Het is gek dat in noodsituaties het ene idee het andere oproept, dat gaat bijna automatisch.

'Stop!' roept Sophie.

Verrast door het bevel gaat de chauffeur op zijn rem staan. Ze hebben nog geen honderd meter afgelegd. De chauffeur heeft slechts tijd om zich om te keren en dan is ze al uitgestapt.

'Ik kom zo terug. Wacht op me!'

'Nou, dat komt me slecht uit...' zegt de taxichauffeur.

Hij kijkt naar de koffer die ze op de achterbank heeft gegooid. Noch de koffer noch de klant boezemt hem veel vertrouwen in. Sophie aarzelt. Ze heeft hem nodig, en alles is nu zo ingewikkeld... Ze doet haar tas open, haalt er een bankbiljet van vijftig euro uit en geeft het aan de chauffeur.

'Goed zo?'

De chauffeur kijkt naar het bankbiljet, maar neemt het niet aan.

'Vooruit,' zegt hij, 'ga uw gang, maar doe het snel!'

Ze steekt de straat over en haast zich naar de bank. Er is bijna niemand. Achter de balie een gezicht dat ze niet kent. Een vrouw, maar ze komt er vrijwel nooit... Ze haalt haar chequeboekje tevoorschijn en legt het voor zich neer.

'Ik wil graag weten hoeveel geld er op mijn rekening staat.'

De baliemedewerkster kijkt uitdagend naar de klok aan de muur. Dan pakt ze het chequeboekje, typt op haar toetsenbord en terwijl de printer ratelt, bekijkt ze uitvoerig haar nagels. Haar nagels en haar horloge.

De printer wekt de indruk een buitengewoon moeilijke klus te klaren, het kost hem bijna een minuut om tien regels tekst en getallen uit te spuwen. Het enige getal dat Sophie interesseert staat aan het eind.

'En op mijn spaarbankboekje?'

De baliemedewerkster zucht.

'Hebt u het nummer?'

'Nee, ik kan het me helaas niet herinneren.'

Sophie ziet eruit of het haar spijt, en dat is ook zo. De klok geeft vier minuten voor twaalf aan. Sophie is nu de enige klant. De andere balie-employé, een heel lange man, staat op en loopt naar de ramen. Nu begint hij de jaloezieën te laten zakken. Kil kunstlicht vervangt geleidelijk aan het daglicht. En daarmee daalt er een trillende, gedempte stilte neer. Sophie voelt zich niet lekker. Absoluut niet. De printer heeft opnieuw gerateld. Ze kijkt naar de twee getallen.

'Ik ga zeshonderd van de rekening-courant afhalen en laten we zeggen... vijfduizend van het spaarbankboekje?'

Ze eindigt haar zin als een vraag, alsof ze om toestemming vraagt. Pas op. Denk aan je zelfvertrouwen!

Aan de andere kant van de balie klinkt een zucht van paniek.

'Wilt u uw rekeningen afsluiten?' vraagt de bankbediende.

O, nee...(Pas op, jij bent de klant, jij bent degene die beslist.) 'Nee, ik heb alleen liquide middelen nodig.' (Dat is goed, dat klinkt serieus en volwassen.)

'Het is zo, dat...'

De vrouw kijkt naar Sophie en dan naar het chequeboekje dat ze in haar hand houdt. Daarna naar de muurklok die bijna twaalf uur aangeeft. En vervolgens naar haar collega, die gehurkt voor de glazen deuren zit om ze op slot te doen. Hij laat de laatste jaloezie zakken en kijkt nu openlijk ongeduldig naar hen. Sophie vraagt zich af wat ze moet doen.

Het lijkt allemaal veel ingewikkelder dan ze had gedacht. De bank is dicht, het is twaalf uur, de taxichauffeur heeft hoogstwaarschijnlijk de jaloezieën naar beneden zien gaan.

Glimlachend zegt ze: 'Ik heb ook haast...'

'Een moment, ik ga even kijken...'

Er is geen tijd om de vrouw tegen te houden. Ze heeft het klapdeurtje van de balie al opengeduwd en klopt op de deur van het kantoor ertegenover. Sophie voelt in haar rug de blik van de collega die bij de deur staat, terwijl hij er duidelijk de voorkeur aan zou geven aan de lunchtafel te zitten. Het is niet prettig om iemands ogen in je rug te voelen prikken. Maar alles is onaangenaam in deze situatie, vooral de man die met de baliemedewerkster komt aanlopen.

Sophie kent hem, ze weet niet meer hoe hij heet, maar hij is degene die haar heeft ontvangen toen ze haar rekening opende. Een man van in de dertig, een ietwat hard gezicht, het soort dat met zijn gezin vakantie viert, stomme dingen zegt tijdens het jeu-de-boulen, met sokken in zijn open sandalen rondloopt, de eerstvolgende vijfjaar twintig kilo zwaarder wordt, minnaressen heeft onder lunchtijd en zijn collega's daarvan op de hoogte brengt, als een soort supervrouwenversierder van de bank. Type eikel.

