Frantz blijft bij haar. Hij kijkt naar buiten, hij weet zich geen houding te geven. Sophie zegt: 'Het spijt me...' Hij weet niets terug te zeggen. Hij blijft door het raam naar buiten kijken terwijl hij aan haar vingertoppen friemelt. Hij lijkt zich compleet te hebben overgegeven aan de situatie. Sophie voelt dat hij er voor altijd is.
De dokter is een dik mannetje met een verrassende levendigheid. Een jaar of vijftig, zelfverzekerd. Zijn kaalheid is geruststellend. Hij hoeft Frantz maar één blik en een kort glimlachje toe te werpen en Frantz voelt zich verplicht weg te gaan. De dokter neemt zijn plaats in.
'Ik ga niet vragen hoe het met u gaat - daar heb ik wel een vermoeden van - u moet met iemand praten, dat is alles.'
Hij heeft alles achter elkaar gezegd, een dokter die meteen ter zake komt.
'We hebben hier uitstekende mensen. U zult uw hart kunnen uitstorten.'
Sophie kijkt hem aan. Hij voelt waarschijnlijk dat haar geest ergens anders is, dus windt hij er geen doekjes om.
'Wat de rest betreft, het was spectaculair maar het was niet...'
Hij herstelt zich meteen.
'Als uw man niet thuis was geweest, zou u dood zijn.'
Hij heeft het krachtigste, het heftigste woord gekozen om haar reactievermogen te testen. Ze besluit hem te hulp te schieten, want ze weet heel goed hoe het met haar staat.
'Het komt wel goed.'
Dat is wat ze vindt. Maar het is de waarheid. Ze denkt écht dat het wel goed zal komen. De dokter slaat met beide handen op zijn knieën en komt overeind. Voordat hij vertrekt, wijst hij naar de deur en vraagt:
'Wilt u dat ik met hem praat?'
Sophie schudt haar hoofd. Dat antwoord is niet duidelijk genoeg. Ze zegt:
'Nee, dat doe ik.'
'Ik ben bang geweest, weet je...'
Frantz glimlacht onbeholpen. Het is het moment van de verklaringen. Sophie heeft er geen. Wat zou ze tegen hem kunnen zeggen? Ze tovert een glimlachje tevoorschijn en zegt:
'Als ik weer thuis ben, zal ik het je uitleggen. Maar niet hier...'
Frantz doet net of hij het begrijpt.
'Het is het deel van mijn leven waarover ik nooit met je heb gepraat. Ik zal je alles uitleggen.'
'Zijn er dan zoveel dingen?'
'Er zijn wel wat dingen, ja. Daarna moet je maar zien...'
Hij maakt een hoofdgebaar dat moeilijk te interpreteren is. Sophie sluit haar ogen. Ze is niet moe, ze wil graag alleen zijn. Ze heeft informatie nodig.
'Heb ik lang geslapen?'
'Bijna zesendertig uur.'
'Waar zijn we?'
'In les Anciennes Ursulines, de beste kliniek van de regio.'
'Hoe laat is het? Is het bezoekuur?'
'Het is tussen de middag, bijna twaalf uur. In principe is er bezoekuur vanaf twee uur, maar ze hebben me toestemming gegeven om te blijven.'
Normaal gesproken zou hij er iets als 'gezien de omstandigheden' aan hebben toegevoegd, maar deze keer houdt hij zich aan korte zinnen. Ze voelt dat hij een aanloop neemt. Ze laat hem zijn gang gaan.
'Dat allemaal...' (hij wijst naar het verband om haar arm)'... is dat omdat het niet zo goed gaat tussen ons?'
Als ze kon, zou ze glimlachen. Maar ze kan het niet, en ze wil het niet. Ze moet zich aan haar richtlijn houden. Ze schuift drie vingertoppen onder de zijne.
'Het heeft niets met jou te maken, dat verzeker ik je. Je bent erg aardig.'
Het woord staat hem niet aan, maar hij doet het ermee. Hij is een aardige echtgenoot. Wat zou hij anders kunnen zijn? Sophie zou willen vragen waar haar spulletjes zijn, maar ze stelt zich tevreden met het sluiten van haar ogen. Ze heeft niets meer nodig.