De stomp
______________
De hele middag had ze al geprobeerd Mulder aan de telefoon te krijgen. Even weg, lunchen, in gesprek, zit niet op z’n plaats, probeert u het straks nog ’s, bespreking, een paar minuten de deur uit… Nu lukte het eindelijk. Nee, hij wist verder niets, en als hij iets wist, dan kon hij daar geen mededelingen over doen. ‘U weet wel, in het belang van het onderzoek.’
‘Maar Martin, die…’
‘Er mankeert niks aan z’n auto,’ onderbrak Mulder haar. ‘Dat is ’t enige wat ik nog wil zeggen.’
‘Maar ik weet zeker dat-ie…’
‘Wat Ú zeker weet, daar hebben we niks aan. We moeten iets kunnen bewijzen, begrijpt u dat?’
‘En als-ie nou ’s een auto heeft gehuurd of geleend?’
Het was even stil. Jeanine meende een diepe zucht te horen.
‘Daar hebben we het al over gehad, maar dat heeft niks opgeleverd. Mevrouw Lepping, tot ziens.’
‘Maar ik…’
Mulder had de hoorn op de haak gelegd. Jeanine vloekte. Toen ze opkeek, zag ze hoe Kim en Jason, die achter in de kamer aan de grote tafel Monopoly speelden, haar aanstaarden. Als het aan haar lag, kon Martin het verder vergeten. Hij had het gedaan. Alles klopte. Hoe dan ook, ze zou ervoor zorgen dat hij de kinderen nooit meer terugkreeg. Tot het uiterste zou ze gaan. Het alleruiterste, waar ze nauwelijks aan durfde te denken, want dan werd ze bang voor zichzelf.
Jason gooide met de dobbelsteen. ‘De Kalverstraat! Die koop ik.’
‘Moet je buiten ’s komen kijken!’ Hij trok Sandra aan haar hand overeind uit de stoel.
‘Ik zit nou net lekker te lezen.’
‘Daar ga je straks maar mee door. Je hebt nog de hele avond de tijd. Moet je trouwens niet koken?’
‘Er staat wat in de oven.’
‘Ik wil namelijk niet zo laat eten… Vanavond een vergadering.’
“Waarvan?’
‘O, niks, het comité.’
‘Welk comité?’
‘Je weet wel, tegen die buitenlanders in de flat hier tegenover. We moeten bespreken wat we verder gaan doen. De gemeente trekt zich er niks van aan zolang we keurige brieven blijven schrijven.’
‘Ik vind ’t gewoon onzin. Die mensen hebben ook recht op een behoorlijk huis.’
‘Ja, maar niet in onze buurt. Je zou wel anders piepen als het hier zwart ziet van de mensen… van de buitenlanders. Als je niet veilig meer bent op straat, als we ons huis ver onder de prijs moeten verkopen. Maar dan is ’t te laat.’ Hij keek haar afwachtend aan, maar ze zei niets terug. ‘Kom je nou nog mee? Ik wil je wat laten zien.’
Eindelijk liet ze zich meevoeren naar buiten. Ze stonden bij de auto. ‘Kijk!’
‘Ik zie niks,’ zei Sandra. ‘Ja, gewoon de auto, wat is daar nou aan te zien?’
‘Tsjeses, Sandra, kijk dan! Die deuk is eruit, en er zit een nieuwe koplamp in.’
‘Goh…’
‘Wat kijk je raar?’ Is er wat?’
‘Nee, niks.’
Iris stond op het antwoordapparaat. Ze hield op met rijlessen. Natuurlijk naar Versteeg. Binnenkort kon hij er zelf mee stoppen. Dan had hij nog maar een paar leerlingen over. Die brachten net de alimentatie voor Kim en Jason op. Martin sloeg met zijn vuist op het aanrecht. De stapel vuile borden begon te schuiven en er vielen er een paar aan diggelen op de keukenvloer. Hij keek minutenlang naar de scherven, maar voelde zich niet in staat om ze op te ruimen.
Versteeg, die klootzak. Martin pakte een paar scherven, deed het pedaalemmertje open en zag dat het boordevol zat. Hij liet de scherven weer vallen. Always success, ja, ja, daar kwam Versteeg nog wel achter.
Hij belde Iris op. Toen hij zijn naam noemde, werd haar stemmetje heel dun.
‘Ga je soms naar Versteeg?’ vroeg hij.
‘Eh… ja.’
‘Waarom?’
‘U deed de laatste keren zo vervelend… Schelden en zo als ik een fout maakte.’
‘Dat spijt me. Ik bedoelde ’t niet zo kwaad.’
