Ze heeft Sophie alles gegeven wat nodig was om haar verband te verschonen. Sophie doet dat met veel toewijding. Ze lijkt diep na te denken. Ineens tilt ze haar hoofd op en vraagt: 'Heb je nog steeds verkering met je kleine apothekeres?' Valérie knikt. Sophie glimlacht en vervolgt: 'Kan ze je nog steeds niets weigeren?'
Even later geeuwt Sophie. Haar ogen beginnen te tranen van moeheid. Ze glimlacht, bij wijze van verontschuldiging. Ze wilde gisteren niet alleen slapen, en ook nu niet. Voordat ze in slaap valt neemt ze Valérie in haar armen. Ze wil iets zeggen, maar ze weet niet wat. Valérie zegt ook niets. Ze slaat simpelweg haar armen om Sophie heen.
Sophie is als een blok in slaap gevallen. Valérie drukt haar tegen zich aan. Telkens wanneer ze het verband ziet, wordt ze misselijk en gaat er een rilling door haar hele lichaam. Vreemd. De afgelopen tien jaar zou Valérie alles hebben gegeven om Sophie zo dicht bij zich te voelen, in haar bed. 'Dat het nu moest gebeuren... en onder deze omstandigheden,' zegt ze tegen zichzelf. Ze kan wel huilen. Ze weet hoe voelbaar haar verlangen was geweest toen Sophie opdook en ze haar omhelsde.
Het was bijna twee uur in de morgen toen Valérie door de deurbel werd gewekt: Sophie had bijna twee uur lang lopen controleren of het flatgebouw niet door de politie in de gaten werd gehouden. Toen Valérie de deur opendeed, zag ze onmiddellijk dat het Sophie was die voor haar stond, met slap neerhangende armen, gekleed in een zwart jack. Een gezicht van een drugsverslaafde, dacht Valérie meteen. Omdat Sophie tien jaar ouder leek dan ze was, omdat ze afzakkende schouders had en kringen onder haar ogen. Uit haar blik sprak wanhoop. Valérie barstte bijna in huilen uit en nam Sophie in haar armen.
Nu luistert ze naar haar langzame ademhaling. Zonder te bewegen probeert ze Sophies gezicht te zien, maar ze ziet slechts haar voorhoofd. Ze heeft zin om haar om te draaien en te kussen. Ze voelt de tranen in haar ogen opwellen. Ze spert ze wijd open om niet voor die te gemakkelijke verleiding te bezwijken.
Het grootste deel van de dag heeft ze diep nagedacht over de verklaringen en de veronderstellingen waarmee Sophie haar 's nachts, na hun weerzien, had overstelpt. Ze heeft gedacht aan de talloze telefoontjes en de angstige e-mails die Sophie maandenlang naar haar had gestuurd. Al die maanden waarin ze geloofde dat Sophie gek aan het worden was. Op het nachtkastje aan de andere kant van het bed ligt Sophies pasfotootje, haar kostbaarste bezit, haar schat. Het stelt in wezen niet veel voor: een automatisch en onhandig genomen foto met een vage achtergrond. De foto die lelijk is, zelfs als hij nieuw is. De foto die je triest maakt als je hem voor het eerst ziet. De foto waarvan je tegen jezelf zegt dat het niet belangrijk is voor een vervoerskaart, maar die je het hele jaar door het gevoel geeft dat je aartslelijk bent. Op de foto, die Sophie geduldig heeft beschermd met veel lagen doorzichtig plakband, heeft ze een beetje een raar gezicht, een geforceerde glimlach. Door de flits van het fototoestel heeft ze een lijkbleke gelaatskleur gekregen. Ondanks al die gebreken is het fotootje ongetwijfeld het kostbaarste dat Sophie heeft. Voor die foto zou ze haar leven geven, als dat niet al was gebeurd...
Valérie stelt zich Sophie voor op de dag waarop ze de foto vindt, ze voelt de verbijstering die Sophie gevoeld zal hebben. Ze ziet voor zich hoe Sophie - met stomheid geslagen - de foto van alle kanten bekijkt. Op dat moment is Sophie te verward om de volle omvang van haar ontdekking te begrijpen: ze heeft tien uur achter elkaar geslapen. Ze voelt zich slapper dan ooit, ze heeft een gigantische hoofdpijn. Ze sjokt naar de badkamer, kleedt zich uit en stapt in bad. Dan staart ze naar de douchekop boven haar hoofd. Na een lichte aarzeling zet ze abrupt de koudwaterkraan open, op volle sterkte. De schok is zo hevig, dat haar kreet smoort in haar keel. Ze valt bijna flauw. Maar ze houdt zich vast aan de betegelde wand. Haar pupillen verwijden zich, maar ze blijft onder de waterstraal staan, met wijd open ogen. Een paar minuten later zit ze, gehuld in de ochtendjas van Frantz, aan de keukentafel. Ze houdt een kom gloeiend hete thee vast en kijkt naar de foto die ze vóór zich op de tafel heeft gelegd. Ze heeft hevige hoofdpijn. Hoe ze de zaak ook bekijkt, er dringt zich een waarheid op die onmogelijk maar onvermijdelijk lijkt. Ze voelt de aandrang om over te geven. Op een vel papier heeft ze data gevonden. Ze heeft ze in de juiste volgorde gerangschikt en feiten nagetrokken. Ze heeft de foto bestudeerd en gekeken naar het kapsel van die periode en de kleren die ze die dag droeg... De conclusie is steeds dezelfde: die foto is de foto die in 2000 op haar vervoerskaart stond, de kaart die ze in haar tas bewaarde, de tas die een motorrijder had gestolen door plotseling het portier van haar auto open te trekken toen ze in de Rue du Commerce voor een rood stoplicht stond.