Sophie heeft daar niet aan gedacht. De politie. Haar blik verraadt onmiddellijk haar ongerustheid. Frantz weet hoe bang de echte Sophie voor de politie moet zijn. Hij moet het slim spelen.

'Het was te verwachten,' voegt hij eraan toe. 'De kliniek was verplicht ze te waarschuwen. Ze zijn hierheen gekomen...'

Hij maakt even gebruik van haar paniek, en neemt haar in zijn armen.

'Ik heb alles geregeld, rustig maar. Ik wilde niet dat ze je zochten. Ik wist dat je zou terugkomen.'

In al die maanden is het haar gelukt om nooit met de politie in aanraking te komen. En nu zit ze in de val. Sophie haalt diep adem en probeert na te denken. Frantz zal haar hieruit moeten redden. In hun beider belang. Hij moet het spel slim spelen.

'Je moet papieren tekenen, waarin staat dat je bent teruggekomen... Ik heb tegen hen gezegd dat je in Besançon bent geweest. Bij een vriendin. Het is beter om het snel te doen, dan zijn we ervan af.'

Sophie schudt haar hoofd. Frantz drukt haar nog wat dichter tegen zich aan.

De hal van het politiebureau is behangen met verkleurde posters met vergrote identiteitsbewijzen, adviezen voor voorzorgsmaatregelen en telefoonnummers voor alle soorten noodgevallen. Agent Jondrette kijkt Sophie vriendelijk en kalm aan. Hij zou graag zo'n verzwakte vrouw willen hebben. Dat moet een man het gevoel geven dat hij nuttig is. Zijn blik dwaalt van Sophie naar Frantz. Dan tikt hij op de tafel voor hem. Zijn dikke vingers blijven rusten op een formulier.

'Dus zo ontsnapt een mens uit de kliniek...'

Het is zijn manier om zich diplomatiek te tonen. Hij heeft een vrouw voor zich die een zelfmoordpoging heeft gedaan en hij weet niets anders te zeggen. Instinctief begrijpt Sophie dat ze het idee dat hij heeft over de kracht van een man, moet aanmoedigen. Ze slaat haar ogen neer. Frantz legt zijn arm om haar schouders. Knap paartje.

'En u was in...'

'Bordeaux,' fluistert Sophie.

'Ja, Bordeaux. Dat zei uw man tegen me. Bij familie...'

Sophie verandert van strategie. Ze tilt haar hoofd op en kijkt Jondrette strak aan. Hij is dan wel een simpele agent, maar hij voelt dingen. En wat hij voelt is dat die mevrouw Berg een vrouw van karakter is.

'Bij familie...' zegt hij. 'In dit soort gevallen is dat uitstekend...'

'Er moet iets getekend worden, dacht ik...'

De stem van Frantz brengt een beetje realiteit terug in hun vrij wazige gesprek. Jondrette snuift.

'Ja. Hier...'

Hij geeft het formulier aan Sophie. Ze zoekt een pen. Jondrette geeft haar een balpen waarop de naam van een garage staat. Sophie tekent. Berg.

'Het komt nu allemaal goed,' zegt Jondrette.

Het is moeilijk te zeggen of het een vraag is of een bevestiging.

'Het komt goed,' zegt Frantz.

Prima echtgenoot. Jondrette kijkt naar het jonge stel dat verstrengeld het politiebureau verlaat. Het zal fijn zijn om zo'n vrouw te hebben, maar het brengt ook een hoop problemen met zich mee.

Ze heeft het geduldig geleerd: de ademhaling van een slaapster. Dat vraagt om diepe concentratie en constante toewijding, maar nu lukt het haar heel goed. Als hij twintig minuten later de slaapkamer binnenkomt en haar ziet slapen, is hij vol vertrouwen. Hij streelt haar door haar kleren heen, gaat op haar liggen en drukt zijn hoofd in het kussen. Ze ontspant haar lichaam. Dan doet ze haar ogen open en ziet zijn schouders. Ze voelt hoe hij haar penetreert. Het scheelt weinig of ze glimlacht...

Sophie is net begonnen aan een lange slaap die hem wat respijt geeft. In de euforie van het moment, dolblij met hun weerzien, heeft hij haar een ietwat zware dosis van het slaapmiddel gegeven: ze ligt in de slaapkamer, en slaapt als een roos. Hij blijft een tijdje bij haar, luistert naar haar ademhaling en ziet de kleine zenuwtrekjes op haar gezicht. Dan staat hij op, doet de voordeur van de flat achter zich op slot en gaat naar de kelder.