nooit eens goed en gezond voedsel, en dat hebben kinderen nodig die in de groei zijn.’

‘Maar dat kregen ze dan weer bij u,’ zei de rechter.

‘En er waren een heleboel andere dingen die het gewoon… die het gewoon allemaal heel moeilijk maakten. Eigenlijk is het zijn eigen schuld, zoals het gelopen is.’

‘Wat voor andere dingen waren er dan allemaal?’

‘Nou ja, m’n dochter, Kim dus, die vond het helemaal niet leuk bij d’r vader. Ze heeft absoluut geen zin meer om naar hem toe te gaan.’

‘Omdat haar moeder en Jeanine haar dat hebben aangepraat,’ fluisterde Martin voor zich uit.

‘Waarom was dat?’ vroeg de rechter.

‘Kim verveelde zich als ze bij haar vader was. Ze gingen wel voortdurend overal naar toe, naar speeltuinen en pretparken en zo, maar dat vond ze na een paar keer al niet leuk meer. Ze miste de huiselijkheid, de rust, het spelen met haar vriendinnetjes. Bovendien trok hij Jason altijd voor. Als de twee kinderen ruzie hadden, en dat gebeurt nou eenmaal vaak met kinderen, dan kreeg zij altijd de schuld.’

Het zweet brak Martin aan alle kanten uit.

‘Enne… Kim was altijd een slechte eter,’ ging Heleen door. ‘Als ze bij haar vader was geweest, dan at ze een paar dagen bijna helemaal niet meer. Zenuwen of zoiets, denk ik. Maar de laatste tijd, nu ze niet meer naar haar vader gaat, begint ze plotseling weer te eten. Bij het ontbijt vraagt ze soms zelfs om een tweede boterham. Nou, bij Kim mag dat wel in de krant.’

‘En uw zoon?’ vroeg de rechter. Ze keek even in de stukken die voor haar lagen. ‘Jason, geloof ik? Een mooie naam.’

‘Ja,’ zei Lenie. Het bleef een tijdje stil. ‘Jason is een beetje een moeilijke jongen,’ vervolgde ze eindelijk. ‘Tenminste, soms. Eigenlijk is-ie heel lief en zo, maar hij is ook moeilijk. Hij heeft veel aandacht nodig.’

‘Legt u eens uit.’

‘Nou hij… eh, hij zoekt vriendjes op met wie ik hem liever niet zie spelen, die een slechte invloed op hem hebben.’

‘Een slechte invloed?’

‘Ja, Jason wil nog wel eens dingen doen die niet mogen en zo, kleine diefstalletjes, vandalisme. Vroeger trok hij vaak op met een jongen die bij m’n ex-echtgenoot in de buurt woont, Maikel. Ik wilde liever dat Jason niet meer met hem speelde omdat-ie echt een slechte invloed heeft. Maikel ging bijvoorbeeld met een groep jongetjes de stad in en dan dwong-ie ze om allerlei dingen te stelen. Jasons vader controleert dat helemaal niet, die laat hem gewoon zijn gang gaan. Hij is al ’s door de politie gepakt toen-ie iets gestolen had. Daar… eh, daar moet u ook informatie over hebben.’

De advocaat fluisterde iets tegen Lenie.

‘Ik vind dat Jason een beetje consequent moet worden opgevoed, maar zijn vader doet dat niet. De ene keer vindt-ie alles goed en de volgende keer geeft hij hem een pak slaag. Die jongen weet gewoon niet wat-ie van z’n vader moet denken. Aan de ene kant is-ie bang voor hem en aan de andere kant wil-ie graag naar hem toe omdat-ie allemaal cadeautjes en snoep krijgt en van alles mag, bijvoorbeeld tot ’s avonds een uur of tien buiten spelen met kinderen die veel ouder zijn, en die… nou ja, die een slechte invloed op hem hebben. Dat is niet goed voor zo’n kind, zeker niet vlak na de scheiding. Straks moet-ie nog naar een tehuis of zo. Op school hebben ze trouwens ook gezegd dat ’t slecht met hem gaat, ernstige gedragsproblemen en zo. En laatst heeft Jason iets uit de jassen op de gang gestolen, en hij heeft op de speelplaats een ander kind met een stuk hout een klap gegeven. U heeft van meneer… eh, meester Van Bree…’ Lenie gebaarde even naar haar advocaat, ‘een brief gehad van het hoofd van de school en van zijn juf.’

