Proloog
Hijgend zit ze op de grond, met haar rug tegen de muur en haar benen gestrekt.
Leo ligt roerloos tegen haar aan, zijn hoofd rust op haar dijen. Met haar ene hand streelt ze zijn haar, met haar andere hand probeert ze haar tranen weg te vegen, maar haar bewegingen zijn ongecontroleerd. Ze huilt. Soms worden haar snikken kreten, die diep uit haar binnenste komen. Haar hoofd gaat zachtjes heen en weer. Af en toe is haar verdriet zo intens, dat ze met haar achterhoofd tegen de wand bonkt. De pijn biedt haar een beetje troost, maar al gauw stort ze opnieuw in. Leo is erg lief, hij beweegt niet. Ze slaat haar ogen neer en kijkt naar hem. Dan drukt ze zijn hoofd tegen haar buik en barst weer in huilen uit. Niemand kan zich voorstellen hoe ongelukkig ze is.