Hoofdstuk 35

Halvard hielp de umiaks weer recht te leggen en de nieuwe goederen vast te binden. Hij weigerde zijn dochter aan te kijken. Qisuk, Sammik, Qalaseq en Imina waren ook druk bezig. Maki zat op een rotsblok in de buurt met haar kin op haar handen toe te kijken. Ingrid probeerde haar vader te dwingen haar aan te kijken, maar het was net alsof hij haar al had vergeten. De tranen zaten haar hoog.

Ze keek om en zag dat Maki naar haar keek. Ze holde naar het meisje toe. 'Jij begrijpt toch wel waarom ik naar het vasteland moet?' Maki wendde zich niet af, maar haar gekwetste toon beschuldigde Ingrid van verraad.

'Nanoq zei dat jij niet met ons terug zou komen naar het dorp. Mijn moeder en ik wilden dat niet geloven. Jullie zijn weliswaar vreemdelingen, maar we houden toch van jullie. Van mijn vader had je mogen blijven, ook al had dat de woede van Nanoq gewekt. Bij ons was je veilig geweest. En nu zullen we je nooit weerzien.'

‘In jullie dorp doe ik alles fout. Niet met opzet, maar het is wel waar. Mijn moeder weet hoe ongelukkig ik ben. Ze heeft me een visioen gestuurd en me verteld dat ik moet proberen haar land te vinden. Zou jij de geest van je moeder negeren als die je iets vertelde?'

'Hoeveel macht kan de geest van een moeder hebben? Lang niet zoveel als die van een vader.'

Ingrid kon het haar niet aan haar verstand brengen. Maki geloofde dat de geest van een vader meer gezag had dan die van een moeder. Waarom? Het was dat verschil in opvatting dat Ingrid ertoe had gebracht de kans te grijpen die haar geboden werd. 'In het land van mijn moeder beslissen vrouwen zelf wat ze doen.' Maki krabde onthutst op haar hoofd. 'Mijn vader was eerst een vreemdeling, maar nu is hij een van jullie. Dat geldt ook voor Leif. Maar Ole en ik blijven vreemden.' Ze hoopte dat Maki haar kon vertellen waarom.

'Jij en Ole denken verkeerd, daarom kunnen jullie geen Inuit zijn. Nanoq heeft zijn macht bewezen. Ik vind het jammer dat je mijn zusje niet wordt.'

Ingrid liet haar hoofd hangen toen ze zag hoe verdrietig Maki was. 'Onze moeders voelden zich ook zusters. Maar hoewel je vader en je moeder allebei van haar hielden, hebben ze haar toch weggestuurd naar het land van mijn vader.'

'De Vrouw van de Zee heeft jouw vader en moeder bij elkaar gebracht, zodat je moeder naar het zuiden zou gaan. Ik heb gehoord dat de Vrouw van de Zee je moeder nodig had om haar boodschap door te geven aan de Inuit in het zuiden en hen weer hoop te schenken.' Het drong met een schok tot Ingrid door dat daar enige waarheid in school. 'Alles verloopt volgens een bepaald plan.' Maki was daar kennelijk vast van overtuigd. 'Denk jij dat de Vrouw van de Zee ervoor heeft gezorgd dat jij met die Tabaksteler meegaat? Voel je je ook maar een klein beetje tot hem aangetrokken?'

Ze dwong zichzelf om over Maki's vraag na te denken. De huid van Wegsneller had een diepere kopertint dan die van de Inuit, dezelfde huidkleur als haar moeder had gehad, en zijn lange gladde haren hingen tot over zijn schouders. In zijn donkere ogen stond niets te lezen, behalve toen ze groot waren geworden van verbazing omdat ze zijn hele naam kende. Hij bood haar een kans, anders niet. 'Nee. Als de goden een bedoeling met hem hebben, dan is het dat hij mij en Ole naar het land van mijn moeder kan brengen. Als we daar veilig zijn aangekomen, wordt hij gewoon weer handelaar en zal ik hem nooit weerzien. Ik denk dat hij meer voor ons verborgen houdt dan alleen zijn naam.' Ze wist niet hoe ze het anders moest uitdrukken.