‘Ik voelde me zo onprettig dat ik dacht van…’ Ze maakte haar zin niet af.
‘Je dacht dat je dan maar beter naar een ander kon gaan.’
‘Eigenlijk wel.’
‘En Versteeg doet wel aardig?’
‘Ja, erg aardig, tot nu toe wel tenminste.’
‘Weet je dat Versteeg hier ongeveer een klein jaar geleden begonnen is?’
‘Nee, maar wat maakt dat uit?’
‘Dat-ie hier pas begonnen is, misschien niet,’ zei Martin, ‘maar wel waarom-ie ergens anders weg is gegaan. Kijk, ik vind ’t vervelend om te vertellen, ik roddel niet graag, maar je zei zelf al dat-ie erg aardig deed. Pas maar op dat-ie niet te aardig gaat doen. Hij had namelijk eerder een rijschool in Arnhem, en daar is-ie veroordeeld…’ Martin wachtte even. ‘… wegens aanranding, van een leerling. Je weet hoe ’t is. Soms ’s avonds nog samen in die auto, dat is toch altijd een beetje intiem; dan op een donker weggetje, geen mens te zien, nou ja, vul verder zelf maar in.’
‘Hoe weet u dat?’ fluisterde Iris.
‘Dat hele rijschoolgebeuren is eigenlijk maar een klein wereldje. Je ziet elkaar bij examens, we hebben een vereniging, je komt eens iemand tegen en ja, zo hoor je nog ’s wat.’
‘Dus Versteeg is veroordeeld?’
‘Ja, ik vond het m’n plicht om je te waarschuwen.’
Na het telefoongesprek met Iris had hij binnen een uur de laatste vier flesjes bier uit de ijskast leeggedronken. Hij voelde zich sterk. Vanaf nu zou alles goed gaan. Dit was het keerpunt. Hij zou Jeanine kunnen bellen om een afspraak te maken. Misschien zag ze zelf ook in dat dat testament onzinnig was, dat de kinderen natuurlijk naar hem terug moesten. Zij zou dan toeziend voogd mogen worden. Dan hoefden ze ook niet meer naar de kantonrechter.
Of was het beter meteen naar Jeanine toe te gaan? Waarschijnlijk wel. Het was net negen uur geweest. Misschien lagen Kim en Jason nog niet in bed, dan kon hij die ook weer ’s zien. Even schemerde er weer een bekend visioen voor zijn ogen: ze hadden hun koffers en tassen al klaargezet, trokken onmiddellijk hun jassen aan toen hij voor de deur bleek te staan.
Hij stapte in de auto en reed naar Overdam. In een poging de Kontikidreef te vermijden kwam hij in een wirwar van straatjes terecht rond een paar woonerven. Eindelijk vond hij een parkeerplaats niet te ver van Wielingen. Met een tred die nog licht en zwierig was van de alcohol liep hij naar het huis van Jeanine. Het duurde een paar minuten voor hij durfde aan te bellen.
‘O, ben jij het?’ zei Jeanine.
‘Inderdaad.’ Hij probeerde zo vriendelijk mogelijk te glimlachen.
‘Wat kom je doen?’
‘Ik dacht dat we maar eens moesten praten,’ zei Martin.
‘Waarover?’
‘Over de kinderen natuurlijk.’
‘O… Ik dacht misschien over het ongeluk van Heleen.’ Ze keek hem aan met een felle blik. ‘De moord op Heleen. Daar kan je vast wel wat over vertellen.’
Hij negeerde haar woorden. ‘Mag ik binnenkomen? Het praat zo ongemakkelijk, hier aan de deur.’
Jeanine leek er even over na te moeten denken.
‘Een paar minuutjes maar,’ pleitte hij.
Ze keek peinzend de straat in. ‘Oké.’
Hij volgde haar naar de kamer. Maanden was hij hier al niet meer geweest. Er hing een grote foto van Lenie boven de bank aan de muur. Hij had de foto nooit eerder gezien; recent waarschijnlijk. ‘Ze staat er goed op… Een mooie foto.’
Jeanine reageerde niet. Hij liep nog dichter naar de foto toe. Lenies gezicht bleef lachen terwijl hij oog in oog met haar stond. Durfde hij om een afdruk te vragen? Of ging dat te ver? Zou het lukken om de vrede te tekenen? De zinnen vormden zich al in zijn hoofd: gedane zaken nemen geen keer; we moeten er het beste van zien te maken, juist voor de kinderen; Lenie… eh, Heleen zou ook willen dat we het goed en verstandig oplosten; er hoeft helemaal geen conflict te blijven; natuurlijk zullen we niet de beste vrienden worden, maar…
‘Je wou over de kinderen praten?’ vroeg Jeanine. ‘Waarom? Binnenkort moeten we toch naar de kantonrechter.’