‘Mag ik nou ook nog ’s wat zeggen?’ vroeg Martin. ‘Dit slaat toch helemaal nergens op. Dat soort dingen doet-ie nou juist omdat-ie niet meer naar z’n vader mag. Bij die twee vrouwen is-ie…’

De rechter onderbrak hem. ‘U bent straks aan de beurt, mijnheer Van Leeuwen. Dan krijgt u alle gelegenheid om uw visie naar voren te brengen.’ Ze keek Martin scherp aan over de rand van haar leesbril en bladerde toen in het dossier dat voor haar lag. ‘En er hebben zich nog enkele onaangename incidenten voorgedaan, mevrouw Zondervan? Tenminste dat begrijp ik uit deze stukken.’

‘Nou ja, mijn ex-man, die… die terroriseert ons gewoon. Het lijkt wel of-ie niet helemaal toerekeningsvatbaar is, en daarom durf ik ook mijn kinderen niet aan hem toe te vertrouwen.’

‘Is dat niet een beetje overdreven?’ vroeg de rechter. ‘Ontoerekeningsvatbaar.’

‘Hij is een keer door de politie bij ons van het afdakje boven de schuur afgehaald omdat-ie naar binnen wilde klimmen. Vindt u dat normaal?’

De rechter reageerde niet.

‘Hele scènes heeft-ie bij ons voor de deur gemaakt. Schandalig gewoon, de kinderen geneerden zich kapot, die durfden in het begin nauwelijks de straat op. En dan natuurlijk dat gedoe met die pamfletten, die brieven die hij overal in de bus heeft gedaan.’

‘Pamfletten?’

‘Ja, waarin-ie ons helemaal zwart maakt, waarin-ie ons overal de schuld van geeft.’

De rechter bladerde weer in de dossiers en viste er een exemplaar van het pamflet uit en begon voor te lezen. ‘“Misschien dat mijn kinderen helemaal van me vervreemden. Dit is de schuld van deze twee vrouwen, die bij u in de buurt wonen, en die misschien hele gewone keurige vrouwen lijken. Denk hieraan als u ze weer eens ziet.” Dat is niet zo mooi, mijnheer Van Leeuwen. Waarom heeft u dat gedaan?’

‘Ik vond dat… ik vond dat de mensen daar in de buurt moesten weten wat voor vrouwen dat zijn, wat ze een vader en zijn kinderen aandoen, dat zoiets niet door de beugel kan.’

‘Maar daar hebben de buren toch niets mee te maken? Dat is toch een zaak tussen u en uw ex-vrouw?’

‘Maar mijn vrouw wilde niet luisteren, die was niet voor rede vatbaar, dus ik moest gewoon wat anders verzinnen.’

‘En u dacht dat ze zo wel voor rede vatbaar zou worden?’

Martin keek naar zijn advocaat.

‘Mijn cliënt was ten einde raad,’ zei Borghesi. ‘Hij was wanhopig… U moet het zien als de handelingen van een man die wanhopig naar zijn kinderen verlangt. In feite is hij geprovoceerd. Als de omgangsregeling weer is hersteld, zal hij dat soort dingen zeker niet meer doen, dan is er geen aanleiding meer voor.’

De rechter bladerde nog eens in de stukken. ‘Wilde u op deze manier uw ex-vrouw onder druk zetten, zodat ze de omgangsregeling zou hervatten?’

‘Eh… hoe bedoelt u, onder druk zetten?’

‘Ik zal het anders zeggen, mijnheer Van Leeuwen. Wilde u hen net zo lang pesten en het leven zuur maken tot ze u gelijk zouden geven?’

Martin haalde zijn schouders op. ‘Ik wilde gewoon mijn kinderen weer zien. Daar heb ik recht op.

‘Natuurlijk, maar de wijze waarop u dat doel hebt proberen te bereiken, heeft uw zaak geen goed gedaan. U kunt u voortaan beter van dat soort acties onthouden, want daar zijn op kortere of langere termijn noch uw kinderen noch uzelf bij gebaat. Begrijpt u dat? Dat u een keer uw zoontje zonder kennisgeving aan de moeder hebt meegenomen en bij u hebt thuis gehouden, kan ook niet door de beugel. Ik heb hier het proces-verbaal van de politie over deze kwestie.’ Ze hield een stuk papier omhoog. ‘En dat u al enige tijd geen alimentatie meer hebt betaald, pleit ook niet in uw voordeel. Daarmee doet u uw kinderen te kort.’