'Waarschijnlijk wel. Ik maak me zorgen bij het idee dat je met die man meegaat. Het is lief van je broer om aan te bieden ook mee te gaan, zodat hij je kan beschermen en bewaken.'

'Ja,' erkende Ingrid. 'Zeg tegen Leif dat het me spijt dat we geen afscheid van hem konden nemen.' Maki knikte. Toen Ingrid probeerde haar te omhelzen, verstijfde ze, dus raakte Ingrid alleen even haar koude hand aan. 'Het spijt me,' fluisterde ze. 'Ik wou dat ik ook een Inuit-ziel had kunnen krijgen.' Maki ontspande meteen, maar ze klikte even met haar tong. 'Je vader is te trots om naar je toe te komen, maar daar zal hij later spijt van krijgen. Jij bent zijn dochter. Ga niet weg zonder hem precies te vertellen wat je op je hart hebt. Gauw, nu het nog kan.' Waarschijnlijk had iedereen Ingrids gedachten kunnen lezen, maar alleen Maki had de moeite genomen. Leif zou een goede vrouw aan haar krijgen.

Ingrid sprong van het rotsblok, trok haar kleren recht en veegde de tranen van haar wangen. Ze liep naar Halvard toe en pakte zijn hand. Toen hij zich probeerde los te trekken, hield ze hem nog steviger vast. 'Papa, alsjeblieft?' Zo had ze hem niet meer genoemd sinds hun vertrek naar de Westelijke Nederzetting. Hij draaide zich zo plotseling om dat ze hem los liet. Ze schrok van zijn roodomrande ogen. Hij keek haar aan alsof hij haar gezicht in zijn hoofd wilde prenten. Ze was de afgelopen winter alweer gegroeid en nu kwam haar kruin tot aan zijn mond. 'Ik moet een plek vinden waar ik niet als een vreemde word beschouwd. Alsjeblieft, papa. Laat me gaan.'

'Je besluit staat immers al vast,' zei hij. Zijn adem stokte. 'Je luistert naar de raad die de geest van je moeder je in je dromen heeft gegeven. Daar kan ik niet tegenop. Ik kan je geen eigen huis aanbieden. Ik ben ook een vreemdeling.'

'Jij niet, papa. Jij hoort hier thuis op een manier die voor mij niet is weggelegd. Jij hebt familie: Qisuk en Padloq, Leif en Maki, Sammik en zijn broers. Ik hoor niet thuis in het land van de Inuit en dat weet iedereen. Nanoq heeft het zelf gezegd.' Ingrids toon was triest maar overtuigend. 'Ik ga op zoek naar het volk van mijn moeder en zal mijn huis ergens in het zuiden vinden.'

'Maar zul je een huis of de dood vinden?' Zijn gezicht vertrok, maar direct daarna trok hij haar hard tegen zich aan en sloeg zijn armen om haar heen. Ze vertelde hem niet dat hij haar pijn deed, want de pijn deed haar goed omdat daaruit bleek hoeveel hij om haar gaf. 'Ik hoop dat Ole zijn leven niet weggooit. Ik moet ook met hem praten.'

'Ja, papa,' zei ze. 'Je moet ook met Ole praten.' Ze liet hem met tegenzin los en probeerde de tranen te verbergen die over haar wangen biggelden.

Halvard liep samen met Ole langs het water, diep in gesprek. Ze leken sprekend op elkaar, een oudere man en zijn jongere evenbeeld. Alleen iemand die hen goed kende, kon zien hoe verschillend ze waren. Halvard was een open boek, terwijl Ole zijn gevoelens zo diep wegstopte, dat het leek alsof hij ze zelf niet meer kon vinden. Ingrid vroeg zich af wat ze tegen elkaar zouden zeggen, maar ze kon hen niet verstaan.

Ze bleven staan. Halvards rug was gebogen. Hij leek in één nacht jaren ouder geworden. Ingrid zag dat haar vader zijn stalen mes met het ivoren heft had getrokken. Hij hield het omhoog in het zonlicht. Maki had zich bij Ingrid gevoegd en pakte haar hand. Ingrid wees naar haar vader en haar broer. 'Wat zijn ze aan het doen?' vroeg ze schor.