‘Dat duurt me te lang. Ik wil ze graag weer ’s zien. Misschien om te beginnen komende woensdag. Ik heb dan geen lessen. Die woensdagmiddag boud ik nog steeds vrij.’
‘We hadden al iets afgesproken. Ben je dat vergeten?’
Martin haalde zijn schouders op.
‘We zouden het voorlopig zo laten. De kinderen moeten eerst tot rust komen. Ze moeten het verlies van hun moeder nog verwerken.’
Vergiste hij zich of klonk er werkelijk iets dreigends in haar stem? Martin ging op de bank zitten. ‘Volgens mij is het juist goed voor ze als ze hun vader weer zien. Die band, die steun hebben ze nodig.’
Jeanine schudde bijna onmerkbaar haar hoofd.
‘Waarom niet?’
‘Ik zie ze bijna elke dag,’ zei Jeanine, ‘elke dag weer, en ik weet wat ze willen. Ik weet wat het beste voor ze is.’
Martin vloekte half binnensmonds. Hoe durfde ze? Dit was je reinste kinderdiefstal. Zoiets was alleen in Nederland mogelijk. ‘Ik wil er graag met Kim en Jason over praten.’
‘De kantonrechter zal een uitspraak doen over de voogdij en over de omgangsregeling.’
‘En jij vindt zeker dat de kinderen bij jou moeten blijven? Het zijn niet eens je eigen kinderen!’
‘Het was Heleens laatste wil.’
‘En dan mag ik ze misschien af en toe eens in het weekend zien of op woensdag?’
‘Misschien. Dat hangt van de rechter af.’
Jeanine sprak met een overdreven kalme stem. Daardoor kostte het Martin meer moeite om zijn agressiviteit te beheersen. Als hij naar haar keek, groeide zijn woede. Zijn ogen zochten naar iets onschuldigs, iets wat hij stuk zou kunnen gooien.
‘Maar ’t zijn verdomme míjn kinderen,’ zei Martin.
‘Dat kan wel, maar de situatie ligt nu anders, heel anders, zeker sinds Heleen vermoord is.’
‘Moord? ’t Was toch een ongeluk, een afschuwelijk ongeluk natuurlijk, maar je moet ’t wel…’
‘Waarom heb je ’t gedaan, Martin? Waarom?’ Haar stem klonk nog even vlak, alsof ze vroeg waarom hij een blauw en niet een wit overhemd had aangetrokken.
‘Gedaan? Wat heb ik gedaan?’
‘Moet ik je dat nog vertellen?’ Ze maakte een licht snuivend geluid. ‘Dat weet je zelf verdomd goed.’
‘Ik begrijp niet wat je bedoelt. De scheiding met Heleen? Heb je het daarover?’ Hij staarde naar het patroon in het vloerkleed. Wat vermoedde ze, wat wist ze? Door hiernaar toe te gaan had hij gehoopt haar te overbluffen, maar ze leek zich er niets van aan te trekken.
‘De dood van Heleen… De moord op Heleen.’ Het geluid was nog even toonloos.
‘Het was een ongeluk. Ze heeft waarschijnlijk niet goed uitgekeken bij het oversteken. Het regende. Misschien zag ze die auto niet aankomen. Niemand weet wat er gebeurd is, de politie ook niet. Hoe kan je dan zeggen dat ’t…’
Jeanine stond op. ‘Onzin, dat weet je zelf verdomd goed. Ik zal het je nog één keer uitleggen, en dan wil ik je niet meer zien voordat we voor de rechter staan. Ik hoop trouwens dat ’t zover niet komt… dat Mulder je voor die tijd al te pakken heeft.’
Jeanine en Mulder… Spanden ze samen om hem eronder te krijgen? Maar ze konden niets bewijzen, helemaal niets. Tenminste, zolang Sandra haar mond hield. Sandra moest blijven zwijgen. Tegen elke prijs moest hij vermijden dat ze zou gaan praten.
‘Heleen keek altijd heel goed uit,’ ging Jeanine door, ‘dat weet jij net zo goed als ik. Ze waarschuwde de kinderen ook altijd voor die plek op de Kontikidreef. Bovendien had ze een knalgele regencape aan, die was al van mijlenver te zien. En de politie heeft geen remsporen gevonden, niks, helemaal niks.’ Ze nam een slok uit een glas water. ‘En verder… ik vertel het je maar omdat je het misschien vergeten bent… heeft iemand rond de tijd van het zogenaamde ongeluk een auto over de Kontikidreef zien scheuren.’