De eikel staat voor haar. De vrouwelijke bankbediende naast hem lijkt kleiner. Dat is het effect van autoriteit. Sophie begrijpt goed dat het zo'n soort man is. Ze ruikt zijn zweet min of meer overal. Ze zit echt in de problemen!

'Ik zie dat u...' (hij buigt zich naar het computerscherm, alsof hij die informatie voor het eerst ziet) 'bijna al uw geld van de bank wilt halen.'

'Is dat verboden?'

Op dat moment beseft ze dat ze niet de goede oplossing heeft gekozen. De frontale aanval inzetten op zo'n eikel is regelrechte oorlog.

'Nee, nee, het is niet verboden, maar...'

Hij draait zich om, werpt een vaderlijke blik op de baliemedewerkster, die dicht bij de kapstok staat, en zegt:

'Ga maar, Juliette, ik sluit wel af. Maak je geen zorgen.'

Dat laat de vrouw die door de man met een verkeerde naam wordt aangesproken zich geen twee keer zeggen.

'Bent u niet tevreden over de diensten die we verlenen, mevrouw Duguet?'

Deuren slaan dicht achter in de bank. De stilte is nog dieper dan zojuist. Sophie denkt zo snel mogelijk na.

'O, nee... Het is alleen dat... Ik ga op reis en ik heb liquide middelen nodig.'

De term 'liquide middelen' klinkt niet meer zo goed als daarnet. Nu klinkt het gehaaster, loucher, een beetje linker.

'U hebt liquide middelen nodig...' herhaalt de man. 'Normaal gesproken geven wij er bij zulke grote bedragen de voorkeur aan om een afspraak te maken met onze klanten. Tijdens kantooruren. Een kwestie van veiligheid, begrijpt u.'

De toespeling is zo duidelijk, zo typerend voor de persoon die hij is, dat ze hem bijna een mep zou verkopen. Ze houdt zich vast aan het idee dat ze het geld echt nodig heeft, dat haar taxi niet de hele dag zal wachten, dat ze zich eruit moet zien te redden.

'Ik heb mijn besluit om te vertrekken plotseling genomen. Heel plotseling. Ik moet absoluut vertrekken. Ik moet absoluut over dat geld beschikken.'

Ze kijkt hem aan. In haar verdwijnt er iets, een beetje waardigheid. Ze zucht. Ze zal doen wat gedaan moet worden, het boezemt haar afkeer in, een beetje.

'Ik begrijp uw probleem heel goed, meneer Musain.' De naam van de man is haar zomaar te binnen geschoten, als een klein teken van hervonden vertrouwen. 'Als ik tijd had gehad om u te bellen en te waarschuwen, had ik dat gedaan. Als ik het uur van mijn vertrek had kunnen uitkiezen, zou ik hier niet tegen sluitingstijd zijn gekomen. Als ik geen geld nodig had, zou ik u niet lastigvallen. Maar ik heb het nodig. Ik heb het allemaal nodig. Onmiddellijk.'

Musain werpt haar een tevreden glimlach toe. Ze voelt dat ze er nu beter voor staat.

'De vraag is ook of we over zoveel contanten beschikken.'

Het koude zweet breekt Sophie uit.

'Maar ik ga een kijkje nemen,' zegt Musain.

Daarna verdwijnt hij in zijn kantoor. Om te bellen? Waarom moet hij zijn kantoor binnengaan? Om te zien wat er in de brandkast ligt?

Ontredderd kijkt ze naar de voordeur, de neergelaten jaloezieën, de achterdeur waarlangs de twee baliemedewerkers zijn vertrokken om te lunchen. De achterdeur had het metaalachtige geluid van een geblindeerde deur gemaakt. Er daalt een nieuwe stilte neer, langzamer, bedreigender dan de vorige. De man telefoneert, zonder enige twijfel, maar met wie? Dan komt hij terug. Hij gaat niet achter de balie staan, zoals tevoren, maar hij komt met een innemende glimlach naast haar staan. Hij is dichtbij, heel dichtbij.

'Ik denk dat we alles voor u kunnen regelen, mevrouw Duguet,' zegt hij met een zucht.

Ze werpt hem een gespannen glimlach toe. De man beweegt niet. Hij glimlacht terwijl hij haar recht aankijkt. Zij beweegt ook niet en gaat door met glimlachen. Dat is al wat nodig is. Glimlachen. Aan de vraag voldoen. De man draait zich om en loopt weg.

Opnieuw alleen. Zes over twaalf. Ze haast zich naar de jaloezieën en tilt een paar jaloezielatten op. Haar taxi staat nog steeds te wachten. Ze ziet de chauffeur niet, maar hij is natuurlijk nog wel in de buurt. Maar ze moeten opschieten! Ze heeft haar positie als op de balie leunende klant weer ingenomen, wanneer de man uit zijn kantoor komt. Hij blijft achter de balie staan en telt vijfduizend euro en zes eurocent uit. Dan gaat hij op de plaats van de baliemedewerkster staan en tikt op het toetsenbord van de computer. De printer doet moeizaam zijn werk. Intussen kijkt Musain naar Sophie en glimlacht. Ze heeft het gevoel dat ze spiernaakt is. Ten slotte tekent ze het ontvangstbewijs.