Martin knikte. ‘Maar ik wilde alleen maar….’ Zijn stem zakte langzaam weg. Hij probeerde het opnieuw, maar het lukte niet.

‘Goed, mijnheer Van Leeuwen,’ zei de rechter, ‘dat is dus duidelijk. Vertelt u nu eens uw kant van het verhaal. Wat is er volgens u allemaal gebeurd, wat is er volgens u misgegaan en wat moet er worden gedaan om de verhoudingen weer een beetje gezond te maken?’

Martin begon hakkelend te vertellen, maar het was net of dat wat hij eerder zo precies had geweten toen Lenie aan het woord was, plotseling was verdampt. Hij hoorde de woorden van de rechter als een verre echo door zijn eigen stamelende zinnen heen klinken: ‘U hebt uw zaak geen goed gedaan… u hebt uw zaak geen goed gedaan.’ Hij wilde opnieuw benadrukken dat Jason juist ontspoorde omdat hij zijn vader miste, maar toen dacht hij weer aan de keer dat Jason ’s avonds om elf thuis was gekomen en het onduidelijk was waar hij had uitgehangen, aan de scène in het politiebureau toen hij Jason had opgehaald omdat hij betrapt was bij dat diefstalletje bij Intertoys. Dat gebeurde natuurlijk net op die ene zaterdagmiddag dat Kim en Jason bij hem waren. Martins argumenten bleven onafgemaakt in de rechtszaal zweven.

‘Hebt u hier nog iets aan toe te voegen?’ vroeg de rechter aan meester Borghesi.

‘Ik geloof dat mijn cliënt oprecht van plan is het nu beter te doen. Hij verdient een serieuze kans. Daar hebben zijn kinderen ook recht op. Ik stel voor een nieuwe voorlopige regeling voor bijvoorbeeld de komende drie maanden, waarin mijnheer de kinderen elke woensdagmiddag heeft en één keer in de twee weken op zaterdag of zondag. Dus geen logeerpartijen, tot de zaak echt is opgeklaard.’

De rechter keek naar de advocaat van Lenie. ‘Wat vindt de andere partij hiervan?’

‘Op termijn is dit misschien een acceptabele mogelijkheid, maar op dit moment zijn de verhoudingen zo grondig verstoord, met name door de acties van de vader, dat mijn cliënte de eerste drie maanden de huidige situatie wenst te continueren.’

‘U bedoelt voorlopig nog geen omgang tussen vader en kinderen?’ vroeg de rechter.

‘Inderdaad.’

De rechter bladerde weer even in de stukken en staarde daarna voor zich uit.

‘Horen we het nu meteen?’ vroeg Martin fluisterend aan zijn advocaat.

De rechter gaf zelf het antwoord. ‘Mede op basis van de stukken en van wat ik hier heb gehoord, stel ik voor dat we een nieuwe voorlopige beschikking treffen en dat de zaak over vier maanden… laten we maar een ruime termijn nemen vanwege de zomervakantie… weer op de rol komt. Hoewel we er in het algemeen voor zijn dat het contact tussen de vader en de kinderen zoveel mogelijk wordt gecontinueerd, lijkt het me in deze situatie het best als de wens van de moeder wordt gehonoreerd, met daarbij de uitdrukkelijke opmerking dat dit inderdaad slechts voor de komende vier maanden geldt. Mevrouw kan hieraan voor de verdere toekomst geen enkele aanspraak ontlenen. Mijnheer heeft in die tussentijd voldoende gelegenheid om over zijn gedrag na te denken en om weer een beetje tot zichzelf te komen. Gezien de verhoudingen tussen de voormalige echtelieden lijkt het me niet voldoende om dat hier alleen maar af te spreken. We zullen dit vastleggen in een officiële tussenbeschikking. Kunt u het hiermee eens zijn?’

Martin keek vertwijfeld om zich heen. Hij zag Borghesi knikken. Lenie en haar advocaat stonden al op. Wat gebeurde hier in godsnaam?