‘O, en ik zat dus in die auto. Zo is ’t natuurlijk gegaan. Nou begrijp ik ’t. Belachelijk gewoon. Hoe kom je d’r bij? Je hebt geloof ik een beetje last van para… para… Hoe heet het ook alweer?’
Jeanine keek hem zwijgend aan.
‘’t Is in ieder geval volkomen geschift,’ ging Martin door. ‘Een of andere gek heeft Lenie van de sokken gereden, en omdat jij daardoor van de kaart bent, draaf je door en fantaseer je dat ik het heb gedaan.’ Hij wist dat hij bezig was zijn hele strategie honderdtachtig graden te draaien. Zo kwam er van een verzoening niets terecht. Maar hij kon zich niet meer inhouden. ‘Als het in jouw hoofd zo’n puinzooi is, dan vraag ik me af of jij wel de meest geschikte figuur bent om Kim en Jason… om míjn kinderen op te voeden. Vertel je ze soms ook dat ik hun moeder heb vermoord? Dat hun vader een moordenaar is? Dan weet je zeker dat ze niet meer naar me terug willen. Je gebruikt ’t gewoon om mijn kinderen te kunnen stelen. Omdat je zelf natuurlijk geen kinderen kon krijgen.’ Hij wilde nog meer zeggen, maar hield de woorden met moeite binnen.
‘Ik wil dat je weggaat. Nu… meteen!’
Hij bleef zitten en probeerde haar uitdagend aan te kijken. ‘Kan je er niet tegen om de waarheid te horen?’
‘De waarheid! Hoe durf jij dat woord in je mond te nemen, terwijl je zelf…’ Ze sloot haar ogen. ‘Als je niet onmiddellijk verdwijnt, bel ik de politie. Misschien komt Mulder wel om je de deur uit te zetten.’
‘Oké, oké, ik ga al.’ Als een door reuma geplaagde bejaarde stond hij op. Aandachtig keek hij naar de foto van Lenie voor hij zich langzaam in de richting van de deur naar de gang bewoog. Ze volgde hem op de voet alsof ze een vluchtweg wilde afsluiten.
Voordat hij naar buiten stapte, fluisterde ze snel tussen op elkaar geklemde tanden: ‘Ik weet wel dat je mij moest hebben. Je stond daar natuurlijk op mij te wachten, want ík moest dood. Maar je hebt Heleen kapotgereden. Het was een vergissing, een dodelijke vergissing. Ik begrijp niet waarom je niet gewoon bekent. Vandaag of morgen vinden ze toch die auto waarin je hebt gereden. Als ’t aan mij ligt, zie je je kinderen nooit meer, vuile moordenaar.’
Hij draaide zich om en met zijn rechter vuist stompte hij haar zo hard mogelijk in het gezicht.
Peter liep samen met Frank, zijn buurman van twee huizen verderop, naar huis. Ze hadden vergaderd bij Louwerse, een al wat oudere man, die er keurig uitzag. Hij droeg ’s avonds nog de broek en het vest van een beschaafd donkergrijs pak, een lichtblauw overhemd en een stemmige stropdas. Ze waren met twaalf man geweest. De vrouw van Louwerse had hij niet gezien. Had hij wel een vrouw?
De gastheer had meteen de leiding naar zich toegetrokken. ‘Het moet een nette actie blijven, des te meer kans hebben we dat de heren politici naar ons luisteren.’
‘Volgens mij luisteren ze pas als je minder netjes doet,’ had Frank gereageerd. Daarna hadden ze nog een tijd gediscussieerd over het karakter van de activiteiten die ze zouden ondernemen. Louwerse en een andere keurige heer die Peter nooit eerder had gezien, wilden individuele leden van de gemeenteraad benaderen. ‘En de hoge ambtenaren,’ had Louwerse gezegd, ‘want daar zit de macht, ik weet er alles van.’ Waarom hij er alles van wist werd niet duidelijk. Anderen zouden affiches maken en folders die overal in de bus moesten worden gestopt. Ze hadden lang gepraat over de teksten. ‘Als er nog zo veel woningnood is onder Nederlanders, waarom dan buitenlanders in deze flats?’ Dat soort teksten, kon dat? Of was dat al discriminatie? ‘Als je tegenwoordig iemand een droplul noemt, ben je meteen een racist,’ had Frank gezegd. Louwerse had afkeurend zijn keel geschraapt.