Musain is niet zuinig geweest met adviezen. Daarna heeft hij het geld in een stevige envelop gestopt en hem met een tevreden gezicht aan haar gegeven.

'Zo'n jonge, slanke vrouw als u die met zoveel geld op straat loopt. Ik zou u eigenlijk niet moeten laten gaan. Het is erg onvoorzichtig...'

Slanke vrouw! Ik droom!

Ze neemt de volle envelop aan. Ze weet niet waar ze hem moet laten, ze stopt hem in de binnenzak van haar jack. Musain kijkt haar weifelachtig aan.

'Het is de taxi,' brengt ze er met moeite uit. 'De chauffeur die buiten op me wacht zal zich zorgen maken... Later zal ik alles goed opbergen.'

'Natuurlijk,' zegt Musain.

Ze vertrekt.

'Wacht!'

Ze draait zich om, klaar voor alles, klaar om hem te slaan, maar ze ziet dat hij glimlacht.

'Na sluitingstijd moeten we hierlangs naar buiten gaan.'

Hij wijst naar een deur achter hem.

Ze volgt hem tot achterin. Dan is er een heel smalle gang, met aan het eind ervan de uitgang. De man is druk in de weer met de sloten, de geblindeerde deur schuift opzij, maar gaat niet helemaal open. Hij staat ervoor. Hij vult bijna het hele deurgat.

'Alstublieft, ga uw gang...' zegt hij.

'Dank u.'

Ze weet niet wat ze moet doen. De man blijft glimlachen.

'Waar gaat u heen? Tenminste, als dat geen al te indiscrete vraag is.'

Snel iets vinden, het maakt niet uit wat. Ze voelt wel dat ze te lang nadenkt, dat ze een antwoord klaar zou moeten hebben, maar er schiet haar niets te binnen.

'Naar het Zuiden.'

Haar jack is niet helemaal dicht. Nadat ze de bankbiljetten had weggeborgen, heeft ze de rits maar half dichtgetrokken. Musain kijkt naar haar hals, hij glimlacht nog steeds.

'Naar het Zuiden... Dat is prima, het Zuiden.'

En op dat moment steekt hij zijn hand uit en duwt discreet de envelop met het geld terug, waarvan het puntje net boven de halfopen rits te zien is. Zijn hand strijkt heel even langs haar borsten. Hij heeft niets gezegd, maar zijn hand komt niet meteen terug. Sophie voelt echt de behoefte om hem een klap te geven, maar iets verschrikkelijks houdt haar tegen. De angst. Ze denkt zelfs heel even dat de man haar zou kunnen betasten, en dat ze, verstijfd als ze is, niets zou zeggen. Ze heeft het geld nodig. Is dat dan zo duidelijk?

'Ja,' vervolgt Musain, 'het Zuiden... dat is zo gek nog niet.'

Zijn hand is weer vrij en hij strijkt zacht over de achterkant van haar jack.

'Ik heb haast...'

Terwijl ze dat zegt, sluipt ze in de richting van de deur.

'Ik begrijp het,' zegt Musain. 'Goede reis, mevrouw Duguet. En ... tot gauw?'

Hij schudt langdurig haar hand.

'Dank u.'

Ze rent het trottoir op.

De tol van de angst om daar vast te zitten, om niet meer naar buiten te kunnen gaan, om aan de genade van die idioot te zijn overgeleverd. Ze wordt overspoeld door een golf van haat. Nu ze buiten is, en alles voorbij is, zou ze het hoofd van die vent wel tegen de muur willen rammen. Terwijl ze naar de taxi rent, voelt ze nog de aanraking van zijn vingers, en, bijna fysiek, de opluchting die ze zou voelen als ze hem bij zijn oren zou pakken en zijn schedel tegen de muur zou bonken. Want dat hoofd van die eikel is onverdraaglijk. Het hele voorval heeft zo'n woede in haar gewekt. Ja, ze pakt hem bij de oren en slaat zijn hoofd tegen de muur. Het stuitert met een afschuwelijk geluid, dof en diep, terug. De vent kijkt naar haar alsof ze knettergek is geworden, maar daarna volgt de grimas van de pijn. Ze bonkt met het hoofd van de man tegen de muur, drie, vier, vijf, tien keer. De grimas maakt geleidelijk aan plaats voor een soort bevriezing, voor bewegingloosheid. In zijn starende, doffe ogen schuilt een lege blik. Ze stopt, opgelucht. Haar handen zitten onder het bloed dat uit zijn oren stroomt. Hij heeft de ogen van een dode zoals je die in films ziet.

Dan verschijnt Leos gezicht voor haar geestesoog, met ogen van een échte dode. Absoluut niet zoals je ze in films ziet.

Ze wordt duizelig.