'Halvard houdt zijn sterrensteenmes omhoog, dat hij in het oude land van je moeder heeft gekregen,' antwoordde Maki zonder te aarzelen. 'Dat had zij uit haar land meegebracht. Mijn vader heeft het bijpassende mes. Jaren geleden werden ze hartsbroeders door elkaar hun messen te geven. Je hoort wel dat ik alle oude verhalen ken.'

'Wat doet mijn vader met zijn mes?'

'Hij toont het aan de zon,' zei Maki. 'Hij spreekt tegen de hemel. Ik denk dat hij jullie goden verzoekt om een gelofte te bezegelen.'

Halvard liet het mes zakken, kuste het lemmet en gaf het aan Ole. Plotseling begreep Ingrid wat zich net voor haar ogen had afgespeeld. Door Ole het mes te geven dat het huwelijk met haar moeder had bezegeld, gaf hij hun een stukje van zichzelf mee. En wat er daarna gebeurde, sloeg haar helemaal met stomheid. Halvard en Ole stapten naar elkaar toe en omhelsden elkaar innig. Daarna liepen ze arm in arm terug naar de boten.

'Maki!' riep Ingrid uit. 'Wat ben ik daar blij om!' Voordat Maki op die uitroep kon reageren, voegde ze eraan toe: 'De handelaren stappen al in hun kano's. Ik moet me haasten, want ik moet nog afscheid nemen van je familie en hen bedanken voor alles wat ze voor me hebben gedaan.'

Ze omhelsde iedereen en Sammik deed geen moeite om zijn tranen te verbergen. 'Je hebt een lange weg voor de boeg. Ik zal de Vrouw van de Zee in mijn gebeden smeken om op je te passen.'

De laatste van wie ze afscheid nam, was Qisuk. 'Wilt u alstublieft tegen Padloq zeggen dat het me spijt? Ik zal haar nooit vergeten. Maar ze zal het wel begrijpen.'

'Misschien wel.' Qisuk kneep zijn ogen samen. 'Moge de Vrouw van de Zee je behoeden en ervoor zorgen dat je niets overkomt terwijl je over haar rijk reist,' zei hij vroom. Hij stak twee vingers in zijn mond en floot schel om zijn mannen te waarschuwen. 'We vertrekken.' Ingrid besefte dat ze waarschijnlijk al weg waren geweest, als hij niet had gewacht tot ze met Halvard had gesproken.

De kano's konden elk moment vertrekken. Halvard bracht Ole en Ingrid naar hun boot, omhelsde Ole en bukte zich toen om een kus op haar voorhoofd te drukken. Ze sloeg haar armen om hem heen. 'Veel geluk op het vasteland. Pas goed op jezelf, allebei.'

'Ik zal mijn best doen,' zei Ole terwijl hij op het heft van zijn nieuwe mes klopte. 'Ik wens u veel geluk in het noorden.'

Wegsneller, die vlakbij stond, draaide zich om en wachtte tot de oude man zou vertrekken. Hij leek niet in het minst aangedaan door het roerende tafereeltje. Voordat Halvard wegliep, riep hij hem toe: 'Mohawk!' Wegsneller keek geschrokken op. 'Als je mijn dochter bedriegt, zal mijn geest je kelen.' Hij sprak in het Noors en zijn woorden waren eigenlijk voor Ole en Ingrid bestemd, maar ze hoefden niet vertaald te worden. Wegsneller raakte zijn borst aan en balde zijn vuist, de beste manier om een belofte af te leggen bij gebrek aan een taal die ze allebei verstonden.

Nadat het opperhoofd van de Naskapi op rituele wijze afscheid had genomen van de beide Inuit-dorpshoofden, gaf de kapitein van hun kano eindelijk het bevel om te vertrekken. De kano's voeren de baai in en Boy, die tussen Ingrids knieën zat, begon zacht te janken toen het tot hem doordrong dat ze weer op het water zaten.

Ingrid keek achterom naar de brede umiaks die terugpeddelden naar hun dorpen. Maki zat met haar gezicht naar achteren om de kano's na te kijken tot ze uit het zicht waren. Het laatste wat Ingrid van de umiaks en hun inzittenden zag, was het doffe rood van haar vaders haar dat los in de wind wapperde. Ze stootte Ole aan en wees. 'Ze zijn weg.'