‘Gewoon hard ertegenaan,’ zei Frank, ‘dat is volgens mij het beste. Als je doet wat Louwerse zegt, dan lachen ze je in je gezicht uit. We moeten gewoon laten merken dat we het niet pikken. Desnoods een vracht vuilnis in de tuin van de burgemeester kieperen, het gemeentehuis blokkeren, dat soort dingen, dan luisteren ze wel.’
‘Precies,’ zei Peter, ‘en al dat gelul over discriminatie, dat ben ik ook goed zat. Ik word er kotsmisselijk van. Je mag niet eens meer zeggen dat je je buurt wilt houden zoals-ie nu is. Wat is daar nou voor verkeerds aan?’
‘We zien nog wel… De groeten aan Sandra.’ Frank liep het paadje op naar zijn huis.
Sandra zat te lezen op de bank, haar benen half onder zich getrokken. Ze droeg een wijde rok, die om haar heen lag gedrapeerd. Peter pakte een pilsje uit de ijskast – Louwerse had alleen koffie geserveerd – en ging naast haar zitten. Hij stak een sigaret op en dronk zwijgend. Hoe lang was het geleden dat hij met haar gevreeën had? Drie weken? Of nog langer? Alleen al dat hij het niet wist, was veelbetekenend. Of ze ging vroeg naar bed en lag te slapen als hij bij haar kroop, of ze bleef juist heel lang beneden. Maar als ze eerder naar bed ging, sliep ze dan inderdaad, of deed ze alsof, zodat hij haar met rust zou laten? Een paar dagen terug, toen ze met haar rug naar hem toe lag, had hij haar nachthemd opgeschoven, en was hij begonnen haar te strelen. Ze had zich in haar slaap omgedraaid.
Hij voelde nu zijn geslacht stijf worden, schoof een stukje naar haar toe op de bank en streelde haar bovenbeen. Ze reageerde niet. Voorzichtig liet hij zijn hand onder de rok verdwijnen en voelde haar huid. Hij liet zijn hand een tijdje rusten. Het was net of Sandra niets merkte. Centimeter voor centimeter tastten zijn vingers naar boven, naar die plek waar het vochtig warm zou zijn.
‘Doe nou niet, Peter, ik zit te lezen.’
Hij hield zijn hand stil. ‘Dan leg je je boek weg. Je kan morgen nog de hele dag lezen.’
‘Ik heb gewoon geen zin om te vrijen.’
‘Maar ik wel.’ Zijn vingers kropen verder.
Terwijl ze met de ene hand haar boek vast bleef houden, probeerde ze met de andere zijn hand weg te halen.
Hij pakte het boek, legde het op tafel en duwde haar tegen de bank. ‘Ik wil je neuken, nu… hier.’
Ze probeerde zich aan zijn greep te ontworstelen, maar hij drukte haar nog harder op de bank. Hoe meer ze tegenwerkte, des te sterker groeide zijn opwinding.
‘Niet doen,’ huilde ze. ‘Alstjeblieft, Peter, niet doen.’
Hij had wat ijsblokjes in een schaaltje gedaan en daar hield hij zijn vuist in. De pijn trok langzaam weg. Hij sloot zijn ogen. Had hij zich verdomme weer laten opnaaien. Ondertussen had Jeanine natuurlijk de politie gebeld en een aanklacht ingediend. Morgen zou hier wel weer zo’n jochie van een jaar of vijfentwintig met een te grote pet en een te kleine snor voor de deur staan. Of misschien die vervelende Mulder wel.
Zo’n vrouw als Jeanine haalde eerst op alle mogelijke manieren het bloed onder je nagels vandaan. En als je dan eindelijk reageerde, dan had jíj het gedaan, dan was het jóuw schuld.
Hij trok de ijskast open. Verdomme, het bier was natuurlijk op. Zou hij naar een café gaan? Eigenlijk had hij er geen geld voor. Twee gulden vijfenzeventig vroegen ze al voor een simpel glaasje bier. Meer schuim dan bier, trouwens.
Hij verstarde toen de bel ging. Was de politie er al zo snel? Hij kon natuurlijk gewoon niet opendoen. Ze moesten maar een andere keer terugkomen. De bel ging weer, nog harder en indringender leek het wel. Het was misschien ook beter om meteen naar de deur te gaan. Angst leidde juist tot meer problemen. De aanval als de beste verdediging. Ze had er eigenlijk zelf om gevraagd. Had ze hem maar niet zo moeten beledigen.
Hij deed de deur open.
Sandra stond wild snikkend op de stoep.