Zijn gezicht stond grimmig. 'Ja,' zei hij in het Noors. 'Vanaf nu kunnen we beter vooruitkijken.'

Ze brachten de nacht door op een eilandje dat kleiner was dan het eerste. Ze vroeg zich af wanneer ze de eerste bomen zouden zien. In de schemering keek Ingrid toe hoe een stel wolven in de verte een grijsbruine sneeuwhaas ving. De Naskapi legden een vuur van drijfhout aan, kookten vis bij wijze van avondeten en zetten hun lage tenten op. Voordat ze gingen slapen, begon Wegsnel-

Ier het eerste deel van zijn belofte in te lossen. Hij leerde hen de woorden voor het vuur, het vlees en het strand.

Ingrid besefte ineens hoe afhankelijk ze van hun gids zouden zijn tot ze zijn taal spraken. 'Als de Naskapi hem aardig vinden, kan hij toch niet zo slecht zijn,' fluisterde ze in het Noors tegen haar broer.

'Schooiers zijn geboren bedriegers,' antwoordde Ole. 'Maar we hebben hem nodig. We moeten de taal van je moeder leren spreken en leren hoe we in een bos moeten jagen om te overleven. Hij kan ons de weg wijzen naar het land van je moeder, maar hij zal er niet voor kunnen zorgen dat je door de mensen daar geaccepteerd wordt. Als ze hem gedwongen hebben om te vertrekken, zal hij bij hen geen enkele status hebben.' Ole zei hardop waar zij niet over na had willen denken. De kans bestond dat ze niet toegelaten zouden worden. Ze kon er niets tegenin brengen, want ze deelde Oles twijfel.

Laat in de middag werden de tenten opgezet op een landtong. 'Hier woont niemand. Morgen Naskapi-dorp,' vertelde Wegsneller.

Hun kamp werd aan drie kanten omringd door water, maar het binnenland was begroeid en groen. 'Alle goden, wat staan hier hoge bomen,' zei Ingrid.

Wegsneller keek haar aan. 'Je zei bomen in het Ganeogaono. Wie heeft je dat woord geleerd?'

'Mijn moeder, lang geleden,' zei Ingrid, blij dat het woord haar te binnen was geschoten. Haar moeder moest het uitgesproken hebben op de manier van haar volk. Het leed geen twijfel dat de handelaar en haar moeder bij dezelfde stam geboren waren. En daarom zou Wegsneller ook heel anders over vrouwen denken dan de Naskapi of de Inuit. Misschien zou hij haar er ook bij betrekken als er overleg gepleegd moest worden. Hij had in ieder geval weinig reden om alleen met Ole te praten.

Boy, die blij was dat hij niet meer in de kano hoefde te zitten, blafte tegen de vogels en joeg ze weg. Toen de kapitein iets tegen haar zei, wijzend op de hond, begreep Ingrid meteen wat hij bedoelde. Ze gaf Boy een stevige tik op zijn neus en beval hem op scherpe toon dat hij stil moest zijn. De hond begreep snel wat ze bedoelde, maar hij bleef happen naar alle vogels die in de buurt kwamen. Gelukkig kon hij vrijuit rondrennen op het schiereiland.

Ingrid vroeg zich af hoe ze een halsband voor hem kon maken en een lijn om hem vast te houden. Ze had niet meer meegenomen dan ze kon dragen, in de hoop dat ze door middel van ruilhandel alles zou kunnen krijgen wat ze nodig had voor de reis. Toen ze hen in gebarentaal duidelijk maakte wat ze zocht, gaf een van de mannen haar onmiddellijk de spullen die ze nodig had.

Ze probeerde haar excuses aan te bieden voor het enthousiaste gedrag van de jonge hond, maar de mannen woven haar woorden weg en haalden hem aan. Boy reageerde op ieder woord en scheen de taal van de Naskapi sneller op te pikken dan zij en Ole.

'Hij leert snel,' bracht Ole haar in herinnering. 'Hij wordt al behoorlijk groot en hij is een geboren jager. We zullen veel plezier van hem hebben.'

'Ja,' beaamde Ingrid. Mitsoq zou Boy gedood hebben omdat hij niet aan de eisen voor een sledehond voldeed. Het feit dat ze zich tegen die gewoonte had verzet, was de directe aanleiding geweest voor haar vertrek uit het dorp van Niroqaq, maar ze had zich al lang daarvoor niet prettig gevoeld. Ze had geweten dat ze ondanks de risico's de eerste de beste kans om te vertrekken zou aangrijpen. Wat ze ook van Wegsneller mocht denken, de man had haar die kans geboden. Ze besloot dat ze aardig voor hem moest zijn en hem moest vertrouwen tot zou blijken dat hij dat niet waard was.

's Avonds glipten een paar Naskapi weg, gewapend met harpoenen en netten. Ze kwamen terug met een stel jonge zeehonden, genoeg om het hele kamp van voedsel te voorzien. De jagers trokken zich terug in hun tenten om nog een paar uurtjes te rusten, terwijl de anderen hun buit zouden koken. Ingrid greep de gelegenheid aan om haar reis te verdienen en de Naskapi te bedanken omdat ze hun meegenomen hadden. Ze ging aan het werk met haar ulu en vilde de dieren netjes. Van de dikke, waterdichte huiden konden warme dekens gemaakt worden. Nadat het hart en de longen teruggegooid waren om de zeehonden te bedanken voor hun offer, stapelde ze het vlees in plakjes op om gekookt te worden. Daar zorgden de mannen voor, zodat Ingrid de tijd kreeg om de binnenkant van de huiden schoon te wrijven met zand en de laatste restjes bloed en vet weg te spoelen. Nadat ze de huiden had uitgewrongen en binnenstebuiten op stenen had gelegd om te drogen, bewaarde ze de blazen en de magen om als voorraad- en waterzakken te dienen.

Het duurde niet lang voordat de Naskapi ontzag kregen voor de vaardige manier waarop Ingrid gebruikmaakte van het ronde lemmet van haar ivoren Inuit-mes. Wegsneller wreef nadenkend over zijn kin toen de jagers haar toestonden om de huiden te houden. 'Hij zit na te denken waar hij de huiden voor kan ruilen en hoe hij van jou diensten gebruik kan maken om andere dingen te krijgen,' merkte Ole in het Noors op.

'Hij zal wel merken dat ik net zo goed kan handelen,' zei Ingrid in dezelfde taal. 'We moeten goed opletten en zoveel mogelijk Naskapi-woorden leren. Dat zal ons helpen om door het gebied van de Algonquian te komen, zodat we niet helemaal aan Wegsneller zijn overgeleverd.'

Ole trok zijn wenkbrauwen op. 'Wegsneller weet dat we het over hem hebben. Hij is er al achter hoe zijn naam in onze taal klinkt. In ieder geval weet hij niet wat we zeggen. Hij kijkt nu al boos.' Hij krabde aan zijn neus en plukte er een dikke mug vol bloed af. 'Hij houdt niet van geheimen, tenzij het de zijne zijn.' Ingrid keek hem aan en bedacht dat er bepaalde overeenkomsten waren tussen de handelaar en haar broer.

De volgende ochtend vertelde Wegsneller hen dat ze hun warme Inuit-kleren in het dorp van de Naskapi moesten ruilen voor andere kleren, omdat ze daar in de zomer niets aan zouden hebben. Ze moesten bovendien zo min mogelijk bagage meenemen, zodat ze in de maanden zonder sneeuw een zo groot mogelijke afstand konden afleggen. Ingrid hoopte dat ze haar kamiks zou kunnen ruilen voor het lichte schoeisel dat de plaatselijke bevolking droeg. Terwijl ze daar over zat na te denken, wees Wegsneller op Oles baard en zei dat die eraf moest. Ole protesteerde.

'Sufferd,' zei Wegsneller minachtend. 'In gevecht, krijger pakt, rukt.' Hij deed net alsof hij een keel doorsneed. 'Geen Ole meer.'

Ole fluisterde in het Noors tegen zijn zusje: 'Moet ik mijn haar ook zwart verven en mijn gezicht donker maken? Niemand zal ons voor inboorlingen houden.' Hij betastte zijn baard en keek naar Wegsneller die zich niet had verroerd. 'Maar hij heeft wel gelijk.'

Voordat ze opnieuw in hun kano's stapten, knipte Ole zijn baard af met de geoliede, ijzeren schapenschaar die hij aan een leren band onder zijn hemd droeg. Ingrid wist niet eens dat hij die nog steeds had. Daarna pakte hij een stuk zachte leisteen ter grootte van een hand van het strand en spoelde het schoon in de zee. Hij sleep zijn stalen mes tot het scherp genoeg was om zich te kunnen scheren en nadat hij zijn wangen en kin had ingesmeerd met gestold vet ging hij aan de slag, zonder zich iets aan te trekken van de nieuwsgierige blikken van de Naskapi. Toen hij klaar was, spoelde hij eerst zijn mes af en pas toen dat weer veilig in de schede zat, waste hij zijn blote gezicht met zeewater. Hij trok een grimas toen het zoute water in de wondjes beet die hij had veroorzaakt. Ingrid staarde hem met grote ogen aan. Haar broer zag er weer uit als een baardeloze jongeling.

Wegsneller knikte tevreden. 'Veel beter,' zei hij.

Toen ze in het dorp aankwamen, waren de feestelijkheden al in volle gang. Wachtposten langs de kust hadden hen aan zien komen. Kariboes werden boven lage vuurtjes geroosterd en in grote lemen potten sudderde een visschotel om de handelaren welkom thuis te heten. Een sjamaan zwaaide met een pijp vol brandende tabak en tekende met de rook patronen in de lucht om hun Manitou te danken voor het feit dat ze weer veilig thuis waren. Ze begrepen meteen de betekenis van dit ritueel en dankten op hun beurt de Vrouw van de Zee voor de veilige overtocht. Ole bedankte Thor omdat hij zijn donderwolken in toom had gehouden.

Ingrid en Ole bleven vlak bij hun gids. Voor zover Ingrid begreep, vertelde Wegsneller iedereen precies wat ze waren: bezoekers uit het noorden, vrienden van de Eskimo's, die eigenlijk uit een heel ander land kwamen, ver weg in het oosten. Ingrid was blij dat niemand hen vroeg waarom ze bij hun eigen volk waren weggegaan.

Wegsneller vertelde hen dat de ronde, met dierenhuiden bedekte hutten 'wigwams' heetten. Hij wees hen erop dat wigwams heel anders waren dan de langehuizen waar zijn volk in woonde. 'Langehuizen,' herhaalde ze. 'Dat woord heb ik ook weleens van mijn moeder gehoord.'

De vrouwen waren verrukt van Ingrids roodbruine vlechten en tilden ze op om ze te bestuderen. Ingrid besloot om daar haar voordeel me te doen. 'Mag ik je schaar even lenen?' vroeg ze aan Ole. Als voorbereiding op hun reis knipte ze resoluut haar haar af ter hoogte van haar wangen, zodat ze niet door een vijand bij haar vlechten kon worden gepakt. Ze bond de losse vlechten af met leren bandjes en ruilde ze met een van de vrouwen voor een paar mocassins en voedsel voor onderweg.

'Pemmican' heette dat volgens Wegsneller. Het bestond uit hertenvlees en vet dat in schoongemaakte darmen was gestopt en aan een dwarsbalk in een wigwam boven geurende bladeren eerst was gerookt en vervolgens gedroogd. Als ze genoeg tijd hadden, kon er een voedzame soep van gemaakt worden, maar het kon ook zo gegeten worden.

Tijdens hun tweede dag in het dorp slaagde Ole erin om zijn schaar te ruilen voor een nieuwe en soepele boog, die in het midden omwikkeld was met leer zodat hij mooi rond stond. Hij kreeg er ook nog twee goede, extra pezen bij die hij zorgvuldig in zijn rugzak opborg. De Naskapi waren zo onder de indruk van de schaar dat ze er bovendien nog een pijlkoker met twintig goede, van ganzenveren voorziene pijlen bij deden. Ole oefende met zijn boog door pijlen af te schieten op bomen die hij de helft van de keren raakte.

'Maar nu ben je je schaar kwijt,' zei Ingrid, die dat verlies maar moeilijk kon verwerken. Hoewel ze niet verwachtte ooit nog een schaap onder ogen te krijgen, was het een aandenken aan thuis. 'Ik zal meer aan mijn boog hebben dan aan die schaar als de pemmican op is,' zei hij met een klopje op zijn draagband. 'Ik kon het niet verdragen om de schaar thuis of in het noorden achter te laten, maar ik had nooit verwacht dat ik hem hiervoor zou gebruiken.' Hij wreef over zijn blote kin en trok een gezicht. Hij schudde zijn hoofd. 'Maar het zou heel onverstandig zijn om de mensen hier op het vasteland aan het schrikken te maken. De Inuit wisten in ieder geval van ons bestaan. Vergeet niet hoe bang je eigen moeder was toen ze vader voor het eerst zag. Het ziet ernaar uit dat ik mijn gezicht bloot moet houden en moet proberen om door te gaan voor een Vinlandse Skraeling.'

'Als je dat zo erg vindt, kun je nog altijd teruggaan,' merkte Ingrid op, hoewel ze niet zeker wist of ze zijn aanbod om haar te beschermen en haar laatste band met thuis wel kwijt wilde raken. 'Niemand zal je tegenhouden. De Naskapi blijven ieder jaar nadat het ijs gesmolten is handel drijven met de Inuit.' Ze vroeg zich af wat zijn antwoord zou zijn. Ze was bang dat hij het haar kwalijk nam dat hij dit offer had moeten brengen. Hij had de kans om zijn eigen leven te leiden opgegeven om haar veilig naar het land van haar moeder te brengen. 'Je hebt genoeg gedaan. Dat weet grootvader ook,' voegde ze eraan toe.

'Ik heb die belofte niet aan jou gedaan, dus jij kunt me er ook niet van ontslaan,' antwoordde hij. 'Ik heb je al eerder gezegd dat ik je net zolang zal beschermen als dat nodig is. Voorzover ik daartoe in staat ben.' Hij ging er niet verder op in, maar Ingrid was toch opgelucht.

Ze ruilde haar kamiks voor een leren jurk en beenstukken, plus een jasje met mouwen. Voor haar ivoren ulu kreeg ze een vuurstenen mes met een houten heft en een stenen schraper met inkepingen voor haar vingers.

Iemand bood haar in ruil voor haar anorak een houder met leren schouderriemen voor haar rugzak aan, gemaakt van rechte, van schors ontdane takken. De warme, dikke anorak zou haar tijdens de zomer alleen maar tot last zijn. Als het winter werd kon ze weer iets ruilen of zelf een geschikt kledingstuk maken. Wegsneller had gezegd dat zijn land ver weg lag. Ze zouden heel voorzichtig moeten zijn, wat inhield dat ze in de buurt van vijandige steden en kampen 's nachts zouden moeten reizen. Het zou best kunnen dat ze de komende winter nog steeds onderweg zouden zijn.

Een man bood Ole een tweede paar mocassinlaarzen aan voor zijn stalen mes, maar Ole schudde zijn hoofd. Hij raakte met de platte kant van het lemmet de plek van zijn hart aan om duidelijk te maken dat hij er geen afstand van wilde doen.

Als afscheidsgeschenk gaf de vrouw van het opperhoofd Ingrid een stuk vuursteen en een grijze steen met ijzererts waarmee ze vuur kon maken. Zoals hij al had voorspeld, vond de Naskapi-vrouw het jammer dat haar gasten alweer zo snel zouden vertrekken.

Voordat de zon onderging, zei Wegsneller tegen hen dat ze bij het krieken van de dag op moesten staan. Hij tekende een kaart voor hen in het zand waarop te zien was dat het land in het zuiden ver naar het oosten boog. 'Wij gaan zo,' zei hij en trok de weg die ze zouden volgen met een twijgje. 'Vijf dagen lopen,' zei hij. 'Bos. Kleine rivier.' Hij voegde nog een paar lijnen en bomen aan zijn kaart toe. 'Na kleine rivier, gebied van Algonquian